32
De Voorzitter: Ten slotte breng ik in stemming de motie met betrekking tot de bijzondere groepen,
De motie van de heer Niemeijer en mevrouw Van der Werf wordt verworpen met 30 tegen 4 stemmen
(Voor de motie stemmen de leden van de fractie van PAL.)
De Voorzitter: Dan breng ik nu het voorstel van b. en w. in stemming.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toezeg
ging van de wethouder.
Punt 20 (bijlage nr. 250).
De Voorzitter: Aan de orde is thans: Evaluatie woonruimteverdeling.
De heer Dubbelboer: Wat betreft de evaluatie van de woonruimteverdeling het volgende. Uit onge
veer 15 cm tekst blijkt een vreselijk geheimzinnig gedoe, waar via de Commissie voor het Woningbedr'
hee! voorzichtig de vinger achter gekregen werd. De wethouder heeft gevraagd - ik verwijs dan even
naar de discussie over het vorige agendapunt - waar de samenwerking tussen de corporaties duidelijker
zou kunnen zijnIk denk dat wat dat betreft hier, al thans in mijn visie, een heel duidel ijk punt ligt
waar het in het verleden nog wel eens aan geschort heeft. Wij zijn in het voorjaar 1983 al met dit ver
haal begonnen. Moeizaam en na veel vragen en trekken van de raad is dit verhaal dan op de proppen
gekomen. Her is een voor mij en mijn fractie ondoorzichtig gebeuren geweest, ook wat de procedure
betreft. In de afgelopen twee jaar is dit een van de meest ondoorzichtige procedures geweest die wij in
de ra d hebben gehad0 Maar goed, het verhaal ligt er en ik denk dat dat ook noodzakelijk is. Waarom
is dit verhaal noodzakelijk? Op vrijwillige basis is het verhaal gestart. Het lijkt mij goed om meer
structuren in het verhaal van de woonruimteverdeling aan te brengen. Natuurlijk zijn er in het verled'.r
fouten gemaakt. Zeker als je met de woonruimteverdeling start op de wijze zoals die gestart is, name
lijk op vrijwillige basis, en er is na verloop van een aantal jaren een evaluatie, dan kom je fouten te
gen. Als ik dan vervolgens commentaren zie van sommige instanties, dan vind ik dat er heel veel kan it
dit land en ook in deze gemeente. Ik ervaar het als erg vervelend als er commentaren zijn waarin uit
sluitend wordt gesproken over een stuk wantrouwen of over het feit dat datgene wat er de afgelopen ja
ren gedaan is alleen maar slecht en onbehoorlijk is. Je mag in mijn ogen best commentaar hebben, mao:
doe dat dan in elk geval met de intentie om opbouwend te zijn. (De heer IMiemeijer: Ligt er geen relatie
tussen die ondoorzichtigheid en die kritiek?) Ik laat dat graag aan u over om dat straks uit te leggen,
Dat er vervolgens een afbakening komt van de verantwoordelijkheden in de zin zoals die er nu ligt, na
melijk de gemeente verantwoordelijk voor het beleid en de corporaties en het Gemeentelijk Woningbe
drijf voor de uitvoering, is wat ons betreft een heel goede zaak.
