8
wij vonden dat er veel te weinig gebeurt en dat vinden wij nog steeds. Intussen is er het een en ander
gepasseerd. Een van de punten daarvan hebben wij vanavond op tafel: de ambtenaar van emancipatie
zaken die ziek is geworden en daarna is ontslagen. Naar aanleiding daarvan is, mede op verzoek van
onze fractie, in de Commissie voor Emancipatie-aangelegenheden een discussie gestart over onder ande
ren de taken en de organisatorische onderbrenging van de emancipatie-ambtenaar. Wij hebben ons daar
bij op het standpunt gesteld dat er, alvorens de functie opnieuw in te vullen, goed nagedacht moet wor
den over de structuur waarbinnen emancipatiebeleid tot stand moet komen. Emancipatiebeleid komt, dat
heeft de geschiedenis ons wel geleerd, niet zo maar van de grond. Belangrijke voorwaarden daarbij zijn
onder anderen een duidelijke functie-omschrijving en taakafbakening van de ambtenaar voor emancipa
tie-aangelegenheden en een organisatorische inbedding die voldoende ruimte biedt. Op basis van de er
varingen die tot nu toe zijn opgedaan, ligt het voor ons niet vast dat wij door moeten gaan op dezelfde
wijze als tot nu toe. Sterker nog, wij denken dat het op een aantal punten anders moet, wil er in Leeu
warden werkelijk een emancipatiebeleid van de grond komen. Vanuit deze achtergrond willen wij de
discussie in de Commissie voor Emancipatie-aangelegenheden voortzetten, waarbij wij er vanzelfspre
kend vanuit gaan dat b. en w. de adviezen van de commissie zeer zwaar zullen laten wegen. PAL heeft
daarover een motie ingediend en een aantal verzoeken gedaan. Ik wil met het gemakkelijkste beginnen,
Het verzoek van PAL, om op korte termijn een rapportage in de raad te brengen waarin twee jaar
emancipatiebeleid wordt geëvalueerd, de knelpunten worden geïnventariseerd en naar mogelijke oplos
singen wordt gezocht, willen wij ondersteunen. Het lijkt ons een zeer zinnige zaak om over een be
leidsterrein, dat binnen het collegeprogram zo'n hoge prioriteit heeft, na twee jaar eens de stand van
zaken op te maken.
Ik heb meer moeite met de motie. Niet zozeer omdat ik het inhoudelijk niet eens zou zijn met het
verhaal van de heer Duijvendak - ik deel ook zijn zorg dat de Commissie voor Emancipatie-aangelegen-
heden wellicht niet dat gewicht zal krijgen dat zij graag zou willen hebben -, maar meer omdat ik vind
dat de raad niet de meest geschikte plaats is om te discussiëren over de functie-inhoud en de plaats van
een ambtenaar in de organisatie. Ik zou er dan ook liever vanuit willen gaan dat de discussie in de
Commissie voor Emancipatie-aangelegenheden nadrukkelijk door b. en w. wordt betrokken in de verdere
besluitvorming. Mocht achteraf blijken dat dat niet gebeurd is, dan kunnen wij daarop altijd bij de rap
portage, waarvan ik hoop dat de wethouder die zal toezeggen, terugkomen. De motie zullen wij dus
niet steunen.
Ik wil nog wel iets zeggen over één punt van de motie, namelijk het part-time dan wel full-time
aanstellen van de nieuwe emancipatiewerkster. Wij hebben ons in de commissie nadrukkelijk op het
standpunt gesteld dat wij voor het aanstellen van twee deeltijdwerksters zijn. In de eerste plaats omdat
dat heel duidelijk past in het gemeentelijk beleid. In de tweede plaats omdat emancipatiebeleid een
ambtenaar die dat beleid moet voorbereiden bijna per definitie veroordeelt tot een moeilijke en eenza
me positie, aangezien veranderingen, die te maken hebben met de positie van vrouwen, nu eenmaal
niet zonder strijd tot stand komen. Wij denken dat het belangrijk is dat je in die positie zoveel mogelijk
steun krijgt, niet alleen van de ambtenaren van de afdeling waar je zit, maar ook met name van iemand
met wie je samenwerkt aan dezelfde klus. In die zin vinden wij dat deze functie straks, wanneer de va
cature weer vervuld moet worden, in twee gedeelten moet worden aangeboden. Dat heeft nog als bijko
mend voordeel dat je ook vrouwen kunt aantrekken met deskundigheid op in ieder geval twee verschil
lende beleidsterreinen.
