38
39
uit en ik kan mij niet voorstellen dat de heer Dubbelboer daar tegen zou zijn. De heer Dubbelboer is ei
voor dat iedereen de vrijheid heeft om zijn inkomen zelf te verdelen. Als iemand vindt dat hij duurder
moet wonen, dan moet dat volgens de heer Dubbelboer ook kunnen. Ja, natuurlijk moet dat kunnen,
want het gaat daarbij om een kwestie van uitgavenpatroon. Als men duurder wonen als prioriteit stelt,
dan is dat mogelijk. Er staat niets in de raadsbrief wat dat zou kunnen tegenhouden. Als men de raads-
brief goed leest dan staat er in wat ik zonet heb uitgelegd. (De heer Dubbelboer: Maar bij de interpre
tatie die u zostraks gaf hebt u ook het omgekeerde beweerd, namelijk dat iemand die zegt: ik verkies
om met een iets hoger inkomen in een goedkopere woning te wonen, die vrijheid ook zou moeten heb
ben.) Die vrijheid ontken ik, want onze goedkope woningvoorraad moet in eerste instantie in gebruik
worden gegeven aan die mensen - wij hebben dus dan toch een principieel meningsverschil - die daar de
meeste behoefte aan hebben en dat zijn de mensen met de lagere inkomens. (De hee: Dubbelboer: Ik
verbaasde mij ook al over uw reactie bij interruptie zostraks.) Wij zijn het er dus over eens dat wij hel
niet eens zijn, mijnheer Dubbelboer. (De heer Dubbelboer: Ja.)
Er komt een rapportage aan de raad. Het is de bedoeling dat wij deze zaak jaarlijks gaan evalue
ren. Ook met betrekking tot het werk van de werkgroep zal dat het geval zijn. Er is een aantal keren
gevraagd of de raad daar nog iets van hoort. Dat is wel de bedoeling. De resultaten zullen aan de raad
worden voorgelegd.
Dan de vertegenwoordiging namens de woningzoekenden. Men kan zich er geen voorstelling van
maken wie dat zou kunnen zijn. Er zijn wel meer instanties te bedenken, maar bijvoorbeeld een organi
satie als het Platform Een- en Tweepersoonshuishoudens (PEL) treedt op namens een specifieke groep wo
ningzoekendenMet enige fantasie zijn er nog wel meer instanties te bedenken.
Als het lichtpuntje, dat de heer Heere aangegeven heeft met betrekking tot de 80.000,nog
steeds aanwezig is, dan wil ik hem vragen om nog een keer te zeggen waaruit dat lichtpuntje bestaat.
Ik kan de raad hierover op dit ogenblik geen nadere inlichtingen geven.
De heer Dubbelboer wil graag dat er bij de eindconclusie, sub d, zoals die vermeld staat op pagino
15 van de raadsbrief, ook de leeftijd wordt genoemd. Het lijkt mij logisch dat wij niet discrimineren
naar leeftijd. Wat dat betreft zou dat gegeven er wel bij kunnen, maar ik denk dat wij dat hebben ver
geten omdat zo iets gewoon logisch is.
De heer Sterk heeft vragen gesteld over de onafhankelijke voorzitter. Hij vraagt zich af of dat nu
wel of niet de wethouder is. Wel, het is niet de wethouder. Ook een wethouder kan onafhankelijk zijn,
alleen wij hebben ervoor gekozen geen enkele schijn op ons te laden in de zin van partijdigheid door
iemand buiten het college aan te wijzen als voorzitter van de klachtencommissie. Er is wel wat discussie
over geweest, maar wij zijn het erover eens dat een onafhankelijke voorzitter, geen wethouder zijnde,
het beste is. Wij zullen goed in de gaten houden dat deze commissie werkt op een manier die past bin
nen de evaluatie waar wij mee bezig zijn. Wij zijn constant met elkaar in gesprek over deze zaak. Wij
proberen constant een en ander te verbeteren. Daar hoort natuurlijk ook bij dat wij in de gaten zullen
houden of de klachtencommissie aan haar doelstellingen voldoet.
