4
zelfde gedachten hebben als de heer Pruiksma. Het zou in de lijn der verwachting liggen dat wij, omdal
het merendeel van mijn fractie de vorige keer tegen de verandering van het bestemmingsplan heeft ge
stemd, ook nu tegen dit voorbereidingsbesluit zouden zijn. Het is echter zo - dat hebben wij begrepen
uit uitspraken van de Raad van State - dat er, wil de familie Brouwer, die in deze zaak is betrokken,
volledig recht krijgen, dan een uitgangspunt moet liggen dat helemaal gelijk is aan de vorige uitgangs
punten. Dat is dan ook de reden dat mijn fractie voor dit voorstel zal stemmen, ondanks het feit dat wij
het een zeer onaangename zaak vinden. Wij zijn het niet met het voorstel eens, maar wij willen de fa
milie Brouwer volledige rechtszekerheid laten geven.
Naar aanleiding van deze raadsbrief en een artikel in de Leeuwarder Courant van 11 september
j.l., wil ik graag het volgende van het college weten. De burgers van Leeuwarden hebben naar mijn
gevoel recht op gelijke behandeling en berechtigingIn de Leeuwarder Courant van 11 september heb if
iets gelezen over een illegale autostalling in de Nicolaas Beetsstraat. Ik ben niet bij de betreffende
rechtszitting van de Raad van State aanwezig geweest, maar in het artikel van de Leeuwarder Courant
staat dat de Raad van State de stelling van de gemeente Leeuwarden onderschrijft dat naleving van wet
telijke voorschriften zwaarder weegt dan het achteraf goedkeuren van een illegaal bouwwerk. Een der
gelijk standpunt heeft mijn fractie ook altijd verdedigd. Dit standpunt hebben helaas het college en de
meerderheid van de raad volgens mij bij de zaak van de illegale bouw in Goutum niet gehanteerd. Ik
richt dit verwijt tot het college, omdat het vanaf het begin in de raadsbrieven heeft gezegd dat het om
een legalisering van een illegaal bouwwerk gaat. Ik wil graag weten wat het standpunt is van het colle
ge over het volgende. Moeten illegale bouwwerken wel of niet worden afgebroken? Want wat er nu is
gebeurd, is naar mijn mening een volledige rechtsonzekerheid. De ene burger krijgt toestemming zijn
illegale bouwwerk te handhaven - het college werkt daaraan mee -, maar de andere burger krijgt, naar
de Raad van State gaande, nee te horen omdat het college/de raad/de gemeente zegt dat een illegaal
bouwwerk niet is toegestaan, omdat wettelijke voorschriften voorop staan. Wat is nu het uitgangspunt
van het college in dit soort zaken?
De heer Geerts (weth.): De opmerking van de heer Pruiksma zou geïnterpreteerd kunnen worden als
of hier een nieuwe blunder is begaan. Ik wil er slechts op wijzen dat dit voorstel een logische voortzet
ting is van de procedures zoals wij die met elkaar de vorige keren hebben afgesproken. Het voorstel ligt
er thans, dat heeft de heer Bijkersma terecht opgemerkt, om de familie Brouwer op een goede wijze in
haar rechten te laten. Dat is de intentie van dit voorbereidingsbesluit, niets meer en niets minder. (De
heer Pruiksma: Ik heb alleen gevraagd of wij nu aan het einde van de blunderrit zijn gekomen..) Dit
voorstel zou dan een deel van die blunderreeks moeten zijn, maar dit heeft niets met enige blunder te
maken. Het woord "blunder" is trouwens veel te zwaar, maar ik heb dat de vorige keer ook al uitge
legd, (De heer Pruiksma: Een omissie.) Ja, dat is het goede woord.
De heer Bijkersma heeft gevraagd wat de lijn is van het college met betrekking tof illegale bouw
werken. Die lijn is de volgende. Als geconstateerd wordt dat er sprake is van een illegaal bouwwerk,
dan wordt niet meteen gezegd dat dat afgebroken moet worden. Er wordt dan namelijk overwogen of het
stedebouwkundig verantwoord is om het bouwwerk te laten staan. Met andere woorden, past het bouw
werk in de totale stedebouwkundige conceptie. Is het antwoord ja op die vraag, zoals dat het geval is
in de zaak van de buurman van de familie Brouwer, dan wordt alsnog een procedure gevolgd om de
bouwvergunning te verlenen. Is het antwoord nee op die vraag - dus als het bouwwerk niet past in de
stedebouwkundige conceptie - dan wordt de bouwvergunning geweigerd. Volgens mij pleegt de gemeen
te een goede belangenafweging wat dit betreft. Het kan dan inderdaad voorkomen dat bij gelijksoortige
situaties ongelijksoortige beslissingen worden genomen.
De heer Bijkersma: Ik ben niet tevreden met het antwoord van de wethouder. Hij zegt namelijk dat
iemand in het ene geval wel, maar in het andere geval geen toestemming krijgt om het illegale bouw
werk te handhaven. De wethouder heeft het in dit verband over een belangenafweging. Het kan natuur
lijk zijn dat onze vertegenwoordiger bij de Raad van State niet juist heeft gehandeld of dat de Leeuwar
der Courant niet juist heeft geciteerd. In het bewuste artikel in de Leeuwarder Courant wordt gesproken
over "de stelling". Het gaat dus niet om een afweging, maar om een stelling van de gemeente Leeuwar
den dat naleving van wettelijke voorschriften zwaarder weegt dan het achteraf goedkeuren van een ille
gaal bouwwerk. Dat is een uitgangspunt dat op iedere burger betrekking moet hebben. Volgens mij past
daarin dan niet meer een afweging van: de een wel toestemming en de ander niet.
