4
verre van optimaal zijn om deel te nemen in het proces van economisch herstel. U constateert zelf al in
het beleidsplan de relatieve verslechtering van de positie van Leeuwarden als vestigingsplaats voor het
bedrijfsleven, dit als gevolg van wijzigingen op het gebied van het regionaal stimuleringsbeleid. Voorts
is Leeuwarden nog steeds verstoken van een verbinding met het rijkswegennet via een autosnelweg. Het
is plezierig en misschien nuttig dat de Commissie Goudswaard de problemen van het Noorden en met na
me ook de slechte wegverbinding van Leeuwarden heeft gesignaleerd.
Het is ook een goede zaak dat provinciale staten in hun algemene beschouwingen aandacht hebben
besteed aan de reconstructie van rijksweg 32 en daarover moties hebben ingediend. Het ligt in de rede
dat, mede in verband met het onderwerp stadsgewest, de raad van Leeuwarden zich via een motie uit
spreekt over de verbinding Leeuwarden-HeerenveenIk zal hiertoe geen motie indienen, omdat de
CDA-fractie kenbaar heeft gemaakt dat te zullen doen. Wij zullen die motie van harte ondersteunen.
Een ander punt is Leeuwarder stadsgewest. In de vorige begrotingszitting heeft deze raad unaniem
een motie aangenomen met als strekking dat de gemeente Leeuwarden dient te worden aangemerkt als
stadsgewest. Zoals de kaarten er nu bij liggen, lijkt het kabinet voor Leeuwarden te willen vasthouden
aan de aanduiding "concentratiekern in het Noorden van het land". Weliswaar is daaraan, mede dank
zij druk van het provinciaal bestuur, een toezegging gekoppeld dat een groot aantal faciliteiten die
geiden voor stadsgewest, ook geldt voor Leeuwarden. Mijn fractie blijft evenwel van mening dat er, in
vergelijking tot overige wel aangewezen stadsgewesten, inhoudelijk geen redenen zijn om Leeuwarden
van die positie uit te sluiten. Daarom, maar vooral ook vanwege het feit dat garanties met betrekking
tot de toegezegde faciliteiten ten enenmale ontbreken, blijft het geboden onze rechtvaardige eisen in
de richting van Den Haag en, zoals het nu ligt, in de richting van de Tweede Kamer-fracties kenbaar te
blijven maken. Wij vinden het dan ook noodzakelijk een motie in te dienen, gelet ook op de fase waar
in de besluitvorming verkeert, waarin die eisen worden uitgesproken. De motie luidt als volgt.
Motie 1
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 17 decem
ber 1984,
overwegende dat:
- gelet op de specifieke positie van Leeuwarden, in het verleden door de
regering een stimulerend beleid ten aanzien van Leeuwarden is ontwik
keld;
- dit beleid onder meer tot uitdrukking is gebracht in de aanwijzing van
Leeuwarden tot groeipool in de Verstedelijkingsnota 1978, in de bijzon
dere positie van Leeuwarden in het kader van spreiding van rijksdiensten,
in de toekenning van lokatiesubsidie voor Camminghaburen, in de aanwij
zing tot ISR-gemeente en in de uitvoering van het Integraal Structuurplan
Noorden des Lands;
- de raad op 20 december 1983 middels een motie bij de minister van Volks
huisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer met de grootst moge
lijke klem heeft aangedrongen op voortzetting door het rijk van het stimu
lerend beleid ten aanzien van Leeuwarden en derhalve Leeuwarden bij de
definitieve standpuntbepaling ten aanzien van het beleidsvoornemen van
de regering, zoals neergelegd in de Structuurschets Stedelijke Gebieden
1983, tot stadsgewest aan te wijzen;
- in de inmiddels verschenen regeringsbeslissing inzake de voornoemde
structuurschets de status van concentratiekern voor Leeuwarden is gehand
haafd;
- aan de titel "concentratiekern" weliswaar instrumentele invulling is gege
ven, doch dat deze invulling impliceert dat aan Leeuwarden op voorhand
een belangrijk instrument, namelijk het bouwplaatsinstrumentarium, wordt
onthouden;
- aan Groningen en Zwolle de status van stadsgewest is toegekend, terwijl
Leeuwarden als concentratiekern in het Noorden op één lijn wordt gesteld
met de kernen Emmen en Appingedam/Delfzijl;
- daarmee de specifieke positie, die Leeuwarden inneemt in provinciaal en
noordelijk verband, wordt miskend,
spreekt uit dat aan Leeuwarden alsnog de status van stadsgewest dient te
worden toegekend
5
en besluit deze motie ter kennis te brengen van de Tweede Kamer der Sta-
ten-Generaal en in afschrift te zenden aan de minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer."
De motie is mede-ondertekend door de fractievoorzitters van CDA, VVD, D'66 en GPV/RPF/SGP. De
fractie van PAL beraadt zich nog over de inhoud van de motie. (De Voorzitter: De motie is voldoende
ondersteund en maakt deel uit van de beraadslagingen.)
