6 7 verder kan worden aangepunt is iets wat in het kader van de portefeuille Personeelszaken nog eens zou moeten worden bekeken. Ik moet echter wel opmerken dat de mogelijkheid om dit beleid verder te sti muleren - er moet in dit kader ook gedacht worden aan enige materiële ondersteuning - op het ogenblik nauwelijks mogelijk is. In ieder geval stel ik mij voor dat de gelegenheid tot het volgen van een cursus Fries alleszins binnen het raam van de mogelijkheden moet liggen. Maar ik dacht dat dat op dit moment ook al het geval is. De heer De Jong heeft het gehad over het gebruik van het Stadsfries. Het is niemand verboden om zich daarvan te bedienen. De heer De Jong gaat zijn gang dus maar. In hoeverre het mogelijk zal zijn het Stadsfries puntgaaf genotuleerd te krijgen, zal men zelf moeten beoordelen wanneer men de produktet onder ogen krijgt. (De heer De Jong: Ik voorspel een chaos.) Daar zijn wij wat minder bang voor. Ik geloof daar namelijk niet zo hard in. Het zal alleen wat moeilijker zijn om een puntgave weergave op schrift van het in het Stadsfries gesprokene te bereiken. Dat is voor wat betreft het Fries veel eenvoudi ger, omdat daar een behoorlijke schrijfwijze voor aanwezig is die voor iedereen, die daar gebruik van maakt, ook alleszins duidelijk is. De heer Van der Wal zegt dat dit een zaak is waar hij intern nog wel eens over wil praten en waar wij over een jaar op moeten terugkomen. Wij moeten gewoon met elkaar binnen de Commissie voor Be stuurlijke Aangelegenheden afspreken dat wij dit onderwerp een keer op de rol zetten. Wellicht dat er tegen die tijd wel weer een aanleiding is om hierover te praten, maar als die er niet is dan bestaat er van mijn kant geen enkel bezwaar om nog eens met elkaar door te praten op welke wijze je een bevor dering van het gebruik van de eigen taal, waarin de mensen zich nu een keer het beste kunnen uitdruk ken, verder gestalte kunt geven. Ik meen hiermee in eerste termijn te kunnen volstaan. Mevrouw Vlietstra: Nog een korte opmerking over de procedure van behandeling. De voorzitter zegt dat het verzoek van gedeputeerde staten niet aan de raad gericht was. Ik heb beide brieven er even op nagekeken, maar het blijkt dat ze allebei gericht zijn aan de gemeenten in Friesland. Wij kun nen dat op zijn minst uitleggen als zijnde gericht aan de gemeentebesturen, dus ook aan de raad. (De Voorzitter: In het Nederlands gemeenterecht is het gemeentebestuur in eerste linie b. en w. Nogmaals, hierover is gepraat hoor in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden, maar dat kan u ontgaan zijn.) Ja, dat is mij dan kennelijk ontgaan, maar ik heb dat in het verslag ook niet terug kunnen vin den. (De Voorzitter: Ik heb zonet al gezegd dat ik mij in de commissie op een gegeven moment vergiste toen ik zei dat deze zaak wel in de raad terugkomt. Ik werd daarop terstond door een van mijn naaste medewerkers teruggefloten, want die zei dat deze zaak niet in de raad komt, omdat het hier gaat om een stuk dat rechtstreeks aan b. en w. is gericht. Wij hadden alleen de bedoeling om te kijken of het antwoord dat het college aan gedeputeerde staten zou willen zenden steun van de Commissie voor Be stuurlijke Aangelegenheden zou ondervinden. Deze kwestie is wel zijdelings aan de orde geweest.) Ik neem gelijk aan dat dat klopt. Ik kan mij dat echter niet zo duidelijk herinneren dat ik dat op dit mo ment kan bevestigen. Ik ben er vanuit gegaan dat deze zaak vanzelfsprekend in de raad aan de orde zou komen en heb daarom waarschijnlijk niet meer goed naar de voorzitter geluisterd. In ieder geval heb ik op grond van de brieven begrepen dat er een standpunt van de gemeenteraden gevraagd zou worden. Verder ben ik wel tevreden met het antwoord van de voorzitter en hoef ik daar niet op in te gaan. De heer Van der Wal: De voorzitter zegt dat het gemeentebestuur in eerste linie b. en w. is. Het gemeentebestuur is de gemeenteraad. Als er een brief wordt gericht aan het gemeentebestuur, dan wordt die geacht te zijn gericht aan de raad. Ik heb nooit anders geleerd dan dat het gemeentebestuur de ge meenteraad is en niet b. en w. Het college van b. en w. is het dagelijks bestuur. Wanneer er een brief wordt gericht aan het gemeentebestuur, dan komt die bij de gemeenteraad. Wat er dan verder mee ge beurt hangt af van het preadvies van b. en w. Maar de raad beslist daarover. De Voorzitter: Ik wil een antwoord geven in de richting van de heer Van der Wal. De gemeente beschikt over drie organen, dieniet in een sfeer van ondergeschiktheid ten opzichte van elkaar verke ren, maar die allemaal in eigen verantwoordelijkheid naast elkaar staan. Daarnaast is de gemeenteraad, zoals dat in de Grondwet staat, het hoofd der gemeente, hetgeen betekent dat het beleid in hoofdlijnen ook door de raad wordt vastgesteld. Niettemin hebben b. en w. een eigen verantwoordelijkheid, die in de wet op tal van plaatsen aan hen is toegemeten. Het is niet zelden zo dat, met name