Ik wil dan nu even de raadsbrief doorlopen. Op de bladzijden 3, 4 en 5 wordt commentaar gegever
op het rapport Woonruimteverdeling in Leeuwarden van de Federatie van Leeuwarder woningcorporaties
en dat van de Maatschappelijke Dienstverlening Leeuwarden (MADI). De informatie-opslag is onvol
doende geweest. Voorgesteld wordt om dat te verbeteren. Onze fractie gaat daarmee akkoord. Wij gaar
niet akkoord met het gestelde op bladzijde 4 van de raadsbrief onder sub k Relatie inkomen woonlasten,
Ik kom daar verderop in mijn verhaal nog wel op terug. Ten aanzien van de op de pagina's 3 en 4 van
de raadsbrief genoemde punten a t.e.m. I stelt het college voor om over te gaan tot een verbetering in
de zin zoals het dat voorgesteld heeft. Ik kom later nog terug op de relatie inkomen woonlasten. (De
Voorzitter. Welk punt k bedoelt u, mijnheer Dubbelboer?) Ik bedoel sub k op bladzijde 4 van de raads
brief waarin het gaat over de relatie inkomen woonlasten. Er wordt hier gezegd: "Er moet een beleid
geformuleerd worden met betrekking tot de hoogte van het inkomen en de huur van de toe te wijzen wo
ningen. Deze zaak wordt op deze bladzijde als probleem gesignaleerd. Verderop in de raadsbrief word
op dit punt terug gekomen en wordt er een oplossing gegeven. Aan het eind van de raadsbrief komt het
college hierop nog eens terug bij de uitgangspunten. Ik kom hierop, maar ik signaleer dat nu alvast, te
zijner tijd weer terug.
Over de klachtenprocedure het volgende. Verheugend is dat in tegenstelling tot het gestelde in hel
concept nu ook de corporaties vinden dat er een klachtenprocedure moet komen. Er is bij mij een vraag
gerezen: in het concept wordt gezegd dat de voorzitter van de klachtencommissie de wethouder zou
moeten zijn die is belast met volkshuisvestingszaken in zijn algemeenheid. In de definitieve versie
wordt echter gezegd dat er een onafhankelijke voorzitter moet komen. Ik wil graag als antwoord hebber
dat hiermee wordt bedoeld dat met de voorzitter niet de wethouder wordt bedoeld.
Dan een opmerking over het op pagina 8 van de raadsbrief gestelde onder d Sociale urgentie-bepa-
33
ling door de MADI. Uitgangspunt is een aantal loketten minder. Door gebruikmaking van de MADI zijn
er zeker niet minder loketten gekomen. Onze fractie ervaart het toch wel als zodanig dat er door een
oneigenlijk gebruik van de MADI een loket bij is gekomen. Het standpunt van onze fractie ten aanzien
van de MADI is dat wij terug moeten naar de uitgangspunten, naar de oorspronkelijke systematiek. Had
men problemen in zijn woonruimtesituatie, dan klopte men bij de MADI aan. Als men daar dan gehoor
vond kreeg men punten. De situatie van tegenwoordig is - ik denk ook dat dat de problematiek is waar-
aloor de MADI verzeild is geraakt in de situatie waarin zij nu zit - dat men gewoon naar de MADI gaat
en dan 20 maanden punten ophaalt. Ik wil niet zeggen dat dat in alle gevallen zo gebeurt, maar in een
hele hoop gevallen wel. Onze fractie is van mening dat wij terug moeten naar het uitgangspunt. Wij
zijn het dan ook eens met het standpunt van het college. Een bezoek vorig jaar van de Commissie voor
de Volkshuisvesting aan de MADI heeft mij ook niet overtuigd om hierover op dit moment een ander
standpunt te moeten innemen.
Ik ben dan nu op bladzijde 10 van de raadsbrief bij sub g Toewijzing woonruimte in relatie tot het
inkomen. Ik verwijs hierbij naar pagina 4 van de raadsbrief, sub k Relatie inkomen woonlasten. In prin
cipe is onze fractie het eens met de opmerking zoals die op pagina 10 van de raadsbrief onder sub g ver
meld staat. Maar omgekeerd is de vrijheid zoals die bij onze fractie voorop staat, namelijk dat iedereen
zelf bepaalt welk deel hij of zij van zijn of haar inkomen aan woonlasten wil betalen, eigenlijk in
strijd met het verhaal zoals dat hier staat. Ik kan mij heel goed voorstellen dat je als college zegt: wij
moeten voorkomen dat mensen noodgedwongen een beroep moeten doen op de individuele huursubsidie.
