40
omdat je denkt dat dat haalbaar is. Het is ons gebleken dat voor een dergelijke motie niet voldoende
steun zou zijn. Wij hebben ons idee met betrekking tot een centraal registratie- en toewijzingsbureau
als standpunt naar voren gebracht en zullen dat niet verder in een motie gieten. Ik denk dat ik nu ook
wel in de richting van de heer Sterk duidelijk ben geweest. Ik heb niet over de herinvoering van de
Woonruimtewet gepraat.
In de commissie ben ik er heel duidelijk over geweest dat er best positieve dingen in de raadsbrief
staan. Ik heb de punten in de raadsbrief toen keurig doorlopen en daarbij gezegd of wij het er wel of
niet mee eens zijn. Ik heb nu alleen willen zeggen dat de totale balans voor ons negatief is. Om de
raad niet te vermoeien heb ik dus niet alle in de raadsbrief genoemde punten weer doorlopen. Ik heb
een totale weerslag gegeven na alles wat er gebeurd is. Deze opmerking is volgens mij op dit moment
voldoende
De heer Schagen: Met de interpretatie van de wethouder over het duidelijk maken van afspraken gt
ik akkoord, want die kan namelijk dezelfde uitwerking hebben als die ik beoog. Men kan elkaar daar
op aanspreken
De heer Dubbelboer is volgens mij wat in de knoop gekomen met zijn liberale uitgangspunten.
Enerzijds erkennen dat je goedkope woningen moet reserveren voor mensen met lagere inkomens, maar
het omgekeerde niet willen accepteren, namelijk dat mensen met hogere inkomens niet bij voorkeur in
die woningen mogen wonen. Ik vrees dat de heer Dubbelboer wat dat betreft toch op een in consequents
in zijn eigen liberaal denken is gestoten, waarover hij de komende tijd nog maar eens moet nadenkene
eventueel wat meer sturing zou moeten aanvaarden. (De heer Dubbelboer: Dat wil ik nog wel eens uit
leggen, mijnheer de voorzitter.)
Wat betreft PAL en de Woonruimtewet het volgende. Ik snap de argumenten waarom PAL de Woon
ruimtewet niet in werking wil stellen. Ik blijf hef echter ongemeen negatief vinden om dan te zeggen:
dit is "shit", hier doen wij niet aan mee.
De heer Burg: Wethouder Geerts heeft een klein voorzetje gegeven voor wethouder Heere over eer
eventueel lichtpuntje voor het oplossen van het probleem van de MADI met betrekking tot het tekortvor
80.000,--. Wij missen daar het antwoord nog op, maar misschien kan wethouder Heere daar nog iets
over zeggen
De heer Geerts (weth.): Ik heb nauwelijks aanleiding nog iets te zeggen. Er zijn nog wat verklarin
gen gegeven naar aanleiding van datgene wat andere sprekers hebben gezegd. Ik moet zeggen dat ik
blij ben dat de heer Niemeijer nu zegt dat hij de raadsbrief niet geheel als negatief beschouwt en date
een aantal positieve dingen in staat. De totale balans is echter voor hem negatief uitgeslagen. Dat is
toch iets anders dan wat hij in eerste instantie heeft gezegd. Overigens hoeft alleen het Iichtpuntje no;
nadere toelichting.
De heer Heere (wethNa al deze duisternis, mijnheer de voorzitter, kan ik alleen mededelen dol
ook hier lichtpuntjes nauwelijks waarneembaar zijn, met name dan financiële lichtpuntjes. De situatie
is dat, als zou blijken straks bij de stemming dat de dekking voor het tekort van 80.000,niet kan
worden verkregen op de wijze zoals nu door de MADI wordt gevraagd, dan bij de rekening 1983, die
wij overigens nog van de MADI moeten ontvangen, zal kunnen blijken hoe groot het feitelijke tekort
over 1983 echt is. Dan zal moeten worden bekeken in de sfeer van de maatschappelijke dienstverlening
of er mogelijkheden zijn om dat tekort geheel of gedeeltelijk te dekken. Toen ik sprak over een "licht
puntje" heb ik, denkend aan het totale budget dat op dit moment voor de maatschappelijke dienstverle
ning aanwezig is, gezien dat daar wellicht nog enige mogelijkheden zouden zijn.
De Voorzitter: Aan de orde is stemming over het voorstel van het college.
Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat de VVD-fractie wen:
te worden geacht te hebben gestemd tegen het op bladzijde 15 van de raadsbrief vermelde punt i en de
PAL-fractie tegen het gehele voorstel.
Punt 21 (bijlage nr. 223).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
41
Punt 22 (bijlage nr. 245).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Uitkomsten van de arbitrage inzake het stroominkoopconfract c.a.
De heer Van der Wal: Aan de orde is hef voorstel met betrekking tot de uitkomsten van de arbitrage
inzake het stroominkoopconfract. Wij kunnen constateren dat wij geen gelijk hebben gekregen op het
hoofdpunt van de arbitrage, namelijk het terugbrengen van de additionele vergoeding. Dat was het be
langrijkste punt uit onze arbitrage-aanvraag. Ik wil even schetsen hoe belangrijk dit punt voor de ge
meente Leeuwarden is. Sinds de inwerkingtreding van het huidige stroominkoopconfract in 1978 heeft de
gemeente tot en met dit jaar - dat valt nu wel ongeveer te begroten - meer dan 20 miljoen gulden aan
de provincie betaald boven alle kosten van de stroominkoopprijs. In deze kostprijs zijn werkelijk alle
posten meegenomen die je maar kan bedenken die te maken hebben met de stroomopwekking. Daar bo
venop heeft de gemeente Leeuwarden het Provinciaal Electriciteitsbedrijf (PEB) "gesubsidieerd" met
meer dan 20 miljoen gulden in 7 jaar. Gemiddeld ongeveer 3 3i miljoen gulden per jaar. Er was dus
alle reden om dit punt voor arbitrage voor te dragen. De arbitragecommissie heeft aan de hand van het
contract echter geen redenen gevonden om Leeuwarden op dit punt gelijk te geven.
