28 dellange termijn voor ruimtelijke ordening en volkshuisvesting op te stellen. Het steeds maar uitstellen van een nieuwe structuurschets voor Leeuwarden wijst ook in die richting. Nu wordt die dan voor 1985 aangekondigd, maar welke garanties heeft de raad dat het er ook werkelijk van komt? En gaat die schets ook inderdaad in op de hiervoor geschetste problematiek? Volgens PAL is het nu wel de hoogste tijd om, zeker wat de ruimtelijke ordening en volkshuisvesting betreft, met beide benen op de grond te komen en al die overdreven taakstellende groeiverwachtingen over boord te zetten Zoals reeds eerder betoogd zal de ommekeer in het ruimtelijk beleid een mentaliteitsverandering van bestuurders vragen, terwijl ook menige financiële klip zal moeten worden omzeild (citaat jaarbe- richt), en dat geldt zeker ook voor Leeuwarden. Tot nu toe ontbreekt het de raad aan een duidelijk be leid, waar de stedebouwkundige prioriteiten in relatie worden gebracht met de financiële risico's die wij lopen. Als je daar in de Commissie voor het Grondbedrijf of de Commissie voor de Ruimtelijke Or dening naar vraagt word je van Ket kastje naar de muur gestuurd. Wij vinden het noodzakelijk dat in de aangekondigde structuurschets diepgaand wordt ingegaan op de noodzakelijke beleidsombuigingen - eer der hebben wij dit al eens inbreiden in plaats van uitbreiden genoemd - en tevens op de stedebouwkun dige en financiële gevolgen van deze beleidsombuiging. Kan het college op dit punt de raad toezeggin gen doen? Een van de beheersinstrumenten voor deze beleidsombuiging is een inventarisatie en capaciteits planning van braakliggende terreinen en leegstaande of binnenkort leegkomende panden in de stad. Er zal een beleid geformuleerd en vastgesteld moeten worden wat wij gaan doen met al die panden en terreinen, want dat zijn er nogal wat. Op het Lijempfterrein en omgeving gaan wij hierna in, maar de lijst valt moeiteloos aan te vullen met tal van voorbeelden: de NS-/Van Gend en Loos terreinen, de Oude Veemarkt, de voormalige Frico- en Rosier-terreinen, Camstraburenterreinen ten oosten van de Van Harinxma-brugoprit, Aldldnsdyk/Badweg - voor zover niet voor zieken hu isbouw nodig -, terrein ten westen van de Jelsumerstraat, Amelandsstraat niet te vergeten, enz. Ook de lijst van leegstaande of binnenkort leegkomende panden is aanzien lijk. Voorbeelden: Westerkerk, St. Anthoon/Hofwijck, St. Anthony-school, panden rond de Bonifatiuskerk, de panden van de Provinciale Planologische Dienst, de villa van het Economisch Technologisch Instituut voor Friesland, Diaconessenhuis, Rijksscholen Ge meenschap, Muziekpedagogische Academie, Elisabethklooster, Ritske Boelemagasthuis, talloze leeg staande panden in de binnenstad, enz. enz. Wij kunnen ons voorstellen dat een dergelijke beleidsnota ook zou leiden tot het maken van een af- bouw-variant voor Camminghaburenwaarna de braakliggende grond teruggeploegd zou kunnen worden tot landbouw- of natuurgebied. Alle aandacht moet dan gericht worden op de braakliggende gronden binnen de bebouwde kom. In de eerste plaats denken wij daarbij aan het gebied Huizum-Sixma (Leijmpfterrein)Klanderijbuurt, Tulpenburg. In de memorie van antwoord, antwoorden b. en w. op on ze vraag hieromtrent dat eerst over de Oostergoweg besloten moet worden. Hoewel nergens in het colle geprogram met zoveel woorden de allesoverheersende prioriteit van de Oostergoweg wordt aangegeven, stelt het college die super-prioriteit wel, blijkens de betreffende passage in de herwaardering. Dit kan niet anders dan ten koste gaan van prioriteiten die wel in het collegeprogram zijn genoemd en die ook de onze zijn. Bij voorbeeld de hoogste prioriteit voor het langzaam