40 uitlokken van een proefproces geen effect heeft, omdat de Kroon de zaak zonder meer aan de kant legt en geen inhoudelijke uitspraak zal doen. Wij willen daar niet op voorhand vanuit gaan. Wij vinden dat wij zo'n proces moeten voeren en vinden het jammer dat het college daar niet in mee wil gaan. Maar goed, het gaat hier om een verschil van taxatie. Verder heb ik geen opmerkingen in de richting van het college. Mevrouw Van der WerfIk kan kort zijn, want ik kan mij volledig aansluiten bij datgene wat me vrouw VIietstra gezegd heeft. Wat betreft de moties het volgende. Ik ben blij dat in ieder geval een deel van het college bereid is - het gaat over motie I - het onaanvaardbaar uit te spreken over het 1 juli-pakket. Ik vind het uiteraard ook jammer dat het college niet bereid is de tweede motie over het uitlokken van een proefproces te steunen. Als de heer Jansma zegt dat het juridisch gezien duidelijk is dat zo'n proces niet kan, dan vraag ik mij af waar hij dat op baseert. Ik kom in de raadsbrief niets anders tegen dan een bewering over hoe de Kroon in deze zaak zou kunnen handelen. Ik heb weinig juridische argu menten gevonden op basis waarvan je zou kunnen voorspellen hoe dit proefproces er uit gaat zien. De heer Jansma heeft ook nog een opmerking gemaakt over het besluit van deze motie waarin staat: "b. en w. op te dragen in overleg met de directie van de Gemeentelijke Sociale Dienst hiertoe de noodzake lijke stappen te ondernemen." Het lijkt mij niet meer dan normaal dat je, wanneer het onder meer gaat om een uitvoeringskwestie, daarover overleg voert met de directie van de dienst. Ik wil ook nog een paar opmerkingen maken over het betoog van de heer Jansma. In de eerste plaats zijn opmerking over de koopkracht. Ik heb in eerste instantie al gezegd dat het te simpel is om normen voor een bestedingsniveau te relateren aan de situatie van tien a vijftien jaar geleden. Wij kun nen ook zeggen dat de situatie van nu altijd nog een stuk beter is dan die van de jaren dertig. Op basis daarvan zou men elke korting aanvaardbaar kunnen vinden, maar dat is natuurlijk niet de manier om te bepalen hoe hoog een uitkering moet zijn. Ik heb al gezegd dat er op basis van een politieke discussie moet worden uitgemaakt wat een acceptabel voorzieningenniveau gevonden wordt voor iemand die met een minimum-inkomen moet rondkomen. Zoiets doe je niet op basis van percentages van 1973, 1980 en 1984. Want als wij de vergelijking maken tussen 1980 en 1984, dan is er sprake van een keiharde ach teruitgang. In de tweede plaats wil ik een opmerking maken over de collecte in de kerken. Daar is ook al het een en ander over gezegd, waar ik het volledig mee eens ben. Ik wil niet twijfelen aan de intentie die achter zo'n collecte zit, maar ik ben blij dat wij een sociaal zekerheidsstelsel hebben opgebouwd waar door men niet meer afhankelijk hoeft te zijn van de goede giften van anderen. Als dit sociale zeker heidsstelsel teveel wordt uitgehold, dan is het wel weer nodig om te leven van liefdadigheid en dat vind ik een regelrechte achteruitgang. De hear Jansma: Ik leau dat der nochal wat misferstdn is. Ik soe myn ferhaal noch wol even oerlêze wol Ie, mar dat sil ik fansels net dwaan. Mefrou De Jong hat yn earste ynstansje sein dat de minsken yn 1973 noch perspektief hiene, mar dat hja dat no net hawwe. Ik bin dat mei har iens en dat haw ik ek neamd. Wy moatte net fergelykje mei 1973, mar ik wol dat dochs neame, omdat der op dit punt op dat momint ek nochal wat ferskil fan miening wie. It is allegearre tige relatyf, dat