26 dige plan met nog eens twee jaar te verlengen. Wij vinden dat er op korte termijn een evaluatie en ac tualisering van dat plan geboden is. Het plan fungeert namelijk al vier jaar en wij vinden het geen juis te zaak dat dat zes jaar gaat fungeren Een ander punt. In artikel 7 van de procedureverordening wordt genoemd dat er minimaal één open bare inspraakbijeenkomst georganiseerd moet worden voor de hele sector. Uit de raadsbrief blijkt dat b. en w. dat concreet invullen door te zeggen dat er één openbare bijeenkomst wordt georganiseerd voor de hele sector en daarnaast een voor de sector Emancipatiewerk. Wij vrezen dat een aantal groepen in het geweld van andere, met name professionele instellingen wel eens onder zouden kunnen sneeuwen, als er maar één algemene bijeenkomst georganiseerd wordt. Wij willen het college dan ook vragen of het bereid is om ook met betrekking tot een aantal andere terreinen, zoals die genoemd worden in de Algemene Subsidieverorden ing, aparte bijeenkomsten te beleggen voor zowel het plan als voor de actu alisering en bijstelling, waarover ik net een motie heb ingediend. Dat betekent dus dat er in vier jaar twee keer een bijeenkomst zal worden gehouden met de organisaties op de betreffende terreinen. Dat aantal lijkt mij nou niet zoveel. Voor de categorie etnische groepen zou een aparte bijeenkomst kunnen worden gehouden, maar ook bijvoorbeeld voor de categorie vormings- en ontwikkelingswerk. Je zou ook kunnen overwegen om een aantal clusters te maken, zoals wordt voorgesteld in de discussienota naar aanleiding van het eindrapport van de evaluatiecommissie. Ik wil daar nu niet verder op ingaan, maar ik wil alleen zeggen dat er dienaangaande een aantal nuttige voorstellen wordt gedaan. Een laatste opmerking heeft betrekking op de manier waarop de raadsadviescommissie beter zou functionerenBij de behandeling van agendapunt 9 over de inspraak bij de ruimtelijke ordening hebben wij er al op gewezen dat de eerste vergadering van de raadsadviescommissie, voor de nadere standpunt bepaling dus, in het voorstel van b. en w. zoals dat nu op tafel ligt een hoorzittingachtig karakter zal hebben en dat de raadsleden slechts zeer voorlopige standpunten kunnen innemen als zij pas tijdens die vergadering de reacties van betrokken groepen horen. Daarom heeft de heer Van der Wal ook een motie ingediend, zodat het mogelijk zou worden om schriftelijke en mondelinge reacties tegelijk bij ons be kend te hebben. Een en ander maakt het mogelijk dat wij betere adviezen geven aan b. en w. en dat de nadere standpuntbepaling - dit is ook allemaal al door de heer Van der Wal gezegd - ook meer inhoud zal hebben. Omdat wij niet graag ons oordeel, hoe voorlopig dat ook is, geven zonder betrokkenen te hebben gehoord, moeten de reacties dus bij ons bekend zijn. Anders zal de status van de vergadering van de raadsadviescommissie niet die zijn welke b. en w. hopen dat die zal zijn. Het zal duidelijk zijn dat wij hierover opnieuw een motie zullen indienen. Ik heb er alleen wat meer vertrouwen in dat de stemming over de motie wat beter zal verlopen dan die over de motie met be trekking tot agendapunt 9, omdat wij ons theoretisch gelijk van de PvdA-fractie in ieder geval binnen hebben o Het probleem hierbij is dat het bij agendapunt 9 ging om een interim-verordening en dat de PvdA-fractie daarom heeft gezegd dat men een en ander voor het komend jaar maar zal aanzien. Dat ligt op het terrein van het welzijn heel anders, want daar stellen wij namelijk vast dat de procedure geldt voor het plan en de programma's voor de komende jaren. Ik hoop dus dat wij niet alleen ons theo retisch gelijk, maar ook ons praktisch gelijk zullen krijgen De motie luidt als volgt. Motie II. "De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 12 novem ber 1984, overwegende dat: advisering, ook die aan b. en w., door de raadsadviescommissie het zin volst kan gebeuren als zowel mondelinge als schriftelijke reacties van de betrokken organisaties bekend zijn; - in artikel 6 wordt voorgesteld om de raadsadviescommissie binnen de peri ode van tervisieiegging advies te laten uitbrengen, besluit artikel 6 als volgt te wijzigenDeze commissie brengt na afloop van de tervisieieggingsperiode, na kennis te hebben genomen van de schrif telijke reacties, advies uit in een openbare vergadering, De motie is mede-ondertekend door de heer Van der Wal. De Voorzitter: De motie is voldoende ondersteund en maakt deel uit van de beraadslagingen. De heer Bron: Mijnheer de voorzitter, vanaf het begin van de jaren zeventig deden zich in Neder land ontwikkel ingen voor die aanleiding waren voor de gemeente zich bezig te houden met welzijns planning. Op bestuurlijk terrein ontstond het streven naar participatie en inspraak van de burgers en naar een doelmatig en meer samenhangend beleid. Op welzijnsgebied bestond de ontwikkeling uit het 27 streven naar beter welzijnswerk en een systematischer aanpak. Als bouwstenen voor zo'n systematisch beleid zijn er in de recente jaren op lokaal welzijnsniveau een aantal beleidsinstrumenten tot stand ge komen, te weten het Sociaal-cultureel Plan 1982-1985 en de Algemene Subsidieverordening met een aantal subverorden ingen Vanavond wordt daar de Procedureverorden ing Specifiek Welzijn aan toege voegd. Een drietal beleidsinstrumenten dus die ten grondslag liggen aan de concretisering