Mevrouw Willemsma—de Jong: Onze fractie heeft kennis genomen van de onder sub Q van de mede
delingen genoemde brief. De belangen van mevrouw Van Ameijde worden behartigd door de ambtena
renrechter. De inhoudelijke kant van het emancipatiegebeuren in onze gemeente komt opnieuw aan de
orde in de commissie. De CDA-fractie wacht met belangstelling de daar te voeren discussie af. Wij zijn
het eens met het antwoord van b. en w.
Uit onze reactie zal duidelijk zijn dat wij niet voor de motie van PAL zullen stemmen.
Mevrouw Van Dijk—van Terwisga: Ook wij wensen voortzetting van de discussie over het hele eman
cipatiebeleid in de Commissie voor Emancipatie-aangelegenheden. Wij kunnen instemmen met een eva
luatie van dit beleid over de afgelopen jaren. De motie van PAL heeft echter niet direct onze steun.
De heer Kessler (weth.): Ik zal een poging wagen om in te gaan op datgene wat naar voren is ge
bracht. Het gaat om twee punten. In de eerste plaats de inhoudelijke discussie, dat wil zeggen het ver
zoek om een evaluatienota te schrijven. In de tweede plaats de organisatorische problematiek. Met het
laatste zal ik beginnen.
De heer Duijvendak heeft een beschouwing gewijd aan de organisatorische problematiek en die la
ten uitmonden in een motie. In deze motie wordt gevraagd om ten aanzien van een drietal onderdelen
een raadsbrief samen te stellen, namelijk over de plaats en functie van de emancipatiemedewerkster,
het full-time of part-time aanstellen van die medewerkster en de organisatorische inpassing binnen de
secretarie-organisatie. Het college is niet van plan een dergelijke raadsbrief te maken. In die zin wij
zen wij de motie dan ook af. Ik wil daar ook wel een nadere verklaring voor geven. Het college is van
mening dat besluitvorming over vraagstukken betreffende de organisatorische inpassing van welk beleids
onderdeel ook binnen de secretarie ten principale een bevoegdheid is van b. en w. Dat is een wat for
meel standpunt. Maar als je datgene wat de heer Duijvendak vraagt feitelijk tot uitvoering wilt bren
gen, dan kom je volgens mij toch wel in de problemen. De vraag waar een bepaald onderdeel onderge
bracht moet worden, dus bij welke afdeling - is dat de afdeling Personeelszaken, de afdeling Kabinet
en Algemene Zaken, de afdeling Welzijn of desnoods direct onder de gemeentesecretaris -, is niet al
leen afhankelijk van formeel-organisatorische overwegingen, want er komen ook zaken bij kijken zoals:
welke mensen hebben de meeste deskundigheid in huis om op een gegeven ogenblik zo'n emancipatieme
dewerkster goed te kunnen begeleiden. Het gaat hier niet alleen om een kwestie van formeel-organisa
torische aspecten. Wij hebben ook te maken met heel duidelijke persoonlijke aspecten, zoals de vraag
hoe mensen in die organisatie functioneren. Deze kwestie moet volgens mij niet uitgebreid in de ge
meenteraad aan de orde komen. Sterker nog, het gaat om een kwestie waarvan de meerderheid van het
college van mening is dat die ook niet in de Commissie voor Emancipatie-aangelegenheden aan de orde
zou moeten komen.
