die al jaren streeft naar het verkrijgen van de status "woonerf" voor haar gebied. Ik meen mij te herin neren dat er al eerder een brief is geschreven door deze werkgroep aan de gemeente waarin vragen zijn gesteld over deze kwestie. B. en w. stellen onder punt K van de mededelingen voor de brief van 22 mei 1984 van de Werkgroep Straatverbetering Transvaalwijk in hun handen te stellen om preadvies. In de Commissie voor Openbare Werken heeft een van de commissieleden ook een vraag gesteld over het ver zoek van de werkgroep en die is toen ook beantwoord. Ik heb eigenlijk het idee dat de afdoening van de materie wel wat vlotter kan. Bovendien staan wij voor de vakanties en is er reeds een brief van wat oudere datum van de werkgroep. Misschien wil de wethouder het antwoord dat hij in de Commissie voor Openbare Werken gegeven heeft hier nogmaals herhalen. Wij kunnen er dan over discussiëren of dateer adequaat antwoord is. Wij kunnen dan ook direct zien of er werkelijk niets meer aan de hand is dan dat het parkeerterrein Rengerslaan nog niet ontsloten is of dat er nog andere problemen zijn. Volgens mij kan dan het antwoord direct de deur uit. De heer Geerts (weth.): Het voorstel van de heer Niemeijer lijkt bijna op een voorstel van orde. Het college stelt voor om deze brief in zijn handen te stellen om preadvies, terwijl de heer Niemeijer vraagt of mijn antwoord in de Commissie voor Openbare Werken in het antwoord op de brief van de Werkgroep Straatverbetering Transvaalwijk verwerkt kan worden, zodat deze brief direct uit kan. Mijn antwoord in de commissie was - iedereen is daar dan even van op de hoogte - dat wij met het instellen van een woonerf in de Transvaalwijk zullen wachten totdat het parkeerterrein Rengerslaan gereed is. Wij beginnen in de loop van het jaar met de Rengerslaan en dan zal ook het parkeerterrein worden ont sloten. De daarop volgende maatregel is het instellen van een woonerf. Als het niet tegen alle procedu res in zou zijn, had ik willen voorstellen dat genoemd antwoord ook het antwoord zou zijn in de rich- ting van de Werkgroep Straatverbetering Transvaalwijk, want dan hoeft dit punt niet weer op de agenda De Voorzitter: Het college handhaaft voorshands zijn voorstel. De brief wordt in handen gesteld van b. en w. om preadvies. Sub L en M. Besloten wordt overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Sub N. De Voorzitter: Dit punt luidt: Brief van 22 mei 1984 van de Echte Nederlandse Fietsersbond, afde ling Friesland, betreffende de aanleg van een fietsverbinding tussen Camminghaburen en de Hemrik. De heer Janssen: Ik ben niet helemaal tevreden met het door b. en w. voorgestelde antwoord op de brief van de Echte Nederlandse Fietsersbond. Het college verwijst naar zijn voorstel, bijlagenummer 218, agendapunt 16. In dat voorstel staat dat er een voetgangerstunnel zal worden aangelegd tussen Camminghaburen en Hemrik. De fietsersbond vraagt om een fietsverbinding. Het college verwijst in zijn antwoord naar het voorstel dat genoemd wordt onder agendapunt 16 en dat kan aanleiding geven tot mis verstanden. Fietsers kunnen met de fiets aan de hand gebruik maken van de tunnel. Op dat moment is men dus voetganger. Het begrip "voetgangerstunnel" wordt dus wel gedekt, maar de indruk kan ontstaan dat hier een tunnel wordt gemaakt die ook geschikt is voor fietsen maar niet voor busverkeer. Dat feit benadrukt nog eens dat er helemaal geen rijbaan is. In het voorgestelde antwoord van b. en w. onder punt N van de mededelingen wordt gezegd dat deze tunnel ongeschikt is voor busverkeer. Het college kan beter in het antwoord vermelden dat het hier om een voetgangerstunnel gaat en dat die daarom on geschikt is voor busverkeer. Misschien dat dat antwoord wat duidelijker is in de richting van de Echte Nederlandse Fietsersbond. Ik vind het voorgestelde antwoord van b. en w. wat vreemd. De heer Geerts (weth.): Wij zullen het antwoord in de geest zoals de heer Janssen heeft gesugge reerd aanpassen. