36 handelwijze van de corporaties zoals thans wordt voorgesteld. Dit alles met het doel het inzichtelijker maken en rechtvaardiger verdelen van de schaarse woonruimte in Leeuwarden. Het thans aan de orde zijnde voorstel is een raamwerk, want er zijn tal van punten die nog uitwerking behoeven. Op het mo ment van uitwerking zal dat ook weer heel aardige discussies kunnen opleveren, bijvoorbeeld in de zin van: hoe gaan wij de nieuwe puntentoedeling - ik doel dan niet op de sociale urgentiepunten - rang schikken. Kortom, wie geven wij prioriteit in het nieuwe systeem. Dat voorstel moet nog komen. Ook voorstellen ten aanzien van het melden van leeggekomen woningen zullen moeten worden meegenomen in het automatiseringsverhaal, dat overigens ook nog uitgewerkt moet worden. Het grote discussiepunt bij de behandeling in de diverse commissies is steeds geweest wie de sociale urgentiebepaling uitvoert. Daarbij stonden veelal twee visies tegenover elkaar: de MADI, die dat ob jectief zou kunnen doen, of de verhuurfunctionarissen, die wat dat betreft heel subjectief zouden han delen vanwege de beroepsmatige belangen die zij moeten verdedigen. Het voorstel van het college - het gaat dan met name om twee punten daaruit, namelijk het maken van een algemeen beoordelings kader en het instellen van een klachtencommissie - kan een objectivering inhouden van de sociale ur gentie. Want laten wij wel wezen: ook de MADI was natuurlijk niet objectief in haar puntentoekenning en ook de verhuurfunctionarissen zullen dat niet zijn. Maar van welke situatie je ook uitgaat, ik denk dat er met het raamwerk dat je als beoordelingskader maakt, ook voor de toekomstige huurder meer in zicht bestaat in het verkrijgen van mogelijke sociale urgentiepunten. De klachtencommissie dient dan nog een keer als extern orgaan te controleren of dingen wel gaan zoals ze zouden moeten gaan. Een on gekende mogelijkheid die er tot op heden niet was. Als men mij zou vragen wat het meest ideale is ten aanzien van de sociale indicatiebepaling, don geef ik toe dat dit voorstel niet het meest ideale is. Het meest ideale zou wat dat betreft een onafhan kelijke instantie zijn. Alleen, de argumenten die genoemd zijn in de raadsbrief, met name dan de fi nanciële, leiden ertoe dat men ook weieens andere dingen moet doen dan datgene wat de meest ideale situatie zou zijn. Ik vind dat er met de voorwaarde van het algemene beoordelingskader en de kIachter commissie voldoende randvoorwaarden zijn ingebouwd voor het op een fatsoenlijke wijze uitvoeren van de sociale urgentiebepaling. Onze fractie zegt dan nu ook ja tegen het voorstel ten aanzien van de so ciale urgentiebepaling. Wij willen wel naar aanleiding van de ervaring die daarmee opgedaan wordt kijken of een en ander eventueel bijstelling behoeft en of er eventuele andere instanties voor die bepo- ling ingeschakeld moeten worden. Ik wil nog iets anders aanroeren en dan moet ik voornamelijk teruggrijpen op het verleden. In het verleden zijn er ten aanzien van de afspraken van dit systeem nogal wat misverstanden en verschillende uitleggen en interpretaties geweest. Het lijkt ons een goede suggestie dat de betrokken partijen, wan neer het nieuwe systeem uitgewerkt en al op tafel ligt, zich daar dan ook aan binden, zodat een ieder elkaar kan aanspreken op datgene wat nu tot afspraak is verheven. Als een van de laatste sprekers in dit geheel zou ik nog een reactie willen geven op de op mij tod wat vreemd overkomende bijdrage van de PAL-fractie in dezen. Daar waar ik duidelijk positieve punter zie in de nieuwe opzet is de overwegende teneur van PAL: het is negatief. Daarmee wijst de PAL-frac tie de raadsbrief af. PAL zou consequenter geweest zijn - ik