daar waar het gaat om punten waar de gemeente in medebewind wordt geroepen ter uitvoering van hogere regelingen, het gemeentebestuur ten tonele wordt gevoerd en dat uit de hele context van de wettelijke bepaling valt af te leiden dat daar het college van b. en w. mee wordt bedoeld. Als de heer Van der Wal zegt dat hij altijd geleerd heeft dat het gemeentebestuur de raad is, dan moet ik zeggen dat ik dat anders geleerd heb. Het kan best eens voorkomen dat uit de context van een wettelijke bepaling duidelijk blijkt dat met gemeentebestuur de raad wordt bedoeld, maar door de bank genomen is het zo dat het gemeentebe stuur b. en w. is. Wanneer wij straks misschien een nieuwe gemeentewet krijgen, zal dit punt daarin wellicht iets duidelijker geformuleerd zijn. Dan is dit probleem ook weer opgelost. It brief neamd under sub F wurdt foar kundskip oannommen en ut staanpunt noemd onder sub L wurdt deurgeven aan de Maten fan ut Stadsfries. Sub G en H. De verzoeken en de brief worden in handen gesteld van b. en w. om preadvies. Sub Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. SubJ. De Voorzitter: Dit punt luidt: Brief van 22 september 1984 van het Platform Een- en Tweepersoons huishoudens Leeuwarden met betrekking tot de afbraak van de panden Voorstreek 62 (Amelandshuis) en Amelandsstraat 42. De heer Niemeijer: Aan de orde is de brief van het Platform Een - en Tweepersoonshuishoudens Leeu warden (PEL) betreffende de afbraak van de panden Voorstreek 62 en Amelandsstraat 42. Gemakshalve betrek ik hierbij de beantwoording van vragen van drie raadsleden, omdat die zich wel voor een aantal conclusies leent. Ik wil een heel korte samenvatting geven van het gebeurde. Het Amelandshuis was ja renlang in handen van een club die zo iets niet in handen hoort te hebben. Een zorg die door velen, zowel binnen de raad als daarbuiten, is uitgesproken. Pogingen van het college om een keer te brengen in die situatie zijn zonder resultaat gebleven. De afloop was voorspelbaar. Toen de boel in de fik ging, constateerde een aantal mensen dat dit de zaken bevestigde. Geconstateerd kon verder worden dat, om dat de brand blijkbaar niet hevig genoeg had toegeslagen, er nog een handje geholpen moest worden bij de verdere sloop. Het pand aan de Amelandsstraat was een monument en leek gedoemd om gesloopt te worden. Maar over dat laatste was nog een procedure gaande. Het uitstel van die sloop leek sommigen niet te zinnen. Toen bleek dat, ondanks uitdrukkelijke waarschuwing, sloop in de omgeving van dit pand toch wel erg voortvarend werd aangepakt, zodat het pand zelf ernstig bedreigd werd en een defi nitieve instorting dreigde, lieten b. en w. geen maatregelen nemen. Ook wat dit pandje betreft werd het proces voorspelbaar. Het pand viel van ellende in elkaar. Ik wil niet zeggen dat slopers geen vak mensen zijn, maar als zij gewild hadden dan hadden zij een dergelijk pand best kunnen laten staan. Een ieder die in die kringen verkeert of ermee te maken heeft gehad weet dat dat zo werkt. Wat deed het college daarna? Eigen li jk n ietsDan resten er enkele conclusies over deze gang van zaken. Ten eerste kun je in het algemeen stellen dat wij als gemeente blijkbaar een duidelijk gebrek heb ben aan instrumentarium om dit soort ongewenste zaken werkelijk voldoende in de hand te krijgen. Deels komt dat door het feit dat wij de financiële middelen daarvoor niet hebben. Maar wij moeten ook constateren dat wij geen juridische middelen hebben om dit soort ongewenste toestanden geheel te be strijden. Misschien kunnen wij de symptomen wel bestrijden, maarniet het geheel. Met deze conclusie kunnen wij echter niet zoveel. Ten tweede kun je een conclusie trekken waar wij als raad wel wat mee kunnen. Het maakt mij daarom ook verdrietig dat wij moeten constateren dat het college zich heeft laten passeren, dat in Leeuwarden ruimtelijke ordening gepleegd kan worden door brand en illegale sloop en dat het college geen enkele poging doet - althans niet zichtbaar, ook niet voor de raad - om aan te tonen dat zo iets in Leeuwarden niet kan en dat het zo iets niet pikt. Ik wil dat duidelijk maken door er nogmaals op te wij zen dat er, toen het fysiek nog mogelijk was om het pand Amelandsstraat te redden en er uitdrukkelijk gewaarschuwd was dat er zaken fout gingen, niet afdoende is ingegrepen om dat proces te verhinderen. Daarom is de beroepsprocedure tot een farce gemaakt. Wat kun je doen om een en ander te verhinderen? Je kunt een heleboel doen als je werkelijk prio riteiten stelt. Geconstateerd kan worden dat het, wanneer het "poppekast" is in Leeuwarden, wel mo gelijk is om verschrikkelijk veel mensen in te zetten. Het is dus maar waar je je prioriteiten stelt. Het college heeft dit feit onvoldoende aangepakt, ook toen een en ander gebeurd was en wij tegen de tries te puinhopen van het Amelandshuis en het pand Amelandsstraat moesten aankijken.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1984 | | pagina 4