67
len wij daar echter niet mee om gaan. In de algemene beschouwingen van de heer Van der Wal staat:
"Ondertussen worden de protesten tegen het binnenstadsbeleid van dit college wel steeds sterker. De
onvrede, kennelijk ook binnen de partij van wethouder Geerts, neemt snel toe." Dat slaat dus op mij.
Ik wil er wel op wijzen dat ik niet het beleid maak. Wij maken dat hier met zijn allen. Wij zeggen hier
met zijn allen wat wij in de binnenstad willen. Het college geeft aan iedereen de mogelijkheid om
daarover te praten. Men doet net alsof achter deze tafel vijf ministertjes op lokaal niveau zitten die
een eigen beleid voeren. Zo werken wij echter niet binnen de gemeente. Ik zou niet deugen, want zie
maar naar hetgeen er allemaal gebeurt; zo iemand kan dus ook nooit een goede mening hebben over
collegevorming. Wat daar achter zit is ook duidelijk. PAL staat te trappelen om in het college zitting
te nemen, wat het loon zal moeten zijn van jarenlang ageren. Ik had vandaag even tijd om de betekenis
van het woord "ageren" op te zoeken. Wel, dan valt het nog wel mee. "Ageren" betekent: handelend
optreden of te werk gaan. Maar ik kan ook zeggen: de wijze van politiek bedrijven van PAL. Ik wil
daar een paar kenmerken van noemen. Ten eerste. PAL werkt heel hard - ik wil dus positief beginnen -,
datgene wat zij maakt is heel gedegen en heel goed voorbereid. Ten tweede. PAL is echter ook ongelo
felijk wijdlopig en vaak heel laatdunkend over personen. Bovendien heeft PAL een schier oneindig zelf-
opblazend vermogen. Dit is mijn beoordeling over het functioneren van PAL. Ik wilde dit toch graag
even stellen tegenover datgene wat de heer Van der Wal heeft gezegd.
Mevrouw De Jong heeft ook gewezen op de sanering van de boekwaarden en de risico's die wij
daarmee lopen. Er is gesaneerd en er wordt geen rente meer bijgeschreven. Dat risico hebben wij dus
ingeperkt. Het is inderdaad terecht dat mevrouw De Jong met bezorgdheid kijkt naar hetgeen er ten
aanzien van de exploitatiegebieden gebeurt. Wij hebben wat dat betreft nog wel enige reserves, maar
de situatie is inderdaad zorgwekkend. Wij zullen het oog daarop gericht moeten houden en in ieder ge
val heel voorzichtig moeten zijn met investeringen. Met name zullen wij - dat is dan in de lijn van
hetgeen naar voren is gebracht - het oog moeten richten op die gebieden waar grote exploitatieverlie
zen dreigen. In dat kader heb ik de Hemrik reeds genoemd en het beleid wat het college daar wenst te
voeren
Op de situatie met betrekking tot de Oostergoweg heb ik al gereageerd.
Mevrouw De Jong is ook ingegaan op het probleem van de na-oorlogse wijken en het achterstallig
onderhoud. Het is inderdaad heel zorgwekkend wat daar gebeurt. Ik heb zonet een beschrijving gegeven
van de wijze waarop wij hebben ingespeeld op de terugploegprojecten Wij hebben daar al een heleboel
mee bereikt. Wij hebben wat dat betreft toch wel enige risico's gelopen.
Mevrouw De Jong heeft gevraagd of de Commissie Welstandszorg kan worden geraadpleegd voordat
er tot sloop wordt overgegaan. Ik wil hierover het volgende opmerken. Een sloopvergunning kan nooit
gebruikt worden als middel om gebouwen permanent in stand te houden. Een en ander lost zich op in een
aanvraag voor een bouwvergunning. De verlening c.q. weigering daarvan is niet afhankelijk van het te
gengaan van sloop, tenzij het een monument betreft, maar van limitatief in de wet genoemde gronden.