Ik kom dan nu bij het punt van de particuliere verhuurders. Wij zullen proberen, zoals ook in de
raadsbrief is aangegeven, de particuliere verhuurders bij deze materie te betrekken. Dat zal op basis
van overleg moeten. Het zou ook wel eens zo kunnen zijn dat de particuliere verhuurders daar belang
bij hebben. Wij hebben natuurlijk wel met elkaar bepaald dat de schaarste - het gaat natuurlijk om de
verdeling van een schaars goed - zich meestal niet bevindt in die groep woningen die juist particuliere
verhuurders aan te bieden hebben. Het is natuurlijk wel basisvoorwaarde dat, naast statistische moge
lijkheden die het systeem geeft, vooral het verdelingsprobleem van het schaarse goed op de voorgrond
staat. Het komt meestal niet voor dat de woningen van de particuliere verhuurders in die sfeer zitten.
Maar voor zover dat wel het geval is, zullen wij trachten om die verhuurders hierbij te betrekken.
Het probleem MADI, dat de heer Sterk aanroert, heb ik reeds bij de beantwoording van de opmer
kingen van de heer Dubbelboer aangegeven.
Wat betreft het betoog van de heer Niemeijer zou ik bijna willen zeggen: het is toch allemaal niet
goed en ik hoef er daarom verder niet op in te gaan. De heer Niemeijer heeft aangekondigd dat hij on
afhankelijk van mijn antwoord het er toch niet mee eens is. Ik zou dus kunnen zeggen dat wij allemaal
hebben geluisterd naar datgene wat hij niet goed vindt en dat wij daar kennis van nemen. Uit hetgeen
gesteld is in de raadsbrief mag blijken dat wij vinden dat wij op de goede weg zijn. Het gaat echter om
een proces dat constant verbetering behoeft. Wij zijn daar met elkaar mee bezig. Een al te negatieve
reactie en een al te groot wantrouwen zijn hier niet op hun plaats.
Het is duidelijk zo dat ik bij de corporaties een meewerkende houding heb ontmoet. Ik heb geen
indicaties dat men bewust gegevens achterhoudt. Ik heb gezegd dat het systeem niet zodanig is dat die
gegevens geleverd kunnen worden. Overigens, als de heer Niemeijer zegt dat de minderheidsgroepen
zich op bepaalde plaatsen in de stad bevinden, dan zeg ik dat wij dat niet kunnen aantonen. Wij zeg
gen dat niet zo maar, want wij kunnen dat niet aantonen omdat de gegevens die wij hebben in een an
dere richting wijzen. Als de heer Niemeijer zegt dat hij betere gegevens heeft, dan staan wij daar
graag voor openWij hebben andere indicaties en ik vind het wat al te gemakkelijk als de heer Nie
meijer tegelijk zijn wantrouwen uitspreekt in de richting van bepaalde groeperingen. Ik zou dat in ieder
geval niet op die manier doen.
Volgens de heer Niemeijer moet er een centraal registratie- en toewijzingsbureau komen. Nog af
gezien van de verantwoordelijkheden die ieder in dit spel heeft, zullen ook de financiën toch wel bar
rières vormen. Ik zie overigens het voordeel niet in van zo'n bureau. Als het systeem goed is - wij gaan
er vanuit dat wij daar met elkaar naar streven - dan is het helemaal niet noodzakelijk dat mensen zich
maar op één plaats kunnen melden. Het systeem van vijf brievenbussen kan uitstekend werken. Een
voorwaarde is dan wel dat het systeem goed werkt en daarmee zijn wij met elkaar bezig.
De heer Niemeijer is tegen het voorstel.
De heer Schagen heeft benadrukt dat het systeem in de toekomst inzichtelijker gemaakt moet wor
den, dat het een raamwerk is voor verdere ontwikkeling en dat het ook zodanig opgezet moet worden
dat het nodige statistische materiaal hier ook uit zal kunnen voortkomen. Ik ben dat, zoals ik zojuist al
gesteld heb, met hem eens. De heer Schagen heeft ook gezegd dat het thans voorgestelde systeem ten
opzichte van het huidige systeem een objectivering inhoudt.