Dat onderstreept onze fractie ook. Aan de andere kant, als iemand zegt: ik ben in staat - ik wil erbij
zeggen "gelukkig" in staat - om een deel van mijn inkomen te besteden aan woonlasten en een ander
deel aan andere zaken, dan vind ik dat diegene die dat kan betalen ook die vrijheid moet hebben. Zo
iemand moet dan niet gedwongen worden een beroep te doen op individuele huursubsidie. (De heer
Geerts (weth,): Dat doen wij ook niet.) Dat hoor ik dan graag straks van u, mijnheer Geerts, want in
de commissie werd een en ander anders uitgelegd. Ik vind dat mijn standpunt een goed standpunt is. Ik
verbaas mij erover dat deze kwestie in de commissie anders werd uitgelegd. Over een nota die het col
lege om advies heeft gekregen, nota nr. 6.153 van 5 april 1983, en waarmee b. en w. akkoord zijn ge
gaan zeggen zij namelijk ook dat de individuele vrije woningkeuze van de woningzoekende voorop moet
staan. Ik onderstreep dat ook van ganser harte.
Op bladzijde 10 van de raadsbrief staat onder sub h Verdere procedure om te komen tot een herzie
ning van het systeem dat voorgesteld wordt een werkgroep in te stellen om alle problemen verder te on
derzoeken. Onze fractie is het daarmee eens, maar wil daarbij nog wel een vraag stellen. Valt een en
ander ook onder de toezegging die aan het eind wordt gedaan, namelijk dat er rapportage aan de raad
gedaan zal worden? Als dat zo is dan zijn wij het hiermee eens.
Wat betreft het inschakelen van verhuurfunctionarissen zegt het college: "Wij achten het wense
lijk, dat van de kant van de corporaties de mogelijkheid wordt geschapen om ook de verhuurfunctiona
rissen bij het werk van deze werkgroep te betrekken." Onze fractie onderstreept ook dit van ganser har
te. Als de corporaties wat dit betreft net zo coöperatief zouden zijn dan het geval was bij het vorige
agendapunt, dan zouden wij dat ook van harte toejuichen. Het college stelt verder voor om een verte
genwoordiger namens de woningzoekenden op te nemen in deze werkgroep. Wij vragen ons af hoe het
college zich dat praktisch voorstelt. Het lijkt ons onmogelijk en onwerkbaar om een vertegenwoordiger
in de werkgroep op te nemen die ook nog namens alle belangengroeperingen kan spreken.
Ik kom dan nu bij het gestelde op bladzijde 10 van de raadsbrief onder III. Kostenproblematiek so
ciale urgentie-bepaling. Het college betrekt hierbij ook de brief van 18 oktober 1983 van de MADI. Ik
heb zostraks al gezegd wat het standpunt is van onze fractie ten opzichte van de MADI: terug naar de
positie waarin in onze ogen de MADI thuishoort. De AAADI dient niet als extra loket te fungeren voor
het vergaren van punten voor de woonruimte-urgentie. Wij zijn dan ook akkoord met de opstelling van
het college zoals die omschreven staat op bladzijde 13 van de raadsbrief.
Wij gaan ook akkoord met het financiële voorstel zoals dat verwoord staat op bladzijde 14 van de
raadsbrief. Ik heb hier nog wel een vraag over. In april 1983 heeft wethouder Heere een lichtpuntje
aangegeven. Hij heeft toen gezegd dat hij nog wel een lichtpuntje zag met betrekking tot de problema
tiek rond de 80.000, Uit de verslagen is mij niet helemaal duidelijk geworden waar hij dat weg
wilde toveren. Wellicht is hierover nog een opmerking te maken en misschien ook een geruststellende
opmerking in de richting van de MAD!0
Dan kom ik bij de eindconclusies die worden gegeven op de pagina's 14 en 15 van de raadsbrief.
Met datgene waarover ik geen opmerkingen maak is onze fractie het eens. Op bladzijde 15 van de
raadsbrief staat onder sub d: "Iedere woningzoekende dient gelijk te worden behandeld ongeacht maat
schappelijke herkomst, sociaal en medisch verleden, ras, geloof, sexuele voorkeur, geslacht etc." Wij
missen in deze opsomming de leeftijd. Ik geef onmiddellijk toe dat ik deze opmerking in de commissie