In alle stukken die geproduceerd zijn over dit financieel zeer belangrijke onderwerp blijkt duide
lijk wat de grond is waarop het PEB claimt dat de gemeente Leeuwarden boven de stroominkoopprijs nog
een keer 25% van haar bruto-winst, het verschil tussen de stroomverkoopprijs en de stroominkoopprijs,
aan de provincie/het PEB moet afdragen. Die grond is: Leeuwarden heeft een dicht distributienet en
heeft dus lagere kosten voor de distributie-aansluitingen dan de provincie, die te maken heeft met veel
aansluitingen op het platteland. Op zich is dat juist en dat valt niet te ontkennen. Aan de andere kant
is nu met cijfers aangetoond - dat is dan weer een bijkomend voordeel van arbitrage - dat iedere aan
sluiting in de provincie aanmerkelijk meer stroomafname oplevert. Als men deze gegevens tegen elkaar
afzet - dit punt is op zich ook wel erkend door de arbitragecommissie, hoewel er wel enige marginale
verschillen zijn - dan komt men ongeveer op nul uit. Dat is het enige argument dat tot nu toe door het
PEB is aangevoerd waarom Leeuwarden een extra bedrag boven de stroominkoopprijs moet betalen. Dit
punt is in de arbitrage niet geldig gebleken. De arbiters hebben gesteld dat het punt van de additionele
vergoeding dan niet in het contract had moeten worden opgenomen of dat wij het contract binnen de op
zegtermijn hadden moeten opzeggen en dan nieuwe onderhandelingen hadden moeten gaan voeren. Ach
teraf is het te betreuren dat Leeuwarden het contract niet heeft opgezegd. Nu moeten wij ons binnen de
arbitrage binden aan deze uitspraak. Ik wil duidelijk stellen dat wij niet zullen voorstellen om alsnog
onder de arbitrage-uitspraak uit te komen. Wij aanvaarden de arbitrage.
De arbitragecommissie stelt meerdere malen in haar overigens zeer moeilijk leesbare vonnis de wen
selijkheid en noodzakelijkheid - de commissie gebruikt ook nog wat andere termen - van gelijke ver
kooptarieven aan de orde. Onze fractie heeft dat in de raad ook altijd bepleit. In het genoemde vonnis
wordt ook gezegd dat de provincie, voordat zij het voornemen bekend maakt om tarieven te veranderen,
bijvoorbeeld te verhogen of te verlagen, daar eerst overleg over moet plegen met de gemeente/het Ge
meentelijk Electriciteitsbedrijf (GEB). Wij hebben kunnen constateren dat de provincie eenzijdig, bin
nen een maand nadat het vonnis van de arbitragecommissie is uitgebracht, zonder enig overleg tarief
veranderingen, in dit geval tariefverlagingen, aankondigt. Zij druist daarmee duidelijk in tegen het ar
bitrale vonnis. De provincie schijnt ondertussen daarover haar excuses te hebben aangeboden. Dat moe
ten wij op dit moment maar aannemen. Toen ik van die tariefverandering van de provincie hoorde, vond
ik dat dat toch wel erg naar kwader trouw neigt. Maar goed de excuses zijn gemaakt en de toekomst zal
leren of de provincie zich nu wel aan het arbitrale vonnis zal houden.
Er speelt overigens nog een arbitragezaak. Die zaak speelt al jaren en gaat over de schadevergoe
ding met betrekking tot de hoogspanningsleidingen over de Schilkampen en de Hemrik. In 1977 is er
door de raad een overeenkomst met de provincie gesloten - de overeenkomst is goedgekeurd door gede
puteerde staten - dat er over deze schade een bindend advies zou worden uitgebracht door een bureau
voor onroerend goedzaken in Rotterdam. Dat bureau heeft eerst een voorlopig advies gegeven, waarop
beide partijen, de gemeente en de provincie, hun visie konden geven. De provincie heeft daar toen
zeer lauw op gereageerd. Vervolgens is genoemd bureau met een definitieve uitspraak gekomen, die
achteraf voor de provincie wat negatiever uitviel dan zij aanvankelijk waarschijnlijk vermoed had. Wat
zien wij nu? De provincie bestrijdt deze arbitrage, terwijl zij er eerst mee akkoord is gegaan, ook wat
betreft de uitkomsten. Dit feit zou voor de gemeente Leeuwarden aanleiding kunnen zijn om te proberen
onder de nu aan de orde zijnde arbitrage inzake het stroominkoopcontract - die voor Leeuwarden ongun
stig uitvalt - uit te komen. Zo ver wil ik echter niet gaan, hoewel ik wel wil stellen dat de provincie
net erg behoorlijk in onze richting handelt. Ik wil dat duidelijk stellen, want dat vind ik een zeer te
betreuren zaak.