38
gen over de ingediende motie over het proefproces. De WD en het CDA wijzen zo'n proces af en con
formeren zich aan de opstelling van het college. Wij menen dat dit een juist standpunt is, want wij vin
den dat wij ons als publiek orgaan niet op een dergelijke wijze in de arena kunnen begeven. Wij weter
formeel dat wij het proces verliezen, wanneer wij een dergelijke zaak aanhangig maken. Met het be
sluit Landelijke Normering in de hand weten wij dat wij geen been hebben om op te staan. Wanneer je
dat weet moet je ook geen proces voeren. Ik vind dat dan de individuele burgers zich maar moeten wen
den tot hun volksvertegenwoordigers om aan dit probleem maximale aandacht te besteden. Die aandachl
zal straks uitmonden in een opstelling over het advies van de SER. Wij blijven erbij dat wij niet op een
dergelijke wijze als overheidsorganen met elkander kunnen omgaan.
In de tweede motie die is ingediend door de dames VIietstra, Van der Werf en De Jong staat een
opsomming op welke manier de verschillende mensen per 1 juli a.s. worden getroffen door de maatrege
len. Het is nog niet zo ver, want het 1 juli-pakket moet nog worden behandeld in de Tweede en Eerste
Kamer. Wij lopen dus enigermate vooruit op de gang van zaken. De teneur van de raadsbrief is dat wij
eigenlijk vinden dat de bodem van de bestaanszekerheid voor grote groepen van ons volk toch wel is be
reikt. Een deel van het college durft te stellen dat het 1 juli-pakket als zodanig onaanvaardbaar is, eer
ander deel kan zich daar niet in vinden. Een verdere conclusie is dat ten aanzien van het falend rijks
beleid de gemeenten noodgedwongen een eigen minima-beleid moeten voeren. Wij willen er op wijzen
dat de stappen die wij hebben gezet met betrekking tot de kwijtschelding onderdeel zijn van een derge
lijk beleid. De verdere marges zijn voor de gemeente echter toch bijzonder gering. Wij kunnen niet op
treden als corrector van het rijksbeleid. Wij kunnen hooguit in de marge hier en daar proberen wat te
doen. U weet zelf wel hoe de gemeente er financieel voorstaat. Wanneer wij vanuit onze eigen alge
mene middelen grote bedragen zouden moeten vrijmaken ter compensatie van rijksuitkeringen - bij de
ABW en de Rijksgroepsregeling Werkloze Werknemers (RWW) zouden wij tegen het probleem aanlopen
dat er, conform de spelregels van het rijk, meteen gekort wordt - dan moet duidelijk zijn dat de ver
wachtingen op dit stuk van zaken niet te hoog gespannen kunnen zijn. In de motie wordt ook gezegd do
dit beleid een samenhangend pakket van maatregelen moet omvatten. In de raadsbrief hebben wij aan
gegeven binnen welke marges wij menen dat wij wat kunnen doen en dat dat wijst op een samenhang.
Als zodanig menen wij dat de conclusie in deze motie gezien kan worden als een ondersteuning van dat
gene wat wij op het ogenblik al bezig zijn te doen. Ten slotte staat er in de motie dat eens nader on
derzocht zou moeten worden of en op welke wijze de voorstellen, zoals die vorige week door de belan
genorganisaties zijn overhandigd, kunnen worden gerealiseerd. In het adres dat ons is overhandigd staal
een aantal elementen waaraan reeds wordt voldaan. Met een aantal andere is dat nog niet het geval.
Maar wij zijn bereid om dat in ieder geval nader te bekijken en daarover aan de raad informatie te la
ten uitgaan.
Hoe wij het ook wenden of keren, wij zitten met elkander in een situatie die ons met grote zorgen
vervult, dat is duidelijk. Wij hebben dat ook verwoord in de raadsbrief. Tegen die achtergrond wil ik
stellen dat wij, wanneer wij aan de regering, het parlement en de VNG, deze raadsbrief toezenden me:
daarbij de motie die ik net noemde - de motie moet dan natuurlijk wel worden aangenomen -, op dit
moment publicitair gezien het maximale doen wat van ons verwacht mag worden.
