57 waren gehouden. Ik heb ook gezegd dat het niet billijk zou zijn om daar geen waardering voor op te brengen. Ik heb nog wel een vraag gesteld, namelijk: 3ij welke omvang van het nadelig saldo zal sluiting moeten worden overwogen? Er is vorig jaar gezegd dat een en ander moet worden bezien op het moment dat de zogenaamde x-lijn hoger is dan de vaste kosten, de kapitaalslasten. Maar bij welke omvang van het tekort overwegen b. en w. een voorstel in te dienen om uiteindelijk toch te stoppen? Of gaat men tot in het oneindige door? Ik bedoel, er moet toch een limiet zijn? De heer Miedema (weth.): Wij hebben vorig jaar ook al gesteld dat het bij de limiet in wezen om de vaste lasten gaat. Als open houden meer gaat kosten dan dicht doen, dan moeten wij sluiten. Daar ligt de grens en die grens blijft daar liggen. Er kan zich natuurlijk een extreem geval voordoen. Het kan zijn dat het rond de kerstdagen vier weken prachtig schaatsweer is, waardoor het bezoek in de ijs hal scherp naar beneden gaat. Dan zou de grens kunnen worden overschreden. Toch lijkt het mij niet verstandig om op één zo'n gegeven al te besluiten tot sluiting over te gaan. Er zal een totale afweging moeten worden gemaakt, hetgeen jaarlijks bij het beleidsplan wordt gedaan. Op dat moment nemen wij gezamenlijk, de raad en het college, een beslissing. Het lijkt mij niet zinvol nog verder op de door de heer Bijkersma gemaakte opmerkingen in te gaan. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 24 (bijlage nr. 246). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 25 (bijlage nr. 222). De Voorzitter: Dit punt luidt: Verbouwen van het pand Zuidergrachtswal 15 ten behoeve van een ontmoetingsruimte voor buitenlanders. De heer Bijkersma: Toch weer wat kritiek, een kritiek die ik ook al eens eerder heb geuit. Als wij voorstellen krijgen met betrekking tot plannen voor een verbouwing, dan staat er altijd bij hoeveel die verbouwing gaat kosten. Het voorliggende voorstel, dat hier al eerder is behandeld, is daar ook weer een voorbeeld van. Plotseling blijkt dat de kosten uitstijgen boven het geraamde krediet. Een van de redenen daarvoor is dat de gevels en het dak in een veel slechtere staat verkeren dan bij de eerste kre dietaanvraag was voorzien. Ik heb al eens eerder gezegd - dat was toen aan het adres van wethouder De Vries omtrent de Beurs; hij weet het vast nog wel - dat er een goede inspectie moet plaatsvinden. Ach teraf moeten wij namelijk niet worden geconfronteerd met zaken die niet goed geïnspecteerd zijn. Daarvoor is de desbetreffende wethouder verantwoordelijk. In het onderhavige geval blijkt al weer dat de inspectie van een jaar geleden niet goed is gebeurd, want ik kan mij niet voorstellen dat de gevels en het dak in dat jaar zoveel slechter zijn geworden. (De heer Janssen: Bouwen valt altijd tegen.) Dat mag zo zijn, maar dit soort zaken moet goed worden geïnspecteerd. Daarvoor hebben wij een appa raat, terwijl het de taak van de verantwoordelijk wethouder is een en ander goed te bewaken. Mijn vraag - deze vraag heb ik destijds ook aan wethouder De Vries gesteld - is dan ook: Welke controle zal in de toekomst worden uitgeoefend, opdat dergelijke dingen niet weer voorkomen? Het gaat misschien maar om kleinigheden, dat kan mij niets schelen, het gaat om het principe dat er goed moet worden ge- inspecteerd. Dat is een taak van de toezichthoudende wethouder en ik wil graag weten hoe een en an der zal worden gerealiseerd. De heer Heere (weth.): Ik ga er maar vanuit dat ik in dit geval de verantwoordelijk wethouder ben! De heer Bijkersma zegt dat dit voorstel hier al eens eerder aan de orde is geweest. Dat is niet juist. Hij zegt ook dat er staat dat de gevels in slechtere staat zouden zijn dan aanvankelijk was voorzien. Dat is ook niet juist, er staat alleen dat de gevels in zodanige staat zijn dat er gelden aan moeten worden be steed om ze beter te maken. De heer Bijkersma zegt dat de inspecties goed moeten gebeuren. Ik kan mij vanuit een ver verleden nog herinneren hoe zoiets gaat: het levert over het algemeen ook niet zoveel op. Hij vindt dat de verantwoordelijk wethouder daarnaar moet kijken. Daar ben ik het mee eens en ik heb dat dan ook gedaan! Het resultaat daarvan ligt nu voor u! (Gelach) De heer Bijkersma: Het blijkt dat er in deze laatste vergadering voor de vakantie nog een beetje humor kan zijn. Hieruit komt naar voren dat het functioneren van de raad op een plezierige wijze ge beurt. 