32
spreekt als zijn mening uit dat het 1 juli-pakket onaanvaardbaar is, en be
sluit b. en w. op te dragen:
1dit standpunt ter kennis te brengen aan regering en parlement;
2. in VNG-verband samen met andere gemeenten stappen te ondernemen om
deze stellingname verder kracht bij te zetten,
spreekt verder als zijn mening uit dat:
- ten gevolge van een falend rijksbeleid de gemeente noodgedwongen een
eigen minima-beleid moet voeren;
- dit beleid een samenhangend pakket van maatregelen moet omvatten,
en besluit b. en w. op te dragen om, op korte termijn, naast de in de raads-
brief voorgestelde maatregelen te onderzoeken of en op welke wijze de
voorstellen, zoals vervat in een door de belangenorganisaties van uitke
ringsgerechtigden aan het gemeentebestuur aangeboden eisenpakket, kunnen
worden gerealiseerd."
De motie is mede-ondertekend door mevrouw Van der Werf en mevrouw De Jong. De tweede motie luidt
als volgt.
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 4 juni
1984,
overwegende dat:
- de huidige bijstands- en RWW-uitkeringen te laag zijn om te kunnen
voorzien in de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan;
- het noodzakelijk is dat regering en parlement zich positief uitspreken over
het optrekken van die norm;
- een uitspraak van de Kroon daaromtrent, uit te lokken door middel van
een door de gemeente te voeren proefproces, daaraan een bijdrage kan
leveren,
besluit b. en w. op te dragen in overleg met de directie van de Gemeente
lijke Sociale Dienst hiertoe de noodzakelijke stappen te ondernemen."
De motie is mede-ondertekend door mevrouw Van der Werf en mevrouw De Jong.
De Voorzitter: Beide moties zijn voldoende ondersteund en maken deel uit van de beraadslagingen,
De eerste motie krijgt nummer I, de tweede nummer II.
Mevrouw Van der Werf: Voor ons ligt een notitie waarin wordt ingegaan op het gemeentelijk beleid
ten aanzien van de echte minima. Allereerst wil ik kwijt dat het oneigenlijk en dieptreurig is dat de
gemeente een minima-beleid moet voeren, omdat het rijk zijn plicht wat dat betreft niet nakomt. Het
rijk laat het volledig afweten, sterker nog, het dwingt door middel van een bewust politiek financieel
beleid mensen met een minimum-inkomen in een pure armoede situatie.
Eén juli, een datum met een beruchte klank, staat vlak voor de deur. Met ingang van die datum
wordt door de huidige CDA/VVD-regering opnieuw een aanslag gepleegd op de inkomens van de slacht
offers van de crisis. De huursubsidie gaat omlaag, de huren gaan omhoog, er vindt een korting plaats
van 3% op de daglonen van WAO-ers, WWV-ers en WW-ers en de uitkering van hen die een voordeur
delen gaat met maar liefst minimaal 10% omlaag. Een schandalig beleid waar de gemeenten, die via
hun sociale diensten en signalen van individuele en groepen uitkeringsgerechtigden dagelijks merken
hoe hoog de nood voor steeds grotere groepen mensen stijgt, zich met kracht tegen moeten verzetten. In
plaats van dat de regering het noodgedwongen toenemend beroep op de sociale zekerheid terugdringt
door een actief werkgelegenheidsbeleid te voeren - door met plannen voor drastische arbeidstijdverkor
ting te komen -, wordt geprobeerd de kosten te drukken door uitkeringen te verlagen. De uitkerings
trekkers als sluitpost op de begroting. Geen forse belastingverhoging voor de bovenmodale verdieners,
maar een aanslag op de inkomens van hen die het toch al niet meer kunnen redden. Het heeft niets meer
te maken met de sociale zekerheid, laat staan met een eerlijke verdeling van inkomens of solidariteit
met zwakkeren. Het is puur het vergroten van de verschillen en dat heet heel doodgewoon rechts beleid,
Er wordt niet meer naar gekeken of mensen met een minimale uitkering nog wel kunnen voorzien in, zo
als in de Algemene Bijstandswet (ABW) staat omschreven, de algemeen noodzakelijke kosten van het be
staan. Er vindt geen toetsing meer plaats, geen politieke discussie, over de vraag wat een minimaal
verantwoord voorzieningenniveau wordt geacht. Het is te simpel om normen voor een bestedingsniveau
louter te relateren aan tien of vijftien jaar daarvoor en op basis daarvan te stellen dat een korting op
uitkeringen al dan niet aanvaardbaar is.
33
Jan de Boer, directeur van onze GSD, stelt in Lokaal Bestuur dat het begrip "noodzakelijke kosten
van het bestaan" bepaald wordt door wat de doorsnee bevolking op een gegeven ogenblik in een bepaal
de cultuur en samenleving het minimaal verantwoorde materiële en immateriële voorzieningenniveau
voor zowel het individu als het collectief vindt. Dat verschilt steeds weer in tijd en plaats. Met andere
woorden, op gezette tijden moet de politiek aangeven welke voorzieningen zij wel of niet voor de mi
nima aanvaardbaar acht.