Op één punt wil ik nog nader ingaan, namelijk dat partijen, wanneer alle afspraken gemaakt zijn,
zich schriftelijk moeten verbinden om dit systeem te volgen. In het Burgerlijk Wetboek staat dat een
mondelinge overeenkomst dezelfde kracht heeft als een schriftelijke overeenkomst. Wat dat betreft heb
ik niet zoveel behoefte om nog een keer af te dwingen dat iets schriftelijk bevestigd wordt wat wij mon
deling al hebben afgesproken en wat in allerlei verslagen is bevestigd. Als het gaat om de duidelijkheid
van afspraken, dan zal ik daar anders over sprekenMisschien is het wat dat betreft wel nuttig om met
elkaar eens duidelijk op papier te zetten wat er nu is afgesproken, want dan is het tenminste helemaal
klaar waar wij het over hebben. Als de heer Schagen het in die zin bedoelt, dan heb ik daar geen pro
blemen mee. Maar als de heer Schagen zijn opmerking bedoelt in de zin van: als men zich niet aan de
afspraken houdt, dan hebben wij iets om op terug te vallen, dan zeg ik dat ik geen reden heb om aan te
nemen dat men zich niet aan de afspraken zal houden. Wat mij betreft zijn de mondelinge afspraken ook
goed.
De heer Schagen heeft de PAL-fractie nog uitgedaagd om voor te stellen de Woonruimtewet weer in
testellen. Als de heer Niemeijer op dat voorstel in zou gaan, dan wil ik reeds bij voorbaat zeggen dat
wij dan, gezien ook de stellingname in de raadsbrief, die motie zullen ontraden. Ik zeg dit maar even
voor de snelheid van de discussie.
De heer Buurman heeft ook gezegd dat hij geen behoefte heeft aan het instellen van de Woonruim
tewet. Heb ik de heer Buurman goed begrepen wanneer ik zeg dat hij ingestemd heeft met het voorstel
in de raadsbrief met betrekking tot de MADI? (De heer Buurman: Ja, mijnheer Geerts.) Nou dan be
hoeft dat verder geen commentaar.
Ik heb alle sprekers beantwoord.
De heer Dubbelboer: Een heel korte opmerking, mijnheer de voorzitter. Ik had in eerste instantie
bij de interruptie van de wethouder gehoopt dat wij het deze keer eens zouden zijn, maar helaas. Onze
fractie gaat akkoord met de voorliggende raadsbrief, maar wij willen graag aantekening dat wij, na de
uitleg van de wethouder in eerste instantie, tegen uitgangspunt i stemmen.
De heer Sterk: Wij stemmen in met de opmerking van de wethouder met betrekking tot de MADI.
De wethouder heeft over de klachtenprocedure gezegd dat er sprake zal zijn van een goed overleg
tussen de onafhankelijke voorzitter en het college. Dat heeft onze instemming.
Wij zijn niet voor het instellen van de Woonruimtewet. Als PAL zo'n motie zou indienen, dan zul
len wij die niet steunen.
De heer Niemeijer: Ik had in eerste instantie niet de bedoeling om in tweede instantie te reageren,
maar ik zal dat nu toch maar doen, omdat ik daartoe word uitgedaagd en mij verkeerde woorden in de
mond worden gelegd. Ik vind dat een en ander even rechtgezet moet worden.
In de richting van de heer Schagen wil ik opmerken dat er binnen onze fractie wel is overwogen om
herinvoering van de Woonruimtewet voor te stellen. Maar wij hebben dat idee verworpen, mee naar
aanleiding van argumenten die door het college zijn aangedragen. De heer Schagen zou hoogstens van
ons hebben kunnen verwacht dat wij een motie zouden hebben ingediend om te komen tot een centraal
registratie- en toewijzingsbureau. Ik heb dit punt ook in de commissie verdedigd en toegelicht. Boven
dien staat een en ander in het door onze fractie opgestelde stuk. Soms verwoord je iets in een motie,