combineer dit dan met een bericht in de krant van afgelopen vrijdag of zaterdag van de volkshuisvestingsgroep van PAL - als zij had voorgestel: de Woonruimtewet weer in te voeren in Leeuwarden, opdat de gemeente weer allerlei dingen zelf zou kunnen gaan regelen. Ik verbaas mij er dan ook over dat de PAL-fractie, consequent zoals zij meestal is, nu niet met dat voorstel komt. (De heer Van der Wal: Dat ligt niet in onze macht. Hoe kunnen wij dat nu beslissen?) U kunt met een motie komen om de raad uit te laten spreken dat wij de minister ver zoeken om opnieuw de Woonruimtewet voor Leeuwarden in werking te laten treden. Zoveel moeite kost het maken van zo'n motie niet, mijnheer Van der Wal. De heer Buurman: De besluitvorming rond de evaluatie van de woonruimteverdeling spitst zich toe op de conclusies zoals die puntsgewijs zijn verwoord op de pagina's 14, 15 en 16 van de raadsbrief. He is te hopen dat van dit onderwerp gezegd kan worden: alle goede dingen komen langzaam. Hoewel het voorliggende evaluatierapport niet in alle opzichten aan de verwachtingen beantwoordt, acht ik hetee goede zaak dat dit rapport nu aanleiding is om tot keuze inzake de uitgangspunten van de woonruimte verdeling te komen. Daarmee besef ik dat deze in een later stadium uitgewerkt moeten worden, maar daarvoor zijn het ook uitgangspunten. Ik ben het zonder meer eens met de verdeling naar verantwoorde lijkheden zoals die genoemd staan op pagina 14 van de raadsbrief onder punta. De nadere uitwerking van die criteria worden met belangstelling afgewacht. Met name ten aanzien van punt c op bladzijde 15 van de raadsbrief steun ik de opvatting van het college dat het van toepassing verklaren van de Woonruimtewet 1947 in de gegeven omstandigheden nis op zijn plaats is. Een dergelijk zwaar middel dient mijns inziens alleen te worden toegepast wanneer® 37 sprake is van een bijzonder grote spanning tussen vraag en aanbod op de woningmarkt. Ik betwijfel of de situatie hier zo ernstig is dat het hanteren van dit middel verantwoord is. De signalen uit het veld lie gen er niet om Wat de MADI betreft het volgende. Ik ben er altijd vanuit gegaan dat maatschappelijk werk zeer breed is en dat het terrein van de volkshuisvesting daarvan niet is uitgesloten. Met andere woorden, ik vind dat het maatschappelijk werk in casu de MADI deze activiteit in principe niet moet afstoten. De problemen ten aanzien van de financiering zullen binnen dit stramien opgelost moeten worden. Ook met het op pagina 15 van de raadsbrief genoemde onder de punten f en m kan ik instemmen, in die zin dat getracht zal worden de oplossing van dit probleem in de aangegeven richting te zoeken. De heer Geerts (weth.): Volgens enkele sprekers zou de procedure onduidelijk geweest zijn. Vol gens mij is die erg duidelijk geweest. Er is door de deelnemers, het Gemeentelijk Woningbedrijf en de corporaties, afgesproken dat er geSvalueerd zou worden. Wat dat betreft is er een rapport uitgekomen van de federatie en het woningbedrijf. Binnen eigen kring is dat rapport gemaakt en binnen de betref fende besturen besproken. Dat is ook de reden waarom de Commissie voor het Woningbedrijf daarbij werd betrokken, want die fungeerde op dat moment als bestuur van het woningbedrijf, tenminste zij zat in die positie toen zij dat rapport kreeg. Daarna is het rapport door de federatie vastgesteld en heeft het de normaal gebruikelijke procedure in de gemeente gevolgd. Het lijkt mij dus nogal duidelijk hoe de procedure is: klaar en helder. Ik begrijp de opmerkingen van de heer Dubbelboer, aangevuld door de heer Niemeijer, volstrekt niet. (De heer Niemeijer: U praat alleen over het stuk van de ijsberg dat bo ven water ligt, maar daaronder ligt