De heer Geerts (weth.): Ik heb meegedeeld wat het standpunt van de gemeente Leeuwarden is. Het
lijkt mij niet zinvol om hier te praten over de inhoud van kranteartikelen. Ik heb verteld wat de mening
van het college in deze zaak is, namelijk dat een illegaal bouwwerk, wil het kunnen blijven staan,
5
moet passen in de totale stedebouwkundige conceptie. Als blijkt dat dat niet het geval is, dan kan zo'n
bouwwerk niet blijven staan. Dit is het standpunt dat naar voren gebracht is en dient te worden.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 10 (bijlage nr. 336).
De Voorzitter: Aan de orde is thans: Preadvies met betrekking tot de brief van de Werkgroep
Straatverbetering Transvaalwijk betreffende de inrichting van straten als woonerf.
De heer Timmermans: De meerderheid van onze fractie is het niet eens met het voorstel van het
college om pas na aanleg van de Rengerslaan over te gaan tot de instelling van de woonerfstatus voor
een deel van de TransvaalwijkWij hebben een viertal argumenten die pleiten voor directe instelling
daarvan.
In de eerste plaats heeft onze fractie er bij de begrotingsbehandeling van 1983 uitvoerig voor ge
pleit om nu eindelijk eens de wetgeving ten aanzien van het woonerf meer naar de geest dan naar de
letter toe te passen. Dat is ons toen toegezegd.
In de tweede plaats maakt het volgens mij, materieel gezien, geen verschil of de woonerfstatus nu
wordt ingesteld dan wel nadat de Rengerslaan is aangelegd. In beide gevallen zal het zo zijn dat de
problemen in de Transvaalwijk niet worden opgelost als niet een heel duidelijke ingreep wordt gepleegd.
Met andere woorden, de enige oplossing om auto's naar het parkeerterrein aan de Rengerslaan te krijgen
is het instellen van de woonerfstatus in de Transvaalwijk. Het maakt niets uit of die status nu wordt in
gesteld in plaats van later.
In de derde plaats moet ik constateren dat de Werkgroep Straatverbetering Transvaalwijk reeds in
1982 een verzoek heeft gedaan om het gebied in te richten als woonerf. Dat verzoek is verschillende
malen herhaald. Er is toegezegd dat tot die inrichting zou worden overgegaan, nadat het parkeerterrein
gereed is» Het risico zit er in dat uitstel tot afstel leidt, hoewel ik weet dat dat niet de bedoeling is
van het college. Anderzijds wordt het uit een ambtelijke notitie duidelijk dat men ook denkt om in
plaats van een woonerfstatus voor dit gebied een 30 km/uur-zone in te stellen. Ook dit is een reden om
te zeggen dat de woonerfstatus nu moet worden ingesteld.
In de vierde plaats is er een positief advies van de Dienst Stadsontwikkeling (DSO)„ Met andere
woorden, ook de formele grond om nu niet te voldoen aan het verzoek van de Werkgroep Straatverbete
ring Transvaalwijk is niet aanwezig. Wij hebben dan ook een motie gemaakt, die als volgt luidt.
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 1 oktober
1984,
overwegende dat door de aanleg van het parkeerterrein aan de Rengerslaan
wordt voldaan aan de aan een woonerf te stellen eisen, is van mening dat de
Transvaalwijk, vooruitlopend op de aanleg van de Rengerslaan, de woonerf
status dient te krijgen
De motie is mede-ondertekend door mevrouw Wielinga-Graansma.
De Voorzitter: De motie is voldoende ondersteund en maakt deel uit van de beraadslagingen.
De heer Niemeijer: Onze fractie wil de motie graag ondersteunen. Materieel gezien is aan de voor
waarden, die indertijd gesteld zijn om de Transvaalwijk in te richten als woonerf, voldaan. In de raads
brief wordt wat dat betreft een slag om de arm gehouden - dat kan ook moeilijk anders -, maar dat be
tekent wel onduidelijkheid naar de buurtbewoners toe wanneer tot inrichting van de straten als woonerf
zal worden overgegaan, In de raadsbrief staat: "Er wordt naar gestreefdNaar aanleiding hiervan
zijn wij na veel wikken en wegen tot de conclusie gekomen dat wij op dit moment moeten beginnen met
de instelling van de woonerfstatus. Nogmaals, aan de voorwaarden - waar ik overigens altijd mijn twij
fels over heb gehad, maar dat terzijde - is voldaan om de Transvaalwijk in te richten als woonerf. Wij
ondersteunen graag de motie om zo spoedig mogelijk met de aanleg van het woonerf te beginnen.
Mevrouw Van Dijk—van Terwisga: Wij kunnen ons verenigen met het voorstel van het college betref
fende de inrichting van straten in de Transvaalwijk als woonerf. Wij willen uitdrukkelijk stellen dat
eerst het parkeerterrein goed bereikbaar moet zijn en wel langs een zo kort mogelijke weg naar het zie
kenhuis. Dus via de Rengerslaan, die nog moet worden aangelegd. Wij vinden dat eerst aan die voor
waarde moet worden voldaan.