De heer Burg: Ik wil eerst reageren op de woorden van de wethouder. Ik heb niet gezegd dat wij
hier vanavond met elkaar krokodilletranen plengen, maar dat dat woord in onze fractie gevallen is vooi
wat betreft de enige oplossing die in de raadsbrief naar voren wordt gebracht, namelijk het schrijven
van een brief. De uitspraak van de PAL-fractie, om ook voor wat betreft de gemeentelijke belastingen
op de nullijn te gaan zitten, spreekt mij dan meer aan, hoewel een vanavond eerder behandeld punt
over stadsverwarming wel eens het tegenovergestelde zal kunnen betekenen.
Ik heb in mijn betoog voldoende duidelijk gemaakt dat de discussie, waarover mevrouw VIietstra
namens PvdA, PAL en D'66 een motie heeft ingediend, volgens ons niet in deze raad thuishoort. Over
het eventueel voeren van een proefproces heb ik al het een en ander gezegd. Onze fractie zal beide
moties niet ondersteunen.
Ik wil de conclusies van mijn verhaal nog even op een rijtje zetten. Wij zijn tegen het schrijven
van de voorgestelde brief. Wij zijn ook niet voor het voeren van een proefproces. Wij zijn tegen de ge
wraakte zinsnede om ook op lokaal niveau te streven naar een meer gelijke verdeling van arbeid, ken
nis, inkomen en macht. De door PAL gedane suggestie voor het onderzoeken van en rapporteren over
mogelijkheden van het instellen van fondsen voor het lenigen van bestaande reöle nood in probleemgen
ten voor wat betreft woonlasten, is een beter uitgangspunt dan het zonder meer stellen dat in het alge
meen mensen met huurschulden, zonder beoordeling van de gronden van deze schulden, niet aangepakt
zouden mogen worden. Wij zouden daarbij wel goed moeten afwegen ten koste van welke andere voor
zieningen een en ander zou moeten gaan.
Wij zijn het eens met de uitbreiding van de "stortingsdienst" via de Volkskredietbank.
39
Mevrouw Vlietstra: Ik wil eerst even ingaan op datgene wat de heer Burg gezegd heeft. Ik heb mij
gestoord aan zijn opmerkingen "veel geblaat en weinig wol" en "krokodiIletranenOf die opmerkingen
nu in de fractie zijn gemaakt of niet, ze worden in ieder geval hier gemaakt. Ik vind dergelijke opmer
kingen eerlijk gezegd nogal badinerend klinken, gezien de ernst van de problematiek waarin veel uit
keringsgerechtigden zich momenteel bevinden.
De heer Burg is verder van mening dat het inkomensbeleid een landelijke zaak is. Ik ben dat uiter
aard van harte met hem eens. Maar ik ben het niet met hem eens als hij stelt dat de gemeente op die
grond daarover niets mag zeggen en dat de gemeente geen instrumentarium en kennis heeft om maatrege
len van het rijk te beoordelen. Ik denk dat juist de gemeente vanuit de dagelijkse ervaring te maken
heeft met de gevolgen van het rijksbeleid en dat zij op basis daarvan kennis en recht van spreken heeft
in de richting van Den Haag. Het is natuurlijk leuk als de heer Burg vervolgens zegt dat de VVD-fractie
uiteraard begrip heeft voor de problemen van de mensen met de lage inkomens, maar daar kopen zij,
ook letterlijk gezien, niets voor.
De heer Jansma heeft namens zijn fractie gezegd dat hij zich niet wil uitspreken tegen het 1 juli-
pakket, maar dat hij wil volstaan met een waarschuwing aan het adres van de regering, die zich wel
licht niet al tijd realiseert wat de gevolgen zijn van de genomen maatregelen. Ik betreur het dat de
CDA-fractie niet verder wil, zeker als ik denk aan de mooie doelstellingen van het CDA, zoals solida
riteit met de zwakkeren. Er zijn ons brieven geschreven, de heer Jansma heeft in dit verband het CNV
genoemd, er is een bezetting geweest van het gebouw van de GSD, er zijn ervaringscijfers te over,
enz. Bovendien is aan ons een brief gestuurd van DIVOSA-Friesland, een niet-politieke club, die, op
basis van dagelijkse contacten met mensen die van een minimum-uitkering moeten rondkomen, voorre
kent dat het bedrag van de uitkering te weinig is en dat er echt geld bij zal moeten om op een mens
waardiger manier te kunnen leven. Kennelijk is dit voor het CDA nog te weinig materiaal om duidelijke
uitspraken te kunnen doen. Ik vraag mij af wat het CDA dan wel nodig heeft om in dit geval duidelijk
positie te kiezen. Ik moet zeggen dat mij dit nogal tegenvalt van het CDA.
