4
De Voorzitter: De heer Keuning is aanwezig om over de volgende drie agendapunten desgewenst in
formatie te verstrekken.
Punten 3 en 4 (bijlagen nrs. 269 en 286).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van de Raadsadviescommissie voor de Beroep
en Bezwaarschriften.
Punt 5 (bijlage nr. 287).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Advies inzake de beslissing op het bezwaarschrift van de Stichting
Danswerkplaats.
De hear Jansma: It giet oer it advys oangeande de beslissing op it beswierskrift fan de Stichting
Danswerkplaats Leeuwarden. Neffens it beslüt sa as dat oan Os foarlein is, moatte wy jun beslute om it
beswierskrift fan niisneamde stichting "gegrond" te ferklearjen. Mei oare wurden: it beswierskrift is me:
rjocht en reden yntsjinneBoppedat wurdt b. en w. fersocht in nij ütstel by de ried yn te tsjinjen, ik si-
tearje: ten einde een subsidiebedrag vast te kunnen stellen aan de hand van de nieuw gebleken
feiten
Wy hawwe wat muoite mei it earste punt fan it beslüt, dat giet oer it "gegrond" ferklearjen fan it
beswierskrift. Faaks kin de foarsitter fan de kommisje üs dêroer wat neier ynformearje, want wy binne
fan betinken dat b. en w. op grun fan goede arguminten it beslut nommen hawwe dat de Stichting Dans
werkplaats net foar subsydzje yn oanmerking komt. Yntusken binne der wol nije feiten oan it Ijocht
kommen, mar dy binne neffens us yn in te let stadium by b. en w. telane kommen. Soe men dêrom net
sizze moatte: it beswierskrift is op him seis wol "ongegrond"?
Wat it twadde punt fan it beslut oanbelanget it folgjende. As wy sizze, sa as yn it beslüt stiet:
"Burgemeester en Wethouders te verzoeken een nieuw voorstel bij hem in te dienen, ten einde een sub
sidiebedrag vast te kunnen stellen aan de hand van de nieuw gebleken feiten.", dan haldt dat yn elts
gefal yn dat der subsydzje komme moat. Of men soe sizze moatte dat it subsydzjebedrach nul wêze
moat, mar wy betwivelje oft dat de goede ynterpretaasje is. Wy wolle hjiroer graach wat neiere ynfor-
maasje hawwe en sizze yn it foar al dat der wol in undersyk ynsteld wurde moat oft op grun fan de nije
feiten wol of gjin subsydzje jun wurde moat. Wy sizze dus net yn it foar dat dizze subsydzje yn elts ge
fal jun wurde moat.
De heer Keuning: In AROB-beroepzaken is het nu een keer zo dat de commissie niet alleen mag af
gaan op de feiten die geleid hebben tot de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld, maar ook reke
ning moet houden met de feiten die misschien na de genomen beslissing bekend geworden zijn. Dit is
vaste jurisprudentie van de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State. Als wij dus hadden gezegd: de
feiten zijn bij nader inzien anders komen te liggen, maar de toenmalige beslissing was onder die om
standigheden juist, dan zou zonder enige twijfel het besluit van de raad, als dat conform het advies wos
geweest, bij een beroep bij de Afdeling Rechtspraak de mist ingegaan zijn. De commissie heeft daarom
gezegd dat de feiten moeten worden bekeken zoals die op dit ogenblik bekend zijn en dat daarop een
advies moet worden uitgebracht. Die feiten liggen, zoals ook uit het rapport van de commissie blijkt,
anders dan bij de beoordeling van de subsidie-aanvraag in eerste instantie. Vandaar de beslissing dat
het bezwaar naar de mening van de commissie gegrond moet worden verklaard.
De heer Jansma heeft ook nog gevraagd welk subsidie eventueel in aanmerking zou kunnen komen,
De afwijzing van het subsidie is op onjuiste gronden gebeurd. Dat zou kunnen betekenen dat een nieuwe
afweging van feiten wel tot een subsidiebedrag zal leiden. Nu is het zo dat de commissie in geen geval
zelf zal kunnen vaststellen welk subsidie en op welke gronden naar haar oordeel verleend zou kunnen
worden. Vandaar dat wij b. en w. hebben geadviseerd de zaak opnieuw te bekijken en met een nieuw
subsidievoorstel te komen. De interpretatie van de heer Jansma is niet helemaal juist. Als uit ons advies
afgeleid zou kunnen worden dat wij vinden dat in elk geval een subsidie verleend moet worden, dan is
dat minder juist geformuleerd. De bedoeling is dat b. en w., onder afweging van de feiten zoals die nu
bekend zijn geworden, met een nieuw voorstel bij de raad komen. Het oude besluit kan echter in geen
geval op grond van de oude feiten in stand blijven.
De hear Jansma: Itjinge de hear Keuning sein hat oer it earste punt fan it beslüt is foldwaande düd-
lik. Ik wol jo betankje foar jo taljochting, mynhear Keuning.
It soe faaks better wêze dat der yn it twadde punt fan it beslüt komt te stean: ten einde
5
eventueel een subsidiebedrag vast te kunnen stellen.As dat der ek mei bedoeld wurde kin, dan
geane wy folslein akkoart mei it foorstel.
De heer Keuning: Een subsidiebedrag kan van alles inhouden.
De Voorzitter: De hoogte daarvan kan varieren van nul tot oneindig.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van de Raadsadviescommissie voor de Beroep
en Bezwaarschriften.
De Voorzitter: Ik dank de heer Keuning voor zijn aanwezigheid in deze vergadering en voor de in
breng die hij daarin geleverd heeft.
De heer Keuning verlaat hierna de vergadering.
Punt 6.
Rondgezonden mededelingen.
Sub A t.e.m. G.
De berichten, het besluit en de mededeling worden voor kennisgeving aangenomen.
Sub H.
Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Sub I.
De brieven worden voor kennisgeving aangenomen.
Sub J.
Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Sub K t.e.m. 0.
Het bericht, de mededeling, de rapporten, de brief en de uitspraak worden voor kennisgeving aan
genomen
Sub P.
Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Sub Q.
De Voorzitter: Dit punt luidt: Brief van 19 juni 1984 van mevrouw C.J. van Ameijde te Hijum
waarin een kopie wordt aangeboden van een door haar aan de leden van de Commissie voor Emancipa
tie-aangelegenheden gezonden brief inzake het door de gemeente Leeuwarden gevoerde emancipatiebe
leid.
De heer Duijvendak: In de brief van mevrouw Van Ameijde wordt gezegd dat het met het emancipa
tiebeleid in Leeuwarden triest gesteld is en dat er structureel een aantal zaken zal moeten veranderen.
Bijvoorbeeld met betrekking tot de plaats van het emancipatiebeleid en de emancipatie-ambtenaren in
de organisatie, de prioriteit die b. en w. aan emancipatie toekennen en de emancipatie-gevoeligheid
van andere afdelingen. Het emancipatieproces verloopt moeizaamMaar dat is niet alleen bij de ge
meente het geval, ook bij PAL is dat zo. De raadsfractie van PAL bestaat thans uit 4 mannen en dat
vinden wij een ongewenste situatie. Momenteel doet zich de misschien wat vreemde situatie voor dat
twee heel verschillende fracties in deze raad voor 100% uit mannen bestaan. Dat wil echter niet zeggen