haw ik yn myn ferhaal ek sein. Wannear't de froulju De Jong, Vlietstra en Van der Werf harren der oer fernuverje dat ik de diake- nij neam, dan hawwe hja net goed heard wat ik sein haw. Ik haw sein dat wy net ferjitte moatte dat der hjoed-de-dei ek yn Ljouwert eltse snein wer tuzenen gunen ophelle wurde foar de diakenij. Mar ik havr der oan tafoege dat dat op himsels wol in goede saak is, mar dat it struktureel net sa heart. Boppedat haw ik sein dat it CDA en de partijen dêr't it CDA ut fuort kommen is yn it ferline benammen fochten hawwe, mei oaren - dat wol ik der duidlik by sizze -, om soksoarte situaasjes op te doeken en ta struk- turele wetten te kommen. Sa haw ik dat yn earste ynstansje sein en dêrom fyn ik it einliks in bytsje frjemd dat de trije froulju my op dit punt kenlik sa ferkeard begrepen hawwe. Ik wol itjinge ik hjiroer sein haw düdlik understreekje en ik hoopje dat ien en oar no dochs düdlik genóch is. Ik wol it ek noch even hawwe oer de fraach wêr't de grins leit fan de needsaaklike kosten fan be- stean. Wethalder De Vries seit dat hy dat net wit, omdat dy grins foar eltse hüshalding ferskillend is. Dochs binne der inkelde wethalders, under wa de hear De Vries - ik nim dat oan, mar ik bin der net wis fan -, dy11 sizze dat it 1 july-pakket net te oanfurdigjen is. Wethalder De Vries sprekt him wat dat oanbelanget wol in bytsje tsjin. Wat bedoelt de wethalder mei: ik wit it net, de grins is foar eltse hüs halding ferskillend? Butendat hat de wethalder sein dat it in goede saak is dat de SER - ik haw ek noch de Stichting fan de Arbeid neamd - in advys oer dizze saak frege is, omdat de SER by ütstek it kolleezje is dat dêroer advys utbringe kin. Dat advys is noch net binnen en dochs hat de wethalder it oer net te oanfurdigjen. Kinne jo jo wat neier ferdutse, mynhear De Vries? 41 Wat it falende ryksbeleid oanbelanget haw ik niis al sein dat wy net efter dy opmerking stean. Mefrou Van der Werf freget har óf hoe't ik wit dat it juridysk sa düdlik is dat de Kroan in ütspraak dwaan sil, dy11 ófwykt fan wat hjirre troch Ljouwert bedoeld wurdt. Der binne bepaalde wetten yn us Ian, dy11 undersocht wurde moatte. Wy hawwe yn üs lan ek rjochters dy't dat dogge. It giet hjir om in hiel simpele wet dêr't yn fêstlein is dat it om ryksbelied giet en ek it minimum-bedrach fêststeld wurdt. De rjochter kin allinne mar sizze: it is mear of it is minder. As it mear is dan is it dus fout, sa simpel leit dat by de juristen. Wy hawwe dus gjin ferlet fan sa'n proefproses. Op dat punt binne wy it iens mei it kol leezje dat in gemeenteried fan Ljouwert net dy kant ut gean moat. (Mefrou Van der Werf: -De be- ropsproseduere is no krekt bedoeld om nei te gean oft it echt sa simpel leit by de juristen. Jo geane ek aardich fierder dan wat er yn it riedsbrief stiet, mynhear Jansma, want der stiet oars net yn as: "Wij zijn van mening dat de kans groot is, Ik gean fierder, dat hawwe jo goed konstatearre, mefrou Van der Werf. (Mefrou Van der Werf: Jo witte der dus kenlik mear fan óf, mar ja, jo hawwe ek in jurist yn de fraksje sitten.) Wy hawwe yndied in jurist yn us fraksje, mar ik tocht dat jimme ek wol juristen ta jimme foldwaan hawwe. (De heer Pruiksma: De diplomatie van PAL is: wijs mij de vrijwilliger die mijn ongelijk bewijst.) It sil düdlik wêze, mynhear de foarsitter, dat wy tsjin de beide moasjes bliuwe. Mevrouw De Jong: Ik wil een korte reactie geven in de richting van de heer Jansma. Ik ben blij met de uitleg van de heer Jansma over de opbrengst van de diaconie. (De heer Pruiksma: Het was een herhaling