30
theoretisch ongelijk van de PvdA-fractie krijgen. Dat spijt mij zeer. Het verhaal van de heer Bron
over gescheiden verantwoordelijkheden, spreekt ons, in de zin zoals hij dat formuleert, totaal niet aan.
Na tuur I ijk is het duidelijk dat wij een andere verantwoordelijkheid hebben en dat wij het ten slotte zijn die me
elkaar in de raad de beslissing nemen. Ik vind het als raadslid echter nodig dat ik in een zo vroeg mogelijk
stadium op de hoogte ben van de reacties van de mensen over wie het gaat. Dan vind ik het niet nodig
dat eerst b. en w. hun mening over die reacties geven. Wij kunnen als raadsleden zelf wel bepalen wat
wij van de reacties vinden en die betrekken in onze eerste instantie. Ik heb daar in ieder geval de
reactie van b. en w. helemaal niet bij nodig. De kwaliteit van de nadere standpuntbepaling zal door
ons voorstel ook veel meer omhoog gaan. B. en w. hebben volgens mij veel meer aan adviezen die door
ons gegeven worden op grond van kennis van de commentaren van de betrokken organisaties, dan aan
adviezen op grond van onze 'eigen verantwoordelijkheid'. Want wat houdt dat dan in? Voor de PAL-
fractie, en ik hoop ook voor andere fracties, houdt dat in ieder geval in dat je zelf te rade gaat bij de
organisaties waarover je besluiten gaat nemen en dat je aan die organisaties vraagt wat zij daar van
vinden. Of is het zo dat wij in een soort vacuümsituatie onze adviezen in eerste instantie moeten uit
geven? Dat lijkt mij eerlijk gezegd een wat vreemde opvatting over de verantwoordelijkheid van raads
leden. Waarom is het dan eigen I ijk nodig om in de eerste vergadering van de adviescommissie wel mon
delinge reacties aan te horen? Als je geen behoefte hebt aan schriftelijke reacties, want die gaan naar
b. en w., dan kun je net zo goed zeggen dat je die mondelinge reacties ook niet nodig hebt. Dan moet
je consequent zijn en ook die mogelijkheid aan de mensen onthouden of je moet het allebei doen.
Je kunt je afvragen waarom iedereen nou zo moeilijk doet over het feit waarom wij die reacties
eerst willen hebben. Ik wil dit punt even op een andere manier aan de orde stellen. Wat is het princi
piële bezwaar tegen het feit dat een fractie uit deze raad duidelijk maakt dat zij graag van tevoren de
reacties heeft? Misschien maakt het verschil dat PAL een oppositiepartij is en een paar andere partijen
vertegenwoordigd zijn in het college van b. en w. Dat zou een mogelijkheid zijn. Als dat al een over
weging zou zijn, dan zou ik het een goede zaak vinden dat een fractie als die er om vraagt, de moge
lijkheid krijgt van te voren kennis te nemen van de reacties. Dat zal heus niet zo'n grote verandering
van de procedure betekenen. Hoogstens zal de commissievergadering daardoor wat later plaatsvinden,
namelijk nadat de schriftelijke reacties binnen zijn gekomen. Ik doe alsnog het verzoek om ons in ieder
geval de mogelijkheid te geven om de reacties gebundeld en al te krijgen. Anders betekent het gewoon
dat wij er zelf achter aan moeten
Een ander punt. Ik heb een vraag gesteld over de hoorzittingen op deelterreinen, maar daar is de
wethouder niet op ingegaan. Ik heb duidelijk gemaakt dat ik één algemene zitting voor de gehele sec
tor sociaal-cultureel werk te weinig vind. Een uitzondering daarop wordt gemaakt voor het emancipa
tiewerk. Er zijn volgens mij binnen het sociaal-cultureel werk nog andere kwetsbare sectoren die op
zijn minst ook een eigen behandeling verdienen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan etnische groepen. Nog
maals de vraag, zouden b. en w. willen informeren binnen de verschillende sectoren of bij de betref
fende groepen behoefte is om bij de opstelling van het plan en, als de andere motie wordt aangenomen,
bij de evaluatie en actualisering van het plan, een bijeenkomst te houden voor de eigen sector? Ik dien
hierover geen motie in, omdat de verordening op zich wat dat betreft de mogelijkheid open laat. Er
wordt namelijk gesproken over tenminste één openbare bijeenkomst. Vandaar mijn vraag aan de wethou
der of hij een en ander wil onderzoeken.
Ten slotte zal duidelijk zijn dat wij er tegen zijn om, dat heb ik in eerste instantie ook gezegd,
het Sociaal-cultureel Plan 1982-1985 nog te laten gelden tot en met 1987. Het is hoog tijd dat niet
alleen wij, maar ook de mensen in het veld - nadat het plan vier heeft gefunctioneerd - de kans
krijgen om zich over het beleid uit te spreken.
De heer Bron: De heer Duijvendak beschuldigt onze fractie ervan door haar opstelling de problemen
rond welzijnsplanning te omzeilen of er althans geen oog voor te hebben. Ik heb gezegd dat onze fractie
in concrete gevallen en niet in algemene bewoordingen alert zal blijven bij eventueel optredende pro
blemen, die een gevolg zouden zijn van het keurslijf der methodiek. Dat hebben wij steeds gedaan. Zo
hebben ons inziens de instellingen ook gelegenheid de afweging, het plan en de uitvoering bij het pro
gramma te evalueren en tijdens de tervisieleggingsperiode daarop te reageren. De heer Duijvendak ziet
nu al problemen en blaast die mijns inziens een weinig op. We bekijken in dit stadium het geheel wat
optimistischer. Het kenmerkende verschil tussen een optimist en een pessimist is dat een pessimist reeds
problemen ziet bij de mogelijkheden, terwijl de optimist nog mogelijkheden ziet bij de problemen. De
opmerkingen die de heer Duijvendak in tweede instantie heeft gemaakt hebben ons, spijtig voor hem,
niet van principiële gedachten doen veranderen. Of de motivatie daarbij voldoende is geweest, is door
ons en PAL verschillend beoordeeld.