van het wel zijnswerk zoals dat in het jaarlijks Programma Sociaal-cultureel Werk wordt aangegeven. Het is soms verleidelijk om een nota als de onderhavige te gebruiken als kapstok om daar een aantal jassen van ongenoegen, kritiek en raadgevingen aan op te hangen. Wij doen dat vanavond niet. Immers, om de beeldspraak voort te zetten, die kapstok hangt nog vol sinds de behandeling van de commissiever gadering. De heer Duijvendak heeft daar zojuist nog een stapel bijgehangen. Wij gaan er vanuit dat de wethouder de relevante jassen kritisch bekijkt; de irrelevante belanden dan wel in de bekende kleding- zak van de instelling die hier zo nu en dan ter discussie staat. In de inleiding van de nota staat een aantal uitspraken waarvan wij hopen dat die in concrete situ aties bewaarheid worden Wij noemen er drie die wij erg belangrijk vinden In de eerste plaats. Als winstpunt van de planning noemt het college het feit dat welzijnswerk gepolitiseerd is, dat er politieke keuzen aan ten grondslag liggen. Een aspect dat ons inziens, vooral in de komende tijden van financië le krapte, aan belangrijkheid zal winnen. In de tweede plaats. Planning speelt zich binnen de gehan teerde systematiek in volle openheid af, waardoor de samenleving er direct op in kan spelen In de der de plaats. Planning moet meer dan tot nu toe de functie krijgen van bezinning op bestaand beleid en analyse van de behoefte aan vernieuwing. Die bezinning en evaluatie moeten volgens ons ook gelden voor de nu opgezette planning op basis van signalen uit het veld. Of dat moet op de wijze zoals PAL dat bij motie voorstelt betwijfelen wij, maar daar kom ik nog op terug. Genoemde punten zouden regel recht uit ons verkiezingsprogramma kunnen komen. Onze fractie kan zich vinden in de planprocedure zoals die beschreven is in hoofdlijnen, schema en bepalingen. Knelpunt in dit geheel is artikel 15, als onderdeel van de procedure voor het program ma, Wij zijn daar al uitgebreid op ingegaan bij de vaststelling van de betreffende subverordening Spe cifiek Welzijn en zullen dat niet herhalen. Wel geeft het te denken als instellingen zich genoodzaakt zien te schrijven, ik citeer: "Door de korte tijd krijgt de verwerking van voorstellen teveel het karakter van het voor de gemeenteraad maken van verdelingsvoorstellen in plaats van het maken van uitgebalan ceerde p I an n en Dit citaat heb ik gehaald uit de nota Beroepskrachten verdel ing 1985. De wethouder heeft bij de vorige discussie met betrekking tot dit punt een onderzoek toegezegd en ons daarmee, al thans voorlopig, tevreden gesteld. Rest ons onze goedkeuring te geven aan de gekozen opzet voor het volgende Sociaal-cultureel Plan, waarbij het door eenmalig opschuiven in tijd mogelijk wordt dat de nieuwe raad zijn eigen be leidskeuze tot uitdrukking kan brengen. Dan een reactie op de twee moties van PAL. De aangesneden onderwerpen zijn ook ter sprake ge weest in de commissie. Wij hebben ons daarop nader beraden. Eerst een reactie op motie I. Wij vinden het idee om de verordening regelmatig te evalueren op zich niet ongelukkig. Integendeel, een regelma tige bezinning op uitgangspunten, in die zin dat doelstellingen worden vergeleken met de actuele situa tie, kan alleen maar goed zijn. Wij grijpen evenwel die gelegenheid graag aan bij de jaarlijkse vast stelling van het sociaal-cultureel programma. Een procedure, zoals in deze motie wordt aanbevolen, stuit bij ons op praktische bezwaren, die met name voortvloeien uit het toepassen van de artikelen 3 tot en met 13, namelijk tijdrovend, onnodig werkverschaffend en bureaucratie stimulerend. Dan een reactie op motie II. PAL heeft wat de stemming betreft al enig optimisme uitgesproken, maar ik vrees dat wij haar moeten teleurstellen. Onze motivatie daarvoor is de volgende. Met de pro cedure rond de vaststel I ing van het sociaal-cultureel programma heeft de commissie inmiddels een aantal ja ren ervaring. Zo op het eerste gezicht zit er een bepaalde logica in de redenering van PAL Het is in derdaad wel eens moeilijk als commissielid te adviseren als reacties niet binnen zijn. Bekendheid met de reacties zou het voor ons wel gemakkelijker maken. Maar als wij de zaak op de keper beschouwen, dan is er sprake van het volgende, tenminste naar ons idee. Op basis van de aanvragen beoordelen b, en w. de plannen en stellen een concept-programma op. Naar aanleiding van het concept worden door het veld en de commissie, vanuit gescheiden verantwoordelijkheden, bouwstenen aangedragen die moeten leiden tot het definitieve programma. De bouwstenen worden door de commissie dus vanuit haar eigen verantwoordelijkheid aangedragen, vrij van beïnvloeding door de kennis van reacties. Dat vereist uiter aard een kritische beoordeling en het nodige voorwerk. De reacties van de instellingen enerzijds en die van de commissie anderzijds vormen de uitgangspunten voor eventuele wijzigingen in het uiteindelijk definitieve programma. De commissie beoordeelt nog één maal het definitieve programma en voorziet dit van kritisch commentaar. De raad ten slotte heeft de uiteindelijke zeggenschap over de subsidietoeken ningen en kan bij motie hier wijzigingen in aanbrengen. Wij hebben dat regelmatig met meer of minder succes gedaan. Ergo, ook motie II van PAL heeft niet onze steun.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1984 | | pagina 14