Een ander aspect dat in de motie naar voren komt is de aanstelling van één full-time medewerkster
dan wel twee part-time medewerksters. Op dit punt heeft de emancipatiecommissie al een heel duidelijk
advies uitgebracht, dat ook al een beetje is verwoord door mevrouw Vlietstra, namelijk dat gestreefd
moet worden naar twee part-timers in plaats van één full-timer. Het college heeft hierover ook een
standpunt ingenomen en dat luidt als volgt: Omtrent part-time of full-time aanstelling van een emanci
patiemedewerkster beslist het college na afloop van de selectieprocedure en mede gelet op de resultaten
daarvan. Deze beslissing van b. en w. komt voort uit het feit dat wij vinden dat wij pas over dit punt
een beslissing kunnen nemen op het moment dat wij de resultaten hebben van de selectieprocedure. Het
is wel zo dat het college serieus kennis heeft genomen van de wensen van de Commissie voor Emancipa
tie-aangelegenheden en daar ook serieus rekening mee wil houden.
Dan het laatste punt van de motie, de taakinhoud en functie van de emancipatiemedewerkster. Ten
aanzien van dit punt heeft het college besloten de Commissie voor Emancipatie-aangelegenheden ter
zake een advies te vragen aan de hand van een door b. en w. op te stellen notitie. De commissie kan
dus uitgebreid het college adviseren over dit punt. Op grond van dat advies zullen wij een standpunt
moeten innemen. Dit wat betreft het organisatorische deel dat naar voren is gebracht.
Een ander punt waarover ik een opmerking wil maken betreft het verzoek van PAL, dat door de
fracties van de PvdA en de VVD is gesteund, om een evaluatienota op te stellen waarin twee jaar eman
cipatiebeleid aan de orde komt. Ik kan u bij dezen mededelen dat dit verzoek van de raad wordt over
genomen. Dat wil zeggen: wij hebben geen moeite met dit verzoek. Sterker nog, het lijkt mij op zich
een goede zaak om na twee jaar emancipatiebeleid eens te evalueren wat er tot nu toe precies is ge
beurd en of het inderdaad zo is, zoals sommigen in de raad beweren, dat dit college niets doet aan dit
beleid. Als de evaluatienota er is, dan kunnen wij dat eens goed met elkaar vaststellen. Voor zover de
raad dat dan nog wenst, zouden er dienaangaande nog verbeteringen en aanvullingen kunnen plaatsvin
den.
Tot slot nog een opmerking over een punt dat enigszins buiten deze discussie treedt, maar zijdelings
is aangegrepen om aan de orde te stellen. Het gaat om de vraag of het nuttig zou zijn in de Commissie
voor Bestuurlijke Aangelegenheden een discussie te houden over welke plaats mensen zouden moeten in
nemen binnen de secretarie-organisatie, voor zover zij werken aan facetbeleid, en over de mogelijk
heid van een horizontale werkstructuur binnen de ambtelijke organisatie. Ik moet ook even kijken naar
de voorzitter - misschien dat hij direct ook nog even kan reageren -, maar volgens mij zijn er op zich
zelf geen problemen om eens een keer een dergelijke discussie in die commissie te voeren. Wij moeten
er wel rekening mee houden dat er specifieke vormen van facetbeleid zijn en dat in feite heel veel vor
men van beleidsontwikkeling raakvlakken hebben met andere afdelingen. In die zin vraag ik mij af of
het zinvol is, maar dan ga je in feite de discussie al voeren, om een apart secretarie-onderdeel voor fa
cetbeleid te creëren. Ik wil het hierbij laten. Wat mij betreft zijn er geen bezwaren om deze materie
eens te bespreken in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden.
Er is ook nog gevraagd wanneer de evaluatienota zou kunnen verschijnen. Dat zal in de loop van
het volgend jaar worden. Ik durf er geen zinnig woord over te zeggen wanneer dat dan precies zal zijn.
Er zullen nog emancipatiemedewerksters moeten worden aangesteld en dat kan nog wel twee, drie maan
den duren. Afhankelijk van degenen die worden aangesteld en de inwerkperiode die men nodig heeft,