31
De heer Boelens: Ik wil een korte reactie geven op de door PAL ingediende moties. Met betrekking
tot motie I, die gaat over de politisering van het welzijnsbeleid en de evaluatie van hetplan, het volgen
de. Wij onderschrijven een argument van de heer Bron, namelijk dat wij het jaarlijks vaststellen van
het programma een moment achten om eventueel een accent te geven in een bepaalde richting. Willen
wij een zekere vereenvoudiging nastreven, dan lijkt het ons dat dat door het voorstel van het college
wordt bereikt. Destijds is bij de vaststelling van de procedureverordening, toen de Oldehove-nota nog
uit kwam, een uitgebreide reactie van het veld gevraagd. Democratischer kon het niet! In een niet te
tellen aantal vergaderingen is die verordening door alle betrokken instellingen en commissies behandeld.
Er is geconstateerd dat er sprake was van een te omslachtige procedure. Hier ligt een voorstel om die te
vereenvoudigen, dus wij begrijpen niet waarom dat minder democratisch zou zijn. leder jaar vindt
bovendien via de herwaardering een zekere politisering van het beleid plaats. Zoals het zich nu laat
aanzien blijft het beleid met betrekking tot de herwaardering nog wel een tijdje doorgaan Met andere
woorden, ook herwaardering betekent iedere keer weer een zeker stellen van politieke prioriteiten.
Wij achten verder de geregelde contacten die groepen van instellingen hebben met het college en de
raad een voldoende waarborg voor een zekere democratie in de besluitvorming. Wij zullen derhalve
niet voor de beide moties van PAL stemmen.
De heer IJestra: Uit mijn betoog zal voldoende duidelijk gebleken zijn dat onze fractie geen behoef
te heeft aan de twee moties van PAL.
De heer Heere (weth.): Ik zal proberen nog een reactie te geven op met name het betoog in tweede
instantie van de heer Duijvendak. Van Simon Vestdijk is eens gezegd dat hij sneller schreef dan God
kon lezen. De heer Duijvendak spreekt zo snel dat ik hem zelfs schrijvend niet kan volgen. Hij moet
mij dus maar niet euvel duiden dat ik hem op een aantal onderdelen misschien in eerste instantie niet
helemaal heb beantwoord. Ik zal dat dan nu in tweede instantie proberen te doen.
De heer Duijvendak heeft in eerste instantie over artikel 7 gezegd dat er maar één keer per tervisie
leggingsperiode een openbare bijeenkomst wordt gehouden, terwijl er staat dat het ten minste orn één
openbare bijeenkomst gaat. Die formulering geeft voldoende ruimte om ook aan allerlei deelgroeperingen
en sectoren die mogelijkheid te geven. Wij zullen zonodig die mogelijkheid gebruiken. Ik kan de op
merking van de heer Duijvendak over de etnische groepen bevestigend beantwoorden, al is het alleen
maar omdat wij deze materie natuurlijk in het platform zullen behandelen.
Er blijft een fundamenteel verschil van mening over de rol van het college op dit moment. De heer
Duijvendak gaat zelfs zo ver door te zeggen dat hij geen reactie van b. en w, nodig heeft. (De heer
Duijvendak: Voor de eerste vergadering van de raadsadviescommissie.) Ja, dat bedoel ik ook. Maar
juist dan is het de taak en de verantwoordelijkheid van het college om de beleidsvoorbereiding te doen.
Ik begrijp dan ook niet waarom de heer Duijvendak zegt dat hij de reactie van het college zelfs hele
maal niet nodig heeft. Wij zijn namelijk door de raad ingehuurd om de voorbereiding op die wijze te
doen
Op de polemiek tussen de heer Duijvendak en de heer Bron, waarbij de heer Duijvendak de rol van
zijn fractie als oppositiepartij vragenderwijs aan de orde stelt, ga ik niet in. Ik wil slechts opmerken
dat er andere partijen zijn die evenmin in het college zijn vertegenwoordigd, maar die wel akkoord
kunnen gaan met de voorstellen. De heer Duijvendak moet mij op een ander ogenblik maar eens uitleg
gen welke verschillen er zouden zijn tussen oppositiepartijen ter linker- en ter rechterzijde(De heer
Niemeijer: Dat voorbeeld zegt mij niks!) Ik heb ook gezegd dat de heer Duijvendak mij de verschillen
maar eens moet uitleggen, want hij stelt dat zo en ik niet.
Ik denk dat ik het hierbij kan laten.
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming over de moties.
Motie I van de heren Duijvendak en Van der Wal wordt verworpen met 29 tegen 4 stemmen.
(Voor de motie stemmen de leden van de fractie van PAL.)
Motie II van de heren Duijvendak en Van der Wal wordt verworpen met 29 tegen 4 stemmen.
(Voor de motie stemmen de leden van de fractie van PAL.)
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat de PAL-frac-
tie wenst te worden geacht te hebben gestemd tegen punt IV van het besluit.