58 Waar het mij om gaat is dat de kosten van een verbouwing vooraf moeten worden vastgesteld. In het onderhavige geval stijgen de kosten boven het geraamde krediet uit, omdat onder andere het dak in een slechtere staat verkeert dan aanvankelijk was voorzien. Ik heb er uiteraard veel waardering voor dat de verantwoordelijk wethouder zelf de zaken heeft bekeken. Dat geeft mij ook het idee dat hij hetgeen ik destijds tegen wethouder De Vries heb gezegd wel in zijn oren heeft geknoopt. Waar het mij dus om gaat is dat zaken goed moeten worden geïnspecteerd voordat voorstellen aan de raad worden gedaan. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. De Voorzitter schorst, om 21.05 uur, de vergadering voor de pauze. De Voorzitter heropent, om 21.35 uur, de vergadering. Mevrouw Wielinga—Graansma heeft inmiddels de vergadering verlaten. De Voorzitter: Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de voortgezette behandeling van punt 22. Punt 22 (vervolg) De heer Van der Wal: In tweede instantie heeft de wethouder geantwoord dat het college op korte termijn een standpunt inneemt, dat via de Commissie voor het Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf in het najaar in de raad aan de orde komt. In de pauze is er even overleg geweest. Daaruit is gebleken dat het twijfelachtig is of mijn motie het haalt. Ik wil niet het risico lopen dat de motie wordt afgewezen, want dat zou averechts kunnen werken. Ik trek daarom op dit moment de motie in en houd die in portefeuille tot het najaar, wanneer de standpuntbepaling van b. en w. aan de orde komt. B. en w. zullen onder tussen wel in de gaten hebben hoe de vlag er wat deze zaak betreft bijhangt in de raad. De Voorzitter: De motie van de heer Van der Wal is ingetrokken. Aan de orde is de stemming over agendapunt 22. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toezegging van de wethouder. Punt26 (bijlage nr. 220). De Voorzitter: Aan de orde is thans: Realiseren van een wijkaccommodatie voor Huizum-Dorp en Huizum-Bornia De heer Bijkersma: Ik heb begrepen dat dit voorstel aan de orde is geweest in de Commissie voor Openbare Werken. Deze commissie heeft op grond van de feiten die er destijds lagen, in januari, be sloten over te gaan tot onderhandse aanbesteding. Ik heb onvoldoende argumenten om op grond van dat gene wat ik vandaag onder ogen heb gekregen in te gaan tegen het besluit van de commissie. Toch heb ik een vraag. Op bladzijde 2 van de raadsbrief staat: "Tot slot merken wij op, dat wij de voorkeur ge ven aan een onderhandse aanbesteding op uitnodiging van een drietal plaatselijke aannemers boven een openbare aanbesteding." De afspraak is inderdaad gemaakt dat er drie mensen zouden worden uitgeko zen. Uit de notulen heb ik begrepen dat er een lijstje is gemaakt van aannemers die voor dit werk in aanmerking zouden komen. Ik heb dat lijstje niet gezien. In de raadsbrief wordt dus gesteld dat het col lege overweegt drie plaatselijke aannemers te vragen. Volgens mij gebeurt dat omdat deze drie plaatse lijke aannemers nu toevallig aan de beurt zijn. Het zou iets anders zijn wanneer er wordt gezegd dat er alleen maar plaatselijke aannemers worden uitgenodigd. Ik wil dat graag van de wethouder horen, want dat zou dan in tegenspraak zijn met datgene wat de vorige voorzitter van deze raad heeft gezegd, na melijk dat wij niet expliciet mensen uit onze gemeente zouden benaderen om in zijn algemeenheid be paalde zaken te leveren of te verrichten. Zou dat wel gebeuren dan zou er sprake zijn van protectie. Als het zo is dat deze drie aannemers toevallig aan de beurt zijn, dan heb ik daar vrede mee. Is het een principe van het college dat alleen plaatselijke aannemers worden uitgenodigd, dan wil ik dat graag horen. De heer Heere (weth.): Het lijkt mij beter dat wethouder Geerts een antwoord geeft. Ik wil nog wel zeggen dat ik de veronderstelling van de heer Bijkersma, dat hier toeval in het spel is, moet bevestigen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1984 | | pagina 30