28 29 omdat dat groepen zijn waarvan de problematiek heel nadrukkelijk herkend is. Het lijkt mij ook zinvol dat de problematiek die wij op het ogenblik herkennen wordt beschreven en dat er apart aandacht aan wordt gegeven. Het moet echter geen limitatief geheel worden, het moet ook mogelijk zijn andere groepen die zich aanmelden en onder deze vlag zouden moeten worden behandeld op te nemen. Het lijkt de heer Niemeijer zinvol de formulieren die met betrekking tot het onderzoek het veld in gaan in de Commissie voor de Volkshuisvesting te behandelen. Ik vraag mij af hoe ver wij in dezen moeten gaan. Natuurlijk zou alles wat het dagelijks bestuur van de gemeente doet kunnen worden voor gelegd aan een commissie. Ik ben echter van mening dat wij wat dat betreft enigszins selectief te werk moeten gaan en dat alleen die dingen moeten worden voorgelegd die heel duidelijke beleidsimplicaties op hoofdlijnen aangeven. Het is mijns inziens ondoenlijk om met zaken als deze naar een commissie te gaan. Op die manier zullen wij er zeker niet in slagen dat de vergadercultuur die wij met elkaar in stand willen houden vermindert. Het verschil tussen uitgangspunt en hetgeen moet worden onderzocht komt volgens de heer Niemeij er in de nota niet duidelijk tot uiting. Ik wil het laten bij de constatering dat hij dat zo vindt. De groei van de woningbehoefte heeft van alle sprekers de nodige aandacht gekregen. Die groei zou voortkomen uit drie dingen, namelijk de natuurlijke aanwas, de migratie en de groeitaakstelling. I heb zopas al tegen de heer Timmermans gezegd dat wij het maken van "Leeuwardertjes" een sympathieke gedachte vinden; dit in het kader van de natuurlijke aanwas. Dat zal echter de bedoeling van de vraac niet zijn. Wat men zich wel afvraagt is of de groeitaakstelling, zoals die in het streekplan naar vorenis gekomen, nog ter discussie wordt gesteld. Het college ziet daartoe geen aanleiding. Het is een stand punt dat heel nadrukkelijk door de provinciale overheid is verwoord en waarmee wij het eens zijn. Ook de rijksoverheid conformeert zich aan dat standpunt, alhoewel dat in absolute getallen gezien niet he lemaal opgaat. Als men de contingent-toewijzing namelijk bekijkt, dan zouden er meer woningen moe ten komen, maar dat heeft dan weer te maken met het totale contingent dat landelijk beschikbaar is. Mijns inziens is er op dit moment geen reden om van die taakstelling, die overigens een- en andermaal door de raad is bevestigd, af te stappen. Er is opgemerkt dat groeiprognoses toch geen eeuwigheidswaarde hebben en de heer Dubbelboer vraagt zich af of een en ander ook eens opnieuw moet worden bekeken. Als jarenlang wordt geconsta teerd dat de prognoses niet meer kloppen met de werkelijkheid, dan zullen ze inderdaad moeten worden gecorrigeerd. De provincie is overigens ook al bezig met het evalueren van het streekplan, met name met het herijken van deze prognoses. Mijns inziens moeten wij dan ook in overleg met de provincie en de rijksoverheid indien nodig tot herijking overgaan. Het college is echter van mening dat het daarvoor nu nog niet de tijd is. Aan de programmatische verbetering van oudere woningen wordt reeds de nodige aandacht besteed, U weet dat wij budget-gemeente zijn voor nieuwbouw. Wij zullen volgend jaar ook budget-gemeente worden voor verbetering van oudere woningen. Overigens is het zo dat binnen het Gemeentelijk Wo ningbedrijf bijvoorbeeld al een hele planning is opgesteld. Ook de corporaties zijn daarmee bezig. Wij zullen als gemeente proberen die zaken te coördineren en prioriteiten vast te stellen, hetgeen tot uiting zal moeten komen in het beleid voor de komende jaren. De heer Buurman vraagt om in de komende nota aandacht te schenken aan de beslissingsruimte die de gemeente heeft voor eigen beleid. Ik denk dat de gemeente een redelijke ruimte heeft voor eigen beleid, hetgeen deels door overleg en deels door bevoegdheden moet worden bereikt. Die beleidsruimte is dus eigenlijk vrij algemeen bekend. Ik wil echter best eens overleggen of het zinvol is een en ander te beschrijven in de toekomstige nota, hetgeen mijns inziens vrij eenvoudig te doen is. Dan is er nog het probleem van de stadsinbreiding. Zoals bekend legt de raad volledige prioriteit bij het bouwen in stadsvernieuwingsgebieden. De heer Buurman vindt dat er een inventarisatie moet ko men van de mogelijkheden om in te breiden. Tijdens de laatst gehouden begrotingsvergadering heb ik gezegd dat het college er de voorkeur aan geeft om per plangebied een dergelijke verkenning te plegen, Zoals u weet zijn wij daarmee ook al bezig. Bij stadsvernieuwingsgebieden waarvoor plannen worden gemaakt wordt heel nadrukkelijk gekeken naar de mogelijkheden om te komen tot woningbouw. Met het oog op de tijd die hiervoor nodig is heb ik destijds al gezegd dat ik er niet zo voor ben om nu heel veel tijd te steken in een onderzoek naar de mogelijkheden in alle stadsvernieuwingsgebieden of in gebieden met oudere woningen. Een veel praktischer werkwijze is om per plangebied naar de mogelijkheden te kijken. Tevens is uitgesproken dat de bouw in die gebieden de absolute prioriteit zal krijgen. De behoefte aan kleine woningen is groot, dat zijn wij wel met elkaar eens. De