ook nog heel wat.) Ik praat momenteel over de procedures ten be hoeve van het maken van deze raadsbrief. Wat betreft de afbakening van verantwoordelijkheden het volgende. Het zal duidelijk zijn dat het college blij is met het feit dat wij overeenstemming hebben bereikt over de taakafbakening zoals die verwoord is in de raadsbrief en die ik niet zal herhalen. Wat betreft de verbetering van de informatie-opslag durf ik wel te stellen dat dit systeem gestart is zonder dat er een duidelijke systeem-analyse gepleegd is. Wat dat betreft is er een fundamentele fout gemaakt, die ik overigens wel moet nuanceren. Een en ander is namelijk gestart in een tijd waarin dit soort zaken voor het eerst werd opgestart. Er werd voor het eerst over gedacht en men was al blij dat men tot die samenwerking kwam. Het is dan wel eens wat moeilijk om in dat spel met een heel duidelij ke probleem-analyse te starten. Er is toen wel afgesproken, dat is op zich al een goede zaak, dat op niet al te lange termijn een evaluatie zou plaatsvinden, die dan nu heeft plaatsgevonden. Datgene wat hier gebeurt moet men zien als een cyclisch proces. Wij gaan steeds verder en wij zullen het proces steeds verbeteren. Er is ook toegezegd dat wij de raad bij deze verbetering/deze evaluatie steeds zullen betrekken De klachtenprocedure is inderdaad een nieuw fenomeen, maar wel erg belangrijk. Wat hier aan de hand is is dat er een inzichtelijk model wordt gemaakt. Iedere gebruiker van het systeem zal weten waar hij aan toe is. Criteria worden heel nadrukkelijk en duidelijk omschreven en zullen ook op schrift wor den gesteld. Het is ook zo dat de criteria met betrekking tot de sociale urgentie, in tegenstelling tot het verleden, beter en explicieter weergegeven zullen worden. Dat is tenminste de bedoeling van de opzet zoals die hier is aangegeven. Wat is die opzet? De opzet is dat er heel duidelijke criteria worden ont wikkeld, hetgeen ook geldt voor de sociale urgentie. Wij vragen de MADI, gezien de ervaring die men op dit terrein heeft, ons daarbij te helpen. Dat is nog steeds zo en dan kom ik meteen op een vraag of het gesprek met de MADI al heeft plaatsgevonden. Nee, dat gesprek heeft nog niet plaatsgevonden, want wij willen graag eerst dat de raad instemt met de raadsbrief. Wij weten dan hoe de raad over een en ander denkt. Daarna is het zinvol om het gesprek te starten. Ik heb gezegd dat het zinvol zou zijn dat er door de MADI een kader ontwikkeld wordt met betrekking tot de sociale urgentie. De verhuur functionarissen zullen de betreffende aanvragen aan dit kader toetsen. Men kan dan wel zeggen dat de ze verhuurfunctionarissen zo en zo moeten reageren, maar dat kunnen zij helemaal niet. De mensen we ten namelijk welke criteria van toepassing zijn en kunnen dus ook toetsen of die in hun geval op een goede wijze zijn toegepast. Als men het daar niet mee eens is, dan is er de klachtencommissie. Ik vind deze procedure veel beter dan de oorspronkelijke. De procedure is in ieder geval voor de gebruiker veel inzichtelijker. Dan het punt van de vrijheid dat, zoals wij weten, de heer Dubbelboer erg belangrijk vindt. Het gaat hierbij om de relatie tussen inkomen en de hoogte van de huur. Wat wij bedoeld hebben te zeggen is dat je de goedkope woningen aan die mensen moet verhuren die daar de meeste behoefte aan hebben, dat zijn veelal de mensen met de laagste inkomens, zodat men zoveel mogelijk vermijdt dat huursubsidie noodzakelijk is. Dat lijkt mij een goed uitgangspunt, hetgeen tevens inhoudt dat in principe mensen met wat hogere inkomens niet voor de goedkopere woningen in aanmerking komen. Wij spreken dat dus wel

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1984 | | pagina 19