verkeer - met name de aanleg van directe fietsverbindingen tussen de nieuwbouwwijken en het stadscentrum - en het openbaar vervoer. De voorgenomen aanleg van de Oostergoweg blijft in de visie van het college de ontwikkeling van Lijempf- terrein/Klanderijbuurt/Tulpenburg blokkeren, terwijl de boekwaarden van de terreinen blijven oplopen. Ondertussen blijkt de Oostergoweg helemaal geen oplossing te bieden voor de binnenstadsbereik baarheid, waarvoor hij ooit bedoeld is geweest. De geprojecteerde "verkeersmachine" op het Zuider plein en ten zuiden van de spoorwegovergang blijkt een kleinere verkeerscapaciteit op te leveren dan in de huidige situatie en zal dus de autofiles in het spitsuur alleen maar verplaatsen en vergroten en dat tegen de somma van zo'n 40 50 miljoen gulden gemeenschapsgeld. Het zal duidelijk zijn dat PAL een fel tegenstander is van de aanleg van deze geldverslindende lijdensweg. Ook het afzien van dit project moet onderdeel zijn van de drastische herbezinning op ons ruimtelijke ordeningsbeleid, zodat snel een begin met de ontwikkeling van het Lijempfterrein kan worden gemaakt. PAL heeft daarvoor reeds in 1982 enkele ideeënschetsen geleverd. De formele bestemming van het Lijempfterrein voor grootschalige kantorenbouw is inmiddels al een erkende utopie geworden, hoewel de be Ie ids voorbereiders er, gezien het uitblijven van de reeds lang gereedgekomen herziene kantorennota, de grootste moeite mee hebben dit ook op papier toe te geven. Ondertussen is die kantorennota al door de feitelijke ontwikkelingen achterhaald en het lijkt daarom veel beter die dure nota te laten voor wat die waard blijkt en het beleid op dit gebied mee te nemen in de structuurschets. Gelukkig is er op het gebied van de stadsvernieuwing de laatste tien jaar een geweldige prestatie 29 geleverd. PAL heeft deze krachtsinspanning ook altijd met verve ondersteund, hoewel wij niet op alle punten onze zin hebben gekregen, met name niet op het gebied van bewonersparticipatie. Doordat wij destijds, onder druk van initiatieven uit de bevolking en de linkse politieke partijen, als een van de eerste steden zijn begonnen met de plannenmakerij voor de stadsvernieuwing, hebben wij een onevenre dig groot deel van het landelijk budget voor de stadsvernieuwing naar Leeuwarden gehaald. Met het in voeren per 1 januari 1985 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing, in plaats van de Interim Saldo Regeling (ISR), komt een einde aan die gouden tijden en daarmee ook aan de gouden koorden. Wij jui chen deze vorm van decentralisatie uiteraard toe, maar eens te meer blijkt dit gepaard te gaan met een forse bezuiniging. Leeuwarden heeft de laatste tien jaar gemiddeld 12 miljoen gulden per jaar aan ISR- gelden ontvangen en dit wordt de komende jaren waarschijnlijk 9 10 miljoen gulden. Bovendien ver vallen de extra subsidies voor riolering, woonomgeving- en particuliere woningverbetering. Het zal duidelijk zijn dat hierdoor een forse vertraging in de stadsvernieuwing zal ontstaan, te meer daar de meerderheid van de raad de afgelopen jaren steeds weer meende te moeten bezuinigen op de eigen stor tingen in het fonds stadsvernieuwing. PAL heeft altijd tegen die kortingen op de stadsvernieuwing ge stemd en zal daarom bij de behandeling van de herwaardering komen met een voorstel tot verhoging van de jaarlijkse storting in het fonds. Desondanks zal er toch niet aan een ruimere fasering bij de aanpak van oude wijken zijn te ontkomen. Wellicht wordt het hierdoor mogelijk meer personeel vrij te maken voor het zo noodzakelijke stadsbeheer. In ons meer algemeen gedeelte over de noodzakelijke beleids ombuigingen, hebben wij al aangegeven dat een veel grotere