heer Buurman zet enige vraagtekens bij de toekomstwaarde van dat uitgangspunt, gezien het feit dat er op dit moment een sterke inkomensdaling optreedt. Voorts heeft hij gezegd het niet eens te zijn met het uitgangspunt met betrekking tot het woonrecht van 18-jarigen. Het college is het niet met hem eens, gezien het feit dat in het collegeprogram iets anders staat vermeld. De vragen van de heer Dubbelboer heb ik al voor een deel beantwoord. Hij heeft geconstateerd dat de corporaties het op het punt van de financiering van het onderzoek nogal met elkaar eens zijn en hij zou die eensgezindheid ook graag zien op andere terreinen. Ik weet eigenlijk niet waar hij op doelt. Uit de gesprekken die ik met de federatie heb blijkt dat men over de volle breedte aardig op één noemer zit. Ik wil dan ook volstaan met de constatering dat die eensgezindheid wel aanwezig is. De woonkwaliteit. De heer Dubbelboer is het met de VAC eens dat wij er voor moeten zorgen dat de woonkwaliteit niet te veel achteruit gaat en dat er tegen moet worden gewaakt dat wij, vrij ver taald, door een te laag kwaliteitsniveau de krotten van de toekomst bouwen. Dat laatste moeten wij in derdaad niet doen. Anderzijds zullen wij er wel naar moeten streven om de stichtingskosten van de wo ningen zo laag mogelijk te houden, omdat de huurlasten direct gerelateerd zijn aan de stichtingskosten en wij het er met elkaar over eens zijn dat in het kader van de woonlastenproblematiek de huren zo laag mogelijk moeten worden gehouden. Er zit een bepaalde discrepantie tussen deze twee uitgangspunten en wij zullen ergens een evenwicht moeten vinden. De heer Dubbelboer heeft ook nog een opmerking gemaakt over prijsverlagingen bij elektriciteifsta- rieven. Over deze kwestie zal het naar ik aanneem binnenkort wel mogelijk zijn een discussie te voe ren, zodat ik nu maar niet verder op deze opmerking inga. Ik heb de indruk dat ik hiermee in grote lijnen de naar voren gebrachte punten heb beantwoord. De heer Schagen: Ik ben redelijk tevreden met de antwoorden van de wethouder. Over de inbreng van de consument ben ik nog niet geheel gerust. Ik begrijp dat er talloze mogelijkheden zijn. Bilateraal overleg is er een van, maar dat zou ik niet de fraaiste oplossing vinden. In dat verband heeft de wet houder ook het in stand houden van de vergadercultuur genoemd. Ik weet niet of hij dat meteen koppelt aan de consumenteninbreng of aan andere zaken, maar het lijkt mij in dit verband niet terecht die kop peling te leggen. De heer Sterk: Ik ben tevreden gesteld, in die zin dat ik de wethouder houd aan zijn toezegging dat enkele zaken, met name de woonlasten, zo gauw mogelijk naar voren zullen worden gehaald. Ik kan mij echter voorstellen dat er, als het uitbrengen van de nota langer op zich laat wachten dan oor spronkelijk de bedoeling was, op een gegeven ogenblik ook andere belangrijke punten zijn die met voorrang moeten worden behandeld. Ik wil graag dat ook dat bekeken wordt. Verschillende sprekers hebben het consumentenbelang naar voren gebracht. Natuurlijk vindt ook onze fractie dit een belangrijke zaak. Een en ander hangt echter ook weer af van de voorbereidingen met betrekking tot de uitwerking van de Nota Volkshuisvesting. Ik wil ook nog iets zeggen aan het adres van de heer Dubbelboer. Hij heeft gesproken over een eventuele verlaging van de GEB-tarieven, waarbij hij naar ik aanneem ook de tarieven van Frigas be trekt. (De heer Dubbelboer: Dat heb ik niet gedaan.) Ik moet u zeggen dat onze fractievoorzitter in een hoorzitting van een huurderscommissie al met deze suggestie is gekomen. Toen de heer Dubbelboer deze suggestie zojuist naar voren bracht, verdacht ik hem er dan ook een beetje van dat hij het idee van de heer Pruiksma had overgenomen. De heer Niemeijer: Wie met het idee komt kan mij eigenlijk niet veel schelen, als het maar een goed idee is! Laten wij het daar maar op houden. Ik ben blij met de toezegging van de wethouder dat de woonlastenproblematiek in een afzonderlijk voorstel aan de raad zal worden voorgelegd en daartoe in de tijd naar voren zal worden geschoven. Ik hoop wel dat dat aan het eind van dit jaar zal zijn, want in die zin had ik mijn motie geformuleerd en die was vast aangenomen! Er zijn nog drie punten waarop ik van de wethouder geen bevredigend antwoord heb gekregen. On ze fractie blijft van mening dat de uitspraak in de nota over de huurharmonisatie er uit moet. Naast de door mij genoemde argumenten is de passage ook in strijd met andere uitspraken in de nota, waarbij wordt gepleit voor het handhaven van zoveel mogelijk relatief goedkope woningen. Ik heb hiervoor dan ook een motie gemaakt, die luidt: "De raad van de gemeente Leeuwarden, bijeen op 25 juni 1984, behandelende de Nota Uitgangspunten Volkshuisvesting, besluit de zinsnede omtrent huurharmonisatie op bladzijde 24 onder het vijf de aandachtstreepje te laten vervallen." De motie is mede-ondertekend door mevrouw Van der Werf. Wat betreft de groeitaakstelling heb ik duidelijk aangegeven hoe onze fractie denkt over de groei verwachtingen van Leeuwarden. Wij vinden de formulering en de taakstelling, zoals die in de nota naar

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1984 | | pagina 15