Kan er nog geen bouwvergunning verleend worden dan moeten b. en w. de sloopvergunning weigeren,
tenzij de veiligheid in gevaar komt - dat is in het geval er sprake is van een bouwval of bij brandge
vaar - en er uit welstandsoverwegingen geen bezwaren zijn. Voor zover mij bekend - dat heb ik ook la
ten bevestigen - wordt in al die gevallen de Commissie Welstandszorg om advies gevraagd.
Mevrouw De Jong heeft het college ook een compliment gemaakt - ik wil dat graag doorgeven aan
het ambtelijk apparaat - over het snel reageren op de mogelijkheden die wij in het kader van de stads
vernieuwing hebben gekregen. Ik wil haar bedanken voor dat compliment.
De Vijzelstraat-West. Er is inmiddels een advertentie gezet, maar reacties daarop zijn mij nog niet
bekend. Wij moeten zien of wij op deze wijze de gevelwand zullen kunnen handhaven. Ik hoop dat dat
zal lukken, maar dat zal moeten blijken.
Ik heb kennis genomen van het feit dat mevrouw De Jong verheugd is over de aandacht die het col
lege wijdt aan voorzieningen voor gehandicapten.
De heer Buurman heeft gesproken over het verlichtingsniveau aan de Groeneweg. Hij vraagt zich af
of het verantwoord is dat te verlagen. Het college denkt dat dat wel kan. Wij hebben met betrekking
tot dit punt uitdrukkelijk gesteld dat er voor moet worden gezorgd dat op strategische punten waar geva
ren opdoemen extra verlichting gehandhaafd blijft. Het betreft hier een autoweg en ik denk dat een
verminderd verlichtingsniveau op deze plaats wel kan. Maar als ik zeg "ik denk" dan ben ik natuurlijk
wel met iets subjectiefs bezig. De een zal namelijk zeggen dat het bij een bepaald verlichtingsniveau
voor hem te donker is, terwijl een ander vindt dat dat goed is. Het college denkt dat verlaging van het
verlichtingsniveau aan de Groeneweg gezien in relatie tot het verlichtingsniveau van andere straten
mogelijk is.
Op de structuurschets en de garanties ten behoeve van woningstichtingen ben ik al ingegaan.
Ik ben hiermee op alle vragen en opmerkingen ingegaan.
68
De heer Bron is inmiddels ter vergadering gekomen. Mevrouw Vlietstra heeft inmiddels de vergade
ring verlaten.
De heer De Vries (weth.): Ik wil beginnen - ik heb namelijk geen jaargenoot tevens vriend - met
een anekdote uit het onderwijsveld. Een aantal weken geleden kreeg ik bezoek van een meisje uit de
zesde klas van een lagere school die mij wilde interviewen. Het meisje had een bandrecorder bij zich.
Toen de microfoon was opgesteld legde zij mij een aantal vragen voor. De derde vraag was: Heeft u ook
een opleiding gehad voor wethouder? Ik zei daarop dat daar geen opleiding voor was. Helemaal niet?
zei het meisje. Nee, was mijn antwoord. Daarop zei het meisje: Dan betwijfel ik of u uw werk wel
goed kunt doen. Tegen de achtergrond van deze anekdote kan de raad mijn interventie opvatten. Wat
mijn portefeuille betreft zijn er over twee sectoren opmerkingen gemaakt, namelijk over de sector on
derwijs en de sector sport en recreatie. Ik wil beginnen met de sector sport en recreatie.
De voorzitter heeft een paar opmerkingen gemaakt over Cambuur. Ik wil daar nog graag iets aan
toevoegen. In de eerste plaats dit: Na de ramp op de middag van de voetbalwedstrijd SC Cambuur-FC
Den Haag - dit is in antwoord op de vraag van de heer Pruiksma - heeft de Dienst voor Sport en Recrea
tie wel degelijk de rekening voor de vernielde tribune aan Cambuur gepresenteerd en die ook is betaald.