Bestuurlijke verhoudingen
Het binnenlands bestuur is het laatste decennium onderwerp van discussie geweest. Het wetsontwerp
voor de reorganisatie van het binnenlands bestuur is uiteindelijk door het kabinet Lubbers ingetrokken.
Wel is er een Wet gemeenschappelijke regelingen verschenen, in eerste aanleg bedoeld als aanvulling
op het ingetrokken wetsontwerp. Het proces naar nieuwe bestuurlijke structuren is geheel tot staan ge
bracht. De oplossing van bestuurlijke problemen moet nu vooral gezocht worden in intergemeentelijke
samenwerking en decentralisatie van bestuur. Van dit laatste aspect, een hoofdpunt van het kabinetsbe
leid, komt weinig terecht. Daar waar wel sprake is van decentralisatie wordt dit tevens benut om bezui
nigingen door te voeren
De intergemeentelijke samenwerking lijkt door de gemeentelijke herindeling aan bestuurskracht te
hebben ingeboet. Er zal met meer voortvarendheid tot een nieuwe regio-indeling moeten worden geko
men, waarbij de mate van onderlinge eensgezindheid van de gemeenten bepalend zal zijn voor de rol
van de provincie. Wat is op dit moment de stand van zaken?
Hiermee kom ik dan tevens bij de positie die de provincie inneemt in het binnenlands bestuur. De
provincie-nieuwe-stijl, oftewel de zogenaamde doe-provincie, is van de baan. De veronderstelling dat
de provincie hiermee weer terug is geworpen op haar taak van toezichthouder op de gemeenten is echter
onjuist. Het takenpakket en de bestuursstijl zijn in de loop der tijden veranderd en geïhtensiveerd.
Conflictsituaties betreffende de competentie van taakuitoefening zijn niet ondenkbaar. Als voorbeeld
moge dienen het opbouwwerk op het plaatselijk woonwagenkamp. Het woonwagenbeleid is onderworpen
aan de regelgeving van de provincie. Zowel onder provinciale als onder gemeentelijke verantwoorde
lijkheid wordt opbouwwerk uitgevoerd. Mijn vraag is wie nu het opbouwwerk op het woonwagenkamp ter
hand moet nemen. Een totaal ander voorbeeld is de reorganisatie van de nutsvoorzieningen gas, elektra
en warmte en dan met name de distributiesector. Hier kan niet volstaan worden met de initiatieven van
de provincie af te wachten. De gemeenten zullen het er onderling over eens moeten worden wat hun
koers in deze is.
Uit deze opmerkingen kan de indruk ontstaan dat de provincie en de gemeente tegenover elkaar
staan. Bij het onderwerp stadsgewest heb ik al aangegeven dat provincie en gemeente ook naast elkaar
staan om de gemeenschappelijke belangen zo goed mogelijk te behartigen. De verhouding provincie-ge
meente zal moeten zijn: naast elkaar. Of, zoals de voorzitter van de PvdA-statenfractie het stelde:
"Mei inoar oparbeidzje"
In het kader van de bestuurlijke verhoudingen wil ik ook even stilstaan bij het bestuur van de ge
meente. Ik citeer uit het Handboek voor Gemeenteraadsleden: "Aan het hoofd der gemeente staat de
raad,... Met deze beginwoorden van artikel 152 van de Grondwet is al aanstonds duidelijk dat de raad
volgens de wet het hoogste bestuursorgaan is in de gemeente. De gedachte dat de raad aan het hoofd
van de gemeente staat is terug te vinden in artikel 167 van de gemeentewet: "Aan de raad behoort, met
betrekking tot de regeling en het bestuur van de huishouding der gemeente, alle bevoegdheid die niet
bij deze of eenige andere wet aan den burgemeester, of aan burgemeester en wethouders is opgedra
gen."." Het is interessant te weten wat er in het handboek voor burgemeesters wordt gemeld over het
bestuur van de gemeente.
Openbare orde en veiligheid
In het beleidsplan geeft u terecht aan dat de taak van de politie aanvullend is ten opzichte van de
burger. Dit mag er echter nooit toe leiden dat burgers de taak van de politie over gaan nemen. Het ont
staan van zogenaamde burgerwachten wijzen wij volstrekt af en wij zijn blij dat ook de burgemeester
enige weken geleden op een bijeenkomst van de WD een overeenkomstig standpunt heeft ingenomen.
Wat wel van groot belang is, is dat de politie meer de straat op gaat, meer zichtbaar aanwezig is in
wijken en buurten en bekend is bij de burgers. Wij verwachten dat met name daarvan een preventieve
werking zal uitgaan en problemen sneller kunnen worden opgelost.
In het afgelopen jaar is doormiddel van een duidelijke prioriteitsstelling in het takenpakket van de
politie al geprobeerd meer menskracht vrij te maken voor de algemene dienst. Nu de sterkte van het