van de eerste instantie.) Ik had de woorden van de heer Jansma niet als zodanig begrepen en daarom ben ik blij dat hij datgene wat hij hierover gezegd heeft even heeft herhaald, want ik maakte mij wel degelijk bezorgd. Ik ben blij met deze nadere uitleg. De heer De Vries (weth.): Ik kan volstaan met enkele korte opmerkingen. De heer Burg heeft op een gegeven moment gevraagd wat wij op lokaal niveau hebben te maken met de zaak van spreiding van in komen, enz. Ik wijs de heer Burg er op dat bedoelde zinsnede op bladzijde vier van de raadsbrief recht streeks is ontleend aan het college-programma. (De heer Burg: Wij onderschrijven die gewraakte zin snede dan ook niet, mijnheer De Vries!) Wij houden ons aan het college-programma. Wij proberen bij zondere aandacht te schenken aan het helpen scheppen van financiële en sociale bestaansvoorwaarden voorde zwakkeren. Op lokaal niveau moeten wij de mogelijkheden benutten te streven naar een meer gelijke verdeling van arbeid, kennis, inkomen en macht. Dat lijkt misschien wel wat raar met meer dan 20% werklozen in onze stad; onze intentie op dit stuk van zaken is duidelijk. Ik wil ook nog even ingaan op de "stortingsdienst", omdat die door de heren Burg en Jansma is ge noemd. Over een dergelijke stortingsdienst is overleg gaande. Wij hebben contacten gehad met de wo ningcorporaties. Het overleg met de nutsbedrijven zullen wij verder afronden. Zo gauw wij dat hebben gedaan, komen wij hierover bij de raad terug. De heer Jansma zegt dat hij niet begrijpt dat ik, ondanks dat ik niet weet waar exact de grens ligt van de noodzakelijke kosten van het bestaan, toch achter de betreffende motie ga staan. Ik wil hem er op wijzen dat dat punt voor mij niet van doorslaggevende betekenis is, maar het punt dat de bezuinigin gen in onze samenleving meer rechtvaardig verdeeld moeten worden. Op dat stuk van zaken heeft het kabinetsbeleid gefaald. De heer Heere (weth.): Het lijkt mij voor de volledigheid en misschien ook ter vermijding van mis verstanden goed dat het deel van het college, waarvan wethouder De Vries meldde dat dat zich niet in motie I kan vinden, nog even uitlegt waarom dat zo is. Het wordt dan meteen ook duidelijk uit welke personen dat deel bestaat, hoewel een goed verstaander ook in dit opzicht wellicht aan een half woord genoeg heeft. Wethouder Miedema en ik zijn degenen die zich niet in deze motie kunnen vinden en dat vinden wij eigenlijk erg jammer. In de raad worden wel eens vaker uitspraken gedaan over zaken die wij van groot belang achten, zoals over universitaire vestigingen of wegen. Het gaat thans om minstens zo'n belangrijk punt. Wij proberen altijd naar het rijk toe een zo groot mogelijke unanimiteit na te streven om daardoor het gewicht, dat een dergelijke uitspraak van de raad van Leeuwarden heeft, zo groot mogelijk te maken. Ik constateer dat de uitkomst van de gekozen formulering in de motie, met name een uitdrukking als 'falend rijksbeleid", op voorhand als bekend kon worden verondersteld. Dergelijke formuleringen, in de context van deze motie gezien, zijn er de reden van waarom wij - ik moet zeggen helaas, want ik kan inhoudelijk ver meegaan met sommige aspecten daarvan - niet met de motie kunnen instemmen. Het was mij wel wat waard geweest als deze benadering naar een duidelijk politiek gekleurde situatie toe wat anders ware uitgevallen. Maar het is niet anders. Ik heb de motie te beoordelen zoals die er nu ligt. Op grond daarvan kunnen wij die dan ook niet steunen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1984 | | pagina 21