In de tweede plaats: Het bestuur van Cambuur onderhoudt op zeer intensieve wijze contact met zijn ei
gen supportersschare, teneinde permanent de aandacht te vestigen op de wederzijdse verantwoordelijk
heden en op het feit dat men moet proberen het betaald voetbal in Leeuwarden zo goed mogelijk in
stand te houden. Ik wilde deze twee aanvullingen even kwijt om daarmee aan te geven hoe zeer ook het
bestuur van Cambuur zich met deze affaire bezighoudt.
De heren Pruiksma en Bijkersma hebben beide, zij het vanuit verschillende invalshoeken, de affaire
rond de manege genoemd. De heer Pruiksma dringt aan op maximale openbaarheid. Als hij daarbij doelt
op openbaarmaking van het rapport van de commissie, die op verzoek van b. en w. over deze kwestie
een advies heeft uitgebracht, dan moet ik hem teleurstellen. Het college vindt namelijk dat dat rapport
geen publiek document kan worden. Het vertrouwelijke rapport ligt ter inzage voor alle raadsleden. Wij
zullen de raad rondom de komende definitieve afwikkeling van deze kwestie zo duidelijk mogelijk in
formeren over alle aspecten die hieraan hebben vastgezeten. Wij zullen daarbij dan ook de opmerkingen
betrekken van de heren Pruiksma en Bijkersma. Wat de opmerkingen van de heer Bijkersma betreft gaat
het dan om de garantie en de positie van de gemeentelijke waarnemer. In een gecombineerde vergade
ring van de Commissie voor de Financiën en de Commissie voor Sport en Recreatie hebben wij het rap
port van reeds genoemde commissie op 10 december j.l. gedetailleerd besproken. Op dit moment wach
ten wij de verdere stappen af van de curator inzake de manege.
De inrichting van een zwembad met natuurwater, waar de heer Pruiksma om heeft gevraagd, is
technisch een onmogelijk lijkende zaak. In de wet die de kwaliteit van het zwemwater regelt staat
exact aangegeven wat aan het water moet worden toegevoegd om een goed bacteriologisch evenwicht te
handhaven. Een deskundige die hierover informatie heeft verstrekt merkte op dat een zwembad met na
tuurwater in onze lokale situatie met twee buitenbaden niet mogelijk is.
Wat de sporthal in de Bouhof betreft, waarover de heer Pruiksma een opmerking heeft gemaakt,
zullen wij proberen op korte termijn een oplossing te zoeken. Wij moeten voorkomen dat dit project in
het kader van het buitenschoolsgebruik als een concurrent gaat functioneren met ons eigen sporthallen-
areaal. Wij zouden als gemeente deze sporthal niet meer hebben gesticht. In de memorie van antwoord
hebben wij ook meegedeeld dat wij het gevoel hebben dat er hier op dit moment voldoende gelegenheid
is voor het beoefenen van binnensporten. Of wij het willen of niet, wij zullen moeten bekijken op wel
ke wijze deze sporthal in het komende jaar in de hele zaak kan mee functioneren.
Over de inspraak van de gebruikers van sportaccommodaties wil ik het volgende zeggen. Ik wil de
gebruikers er op wijzen dat het Leeuwarder Sportcentrum breed vertegenwoordigd is in de Commissie
voor Sport en Recreatie. Naar onze mening moet die ingang permanent en geregeld gehanteerd worden
om overleg over sportzaken mogelijk te maken. Wij kunnen onmogelijk met iedere afzonderlijke gebrui
ker op bestuurlijk niveau overleg voeren over bij voorbeeld te treffen bezuinigingsmaatregelen.
De sector onderwijs is voor vier fractievoorzitters aanleiding geweest tot het maken van opmerkin
gen. Ik zal trachten in mijn verhaal de opmerkingen van de verschillende sprekers zoveel mogelijk te
combineren
De heer Meijerhof attendeert terecht op het felle verzet tegen de door de minister van Onderwijs
aangebrachte bezuinigingen. Die bezuinigingen liegen er niet om. Nog tijdens het laatste weekend
hebben de Algemene Bond van Onderwijzend Personeel (ABOP) en de Katholieke Onderwijs Vakorgani
satie (KOV) congressen gehouden. Tijdens die gelegenheid hebben de bonden hun beklag gedaan over