De heer Jansma is ook op onze moties ingegaan. Met betrekking tot de motie over het proefproces
zegt hij dat vooraf de uitslag bekend is. Waar de heer Jansma die mening op baseert weet ik niet, want
ik ben daar op voorhand niet van overtuigd. Ik vind het idee van een proefproces in ieder geval de
moeite waard om uitgeprobeerd te worden. In mijn eerste instantie heb ik gezegd dat het daarbij zeker
gaat om het activeren van de landelijke discussie, maar ook om het nemen van verdere stappen, zoals
brieven richting Den Haag en het stellen van daden, om inderdaad te laten blijken aan welke kant wij
staan. Het argument van de heer Jansma dat de rechtspraak niet misbruikt mag worden en dat een en an
der geld kost, is in dit kader niet op zijn plaats.
De heer Jansma heeft ook een vergelijking gemaakt tussen de uitkeringen die nu gelden en die van
1973. Hij zegt dat de koopkracht nu nog 8i% meer is dan in 1973. Ik vind dat een foute vergelijking,
zeker als de heer Jansma vervolgens zegt dat er sprake moet zijn van een rechtvaardige verhouding tus
sen de minima en de gangbare lonen op een bepaald moment. Het is mij niet helemaal duidelijk waarom
die vergelijking wordt gemaakt tussen uitkeringen op verschillende momenten.
De heer Jansma heeft ook iets gezegd over hulp van kerken. Het is op zich prima dat de kerken
hulp bieden, dat punt wil ik helemaal niet ter discussie stellen, maar het is natuurlijk geen structurele
oplossing. Mevrouw De Jong heeft reeds opgemerkt dat wij, vaak met heel veel strijd, een stelsel van
sociale verzekering tot stand hebben gebracht. Het is een recht dat je een toereikend inkomen hebt en
geen kwestie van liefdadigheid. Wij moeten niet naar de liefdadigheid terug. Wat mij betreft moet de
kerk kunnen doen wat zij vanuit haar verantwoordelijkheid nodig vindt. Datgene wat de kerk echt doet
kunnen wij niet stellen naast of in plaats van de dingen, die wij moeten doen krachtens ons sociale ver
zekeringsstelsel
Van de eerste motie heeft de heer Jansma gezegd dat wij niet kunnen uitspreken dat uit ervaring is
gebleken dat de huidige bijstands- en RWW-uitkeringen te laag zijn. Ik vind nou juist dat wij dat wel
kunnen, omdat wij als gemeente dagelijks worden geconfronteerd met mensen die van zo'n uitkering
moeten leven. Wij hebben een sociale dienst die ook heel duidelijk een signaleringsfunctie heeft. De
dienst komt op basis van deze signaleringsfunctie met gegevens waar wij als gemeenteraad niet omheen
kunnen. Als er één instantie is die iets over deze problematiek kan zeggen dan is dat de GSD en in het
verlengde daarvan de gemeenteraad. Ik ben het wat dat betreft niet met de heer Jansma eens.
Dan nog een opmerking in de richting van b. en w. Ik heb begrepen dat een deel van het college
de eerste door mij ingediende motie, de lange motie, zal steunen. Ik zal daar nu verder niet op ingaan.
Onze motie over het uitlokken van een proefproces neemt het college niet over. Ik betreur dat uiter
aard. Ik heb gemerkt dat wij het er inhoudelijk niet over oneens zijn dat de gemeente stappen moet
ondernemen om de discussie over de hoogte van de uitkeringen te activeren. Waar wij het oneens over
zijn is de taxatie van het effect van een proefproces. Het college gaat er op voorhand vanuit dat het