aandacht voor het zogenaamde voorraad beheer noodzakel ijk is. De oplossing voor de problemen die zijn ontstaan in de na-oorlogse wijken, zoals Schieringen, Lekkumerend en Valeriuskwartier en Meenthe, zal een toenemend beroep op de middelen voor de stads vernieuwing veroorzaken, terwijl koste wat kost voorkomen moet worden dat elders in de gerenoveerde stadsdelen de verpaupering de kop weer opsteekt. Wij hoeven er immers niet op te rekenen binnen pak weg 25 jaar weer eens een dergelijke stadsvemieuwingsoperatie gefinancierd te krijgen. Gelukkig zijn er tekenen dat dat besef ook binnen het gemeentelijk apparaat is doorgedrongen, getuige de aanwijzing van proefgebieden voor een verscherpt aanschrijvingsbeleid, hoewel daar in het beleidsplan weinig of niets over is te lezen. Ook niet trouwens in de Nota Decentralisatie Stadsvernieuwing. De gedeeltelijke inwerkingtreding van de Wet voorkeursrecht gemeenten tegelijk met de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing, biedt wellicht een nieuw instrumentarium voor het door ons bepleite voor raadbeheer. De mogelijkheden van deze nieuwe wet dienen dan ook zo spoedig mogelijk toegepast te worden. Kan het college deze mening delen? Ook ten aanzien van de volkshuisvesting is de aandacht van het beleid na de oorlog grotendeels bepaald geweest door de vraag naar meer. Volkshuisvestingsbeleid was realisatie van nieuwbouwpro- gramma's. De verandering heeft zich enige jaren geleden ingezet; Heechterp en wat daarna kwam hebben aangetoond dat beheersvraagstukken een steeds belangrijker rol gaan spelen. In onze fractie heeft dat geleid tot het besef dat veel meer dan nu de uit te werken Nota Volkshuisvesting ook een visie zal moeten geven wat er met de bestaande woningvoorraad moet gebeuren ten aanzien van het op peil houden en beheer van deze voorraad. Een programma volkshuisvesting dient te bestaan uit zowel een meerjarenprogramma nieuwbouw als uit een meerjarenprogramma woningverbetering. In aansluiting op het in het collegeprogram genoemde uitgangspunt "bewoners meer betrekken bij hun woonomgeving", zou bezien moeten worden in hoeverre bewoners ook meer bij het beheer van hun woning en omgeving te betrekken zijn. Geëxperimenteerd zou kunnen worden met kleinschalige doch tercorporaties met beheerstaken. Bekeken zou verder kunnen worden in hoeverre huurders bij woningver betering tot zelfwerkzaamheid bereid zijn ten bate van bijvoorbeeld huurverlaging Ons inziens neigt de afwezigheid van inzicht en beleid ten aanzien van de verspreide ponden, die in het beheer zijn van het Woningbedrijf/Grondbedrijf, naar wanbeheer. De toegezegde notitie dient zo spoedig mogelijk te komen Een vrij grote wooncapaciteit in de binnenstad staat momenteel ieeg. Wij doelen daarbij op de vele leegstaande verdiepingen boven winkelpanden, door het vaak ontbreken van gescheiden opgangen. Naar onze mening is ook hier een veel actiever beleid nodig. PAL heeft het voornemen in de loop van het volgend jaar hieromtrent met uitgewerkte voorstellen te komen. Dat wij van oordeel zijn dat de binnenstad, ondanks de goede resultaten van de stadsvernieuwing, een probleemgebied blijft, zal u niet verbazen. Een goed halfjaar geleden hebben wij dat nog eens ge ïllustreerd aan de hand van een foldertje onder de titel Hoe staat het met de goede bedoelingen? De conclusie was en is dat ondanks de goede bedoelingen van structuurplan, collegeprogramma en be schermd stadsgezicht, de afbraak van het te beschermen stadsgezicht - met name het 19e eeuwse deel -, onverminderd doorgaat, evenals de schaalvergroting en de aanleg van nieuwe racebanen voor het auto-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1984 | | pagina 15