Ik kom dan nu bij de raadsbrief. Op bladzijde drie komt het voorstel van b. en w. om een reactie
te geven naar regering en parlement in feite op hetzelfde neer als wat ik net heb gesteld. Wij zijn het
daar dan ook mee eens. De voorgestelde reactie is echter niet volledig. Het belangrijkste ontbreekt
daarin ons inziens, namelijk een ondubbelzinnige uitspraak over het feit dat de huidige bijstandsnorm te
laag is om nog redelijkerwijs in een minimaal behoeftepakket te kunnen voorzien. De brief van mevrouw
Schouwstra, die ons allen is toegestuurd, Iiegt er niet omEr blijkt overduidelijk een tekort. Hetzelfde
geldt voor de berekeningen die DIVOSA-Friesland ons deed toekomen. Met andere woorden, het gaat
niet langer om, zoals b. en w. stellen, een discussie over het inkomensniveau van de minima, maar het
gaat erom signalen te geven dat het inkomensniveau onaanvaardbaar laag is. Het gaat erom zodanig
druk uit te oefenen dat het inkomensniveau omhoog gaat. Daar gaat het in de motie dan ook over.
Een ander punt uit het 1 juli-pakket is, ik noemde het al, de woningdelersnormEen maatregel die
wij volstrekt van de hand wijzen. In de eerste plaats om principiële argumenten, waarvan mevrouw
Vlietstra er al één heeft genoemd. Het beginsel van de individualisering wordt rigoureus door de maat
regel aangetast. De maatregel leidt ook tot bestedingsdwangWie, om geld uit te sparen, wooncomfort
opoffert wordt gestraft. De woningdelersmaatregel maakt mensen, die al of niet gedwongen een woning
delen en die soms wel maar vaak niets met elkaar te maken hebben, financieel van elkaar afhankelijk.
Zij hebben daar niet voor gekozen; de maatregel brengt hen onverwacht in deze positie. Werklozen
worden afhankelijk gemaakt van woninggenoten die wel betaald werk hebben. Het brengt hen ook in
hun eigen huis in een ondergeschikte positie. Van een vrije keuze voor een woonvorm is geen sprake
meer als gemeenschappelijk wonen financieel onmogelijk wordt gemaakt. Nieuwe woonvormen krijgen
geen kans om zich te ontwikkelen. Daarnaast ontbreekt iedere onderbouwing van de maatregel. Uit ver
schillende bronnen blijkt dat de woonlasten van woningdelers vaak hoog oplopen en vaak ook beslist
niet lager zijn dan die van andere woonvormen. De sociale diensten krijgen straks de uitvoering van de
ze maatregel op hun nek. Staatssecretaris De Graaf zegt dat het gegeven dat men met één of meer an
deren een woning deelt ondubbelzinnig en volgens objectieve maatstaven te bepalen is. De staatssecre
taris vindt uitvoering van deze maatregel geen verzwaring van de taken van de sociale diensten. Wij,
en ook daarover is DIVOSA heel duidelijk, zijn het daar niet mee eens. Het is een maatregel die tallo
ze extra onderzoeken zal vragen. Kortom, een verzwaring van de taken van de sociale diensten.
Bij de bezetting, afgelopen woensdag, van het gebouw van de GSD door organisaties van uitke
ringsgerechtigden, werd er op gewezen dat het protest door middel van brieven aan de regering, het
parlement en de VNG het risico loopt in de papiermolen te verzanden. Wij delen die ongerustheid en
wij vinden dan ook dat er samen met andere gemeenten nagedacht moet worden over andere stappen die
gemeenten kunnen zetten om de protesten kracht bij te zetten. Ook daar gaat de motie, zoals gezegd,
op in. Een van de manieren waarop dat kan is een proefproces, een idee van de directie van onze GSD.
Een idee waarvan het college al te gemakkelijk constateert dat het enige effect wellicht een publicitai
re waarde is. Wel, dat laatste is natuurlijk ook bepaald niet onbelangrijk in de situatie waarin wij ver
keren. Maar wij zijn bovendien van mening dat, als je een dergelijk proces met voldoende inhoudelijke
argumentaties start, het nog zeer de vraag is of de Kroon daar omheen zal gaan. In ieder geval is het
het proberen waard. Vandaar die tweede motie.
Dan het gemeentelijk beleid. Op bladzijde vijf van de raadsbrief stelt het college waar het gaat
om het sanctiebeleid: "De gemeenten hebben naar onze mening echter niet de vrijheid om ten principa
le te besluiten dat wanneer zich één van de situaties voordoet zoals omschreven in artikel 14 van de
Wet Werkloosheidsvoorziening of artikel 18 van de Rijksgroepsregeling Werkloze Werknemers in het al
gemeen geen korting op de uitkering van de betrokkene zal worden toegepast." Wij hebben hierover al
meerdere malen discussies met het college gevoerd. Wij zijn het niet eens met de interpretaties van het
college van de richtlijnen aan de gemeenten. Ons inziens staat er dat gemeenten sancties kunnen tref
fen en staat er niet dat zij daartoe gehouden zijn. Wij hebben de raad al verschillende keren voorge
steld geen sancties toe te passen op minimale uitkeringen. Helaas is voor dat standpunt geen steun te
verwachten. Ik zal daarom op dit moment ook niet opnieuw een dergelijke motie indienen. Het is nog
maar enkele maanden geleden dat wij dat gedaan hebben.
Op bladzijde vijf van de raadsbrief gaat het college onder B. in op maatregelen die de verslechte
ring van de financiële positie van de "echte" minima enigszins kunnen verzachten.
Met betrekking tot het onder B genoemde punt 1Belastingen en tarieven het volgendeDit punt is