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toezegging van de wethouder. Sub O en P. De Voorzitter: Punt O luidt: Brief van 28 mei 1984 van de Koördinatiegroep Weiger Atoomstroom 9 inzake de 2,7% GKN-afdracht. Punt P luidt: Brief van 4 juni 1984 van een viertal adressanten over de 2,7% GKN-afdracht. Mevrouw Van der Werf: Op 12 juli 1982 heeft de raad beslist om voor de zogenaamde atoomstroom- weigeraars de mogelijkheid te bieden 2,7% van hun stroomnota op een geblokkeerde bankrekening te storten tot het moment waarop tot in hoogste instantie beslist is in het geschil tussen de provincie en de atoomstroomweigeraars Henk Kuiper en Akky van der Veer. Uit de brief van briefschrijvers blijkt dat er in feite een pat-stelling is ontstaan, doordat er geen advocaten bereid zijn gevonden om dit geschil tot in hoogste instantie uit te vechten. Vandaar dat briefschrijvers ons verzoeken om de reeds bestaande mogelijkheid te handhaven en aan te vullen in die zin dat het geld besteed wordt aan niet bedreigende vormen van energie-opwekking. In het voorgestelde antwoord van b. en w. staat dat het college de beleidslijn van de provincie Friesland wil volgen en die dus ook wil afwachten. Wij zijn niet zo gelukkig met dit standpunt, want wij vinden dat wij in deze zaak best een zelfstandig beleid kunnen voeren en op die manier de provin cie Friesland in deze zaak proberen te beïnvloeden. Vandaar dat wij een motie hebben gemaakt die als volgt luidt. "De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 25 juni 1984, besluit: 1. beslissingen omtrent al dan niet voortzetting van de mogelijkheid voor atoomstroomweigeraars 2,7% van hun stroomnota's te storten op een apar te rekening, niet afhankelijk te stellen van de beleidslijn die de provin cie Friesland in deze kwestie volgt; 2. de mogelijkheid om 2,7% van de stroomnota's te betalen op een aparte rekening in stand te houden en de regeling aan te vullen in die zin dat het geld besteed wordt aan niet bedreigende vormen van energie-opwek king. De motie is mede-ondertekend door de heer Niemeijer. De Voorzitter: De motie is voldoende ondersteund en maakt deel uit van de beraadslagingen. De heer Miedema (weth.): Wij zijn op een aantal terreinen bezig de provincie zoveel mogelijk te volgen. De raad heeft destijds het voorstel van het college over de tarieven en de betalingsmogelijkhe den van de 2,7% gevolgd. Mevrouw Van der Werf geeft aan dat er op dit moment weinig schot in de onderhandelingen zit. Wij betreuren dat, maar wij zijn toch van mening dat wij de provincie moeten blijven volgen in de ontwikkelingen op dit punt. Zodra er wat dat betreft een beslissing is genomen, komen wij bij de raad terug met een voorstel dienaangaande. Op dit moment meent het college dat het door hem ingenomen standpunt moet worden gehandhaafd. In dat kader wijzen wij de ingediende motie heel sterk af. Mevrouw Van der Werf: Ik vind dat het hier om een wezenlijk andere kwestie gaat dan de normale tariefstelling en het daarin volgen van de provincie. Als wij in Leeuwarden geconfronteerd worden met inwoners die om principiële redenen bezwaren hebben tegen de opwekking van atoomstroom - in feite hebben wij die bezwaren erkend door in 1982 een aparte rekening te openen -, dan vind ik dat wij ons in deze kwestie niet kunnen verschuilen achter datgene wat de provincie daarvan vindt. Wij hebben met deze mensen te maken, want zij maken deel uit van de Leeuwarder bevolking. Wat de provincie uitein delijk doet is onze zaak niet. Ik wil op dit moment niet opnieuw een principiële discussie voeren over de atoomstroom, want dat hebben wij destijds al gedaan. In feite is er echter weinig veranderd. Dezelf de bezwaren staan nog recht overeind, maar alleen is er nu in het proces een pat-stelling ontstaan. Wij vinden wel dat nu het moment is aangebroken om te zeggen dat wij wat deze kwestie betreft een eigen beleid gaan voeren. Ik handhaaf mijn motie. De heer Miedema (weth.): Ik denk niet dat wij ons verschuilen achter de provincie. Wij vinden de opstelling van de provincie een goede opstelling. Wij hebben de raad voorgesteld eenzelfde beslissing te nemen. De raad is het college daarin gevolgd. Volgens mij zijn de omstandigheden niet gewijzigd. Wij zijn daarom van mening dat ook de beslissing niet gewijzigd gaat worden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1984 | | pagina 5