78 In dit verband wil ik ook het woord "loyaliteit" noemen; de heer Pruiksma heeft dat woord ge bruikt. Ik zou hem willen vragen hoe hij, hoewel emancipatie tot een prioriteit is verheven in het col legeprogramma, zonder overleg nu dienaangaande met een ander standpunt komt. Ik weet niet of ik dit de-loyaal of politiek onfatsoenlijk moet noemen. Trouwens, ik kom straks op dat voorstel nog even te rug. Ook de heer Van der Wal maakt zich zorgen over de discussie binnen de PvdA en baseert zich daarbij met name op het artikel van de heer Geerts. Hij vindt dat de heer Geerts maar eens tot de orde moet worden geroepen door de partijgeledingen. De heer Geerts heeft in zijn reactie op de algemene beschouwingen al een nadere uiteenzetting gegeven van zijn standpunt. Een standpunt dat de heer Van der Wal misschien tot nadenken stemt. Ik moet de heren Pruiksma en Van der Wal geruststellen of misschien ook wel teleurstellen. Bij de collegevorming komen meer zaken aan de orde dan verwantschap met commissieleden of verhoudingen tussen raadslid en wethouder. Ik zal een ieder dan ook willen aanbevelen Rooie Pepers te blijven lezen om de ontwikkelingen binnen de PvdA omtrent collegevorming te volgen. Misschien heeft de PvdA voor de volgende algemene beschouwingen voor voldoende voer gezorgd om deze discussie voort te zetten. Op dit moment wil ik volstaan met de opmerking dat wij geen enkele constructieve samenwerking met welke partij dan ook uitsluiten. Uitgangspunt blijft - dat vinden wij legitiem - dat zoveel mogelijk van ons eigen verkiezingsprogramma wordt gerealiseerd. De heer Pruiksma schenkt ook aandacht aan het interview in de Leeuwarder Courant met de heer SchagenDeze krijgt in de algemene beschouwingen een aandacht die hij als raadslid nooit heeft mogen meemaken. Het lijkt mij echter een wat vreemde zaak om in de raad een persoon aan te halen die geen weerwoord meer heeft. Een en ander geldt eveneens voor de opmerkingen die de heer Pruiksma maakt aan het adres van de directeur van de Gemeentelijke Sociale Dienst (GSD), de heer De Boer. Of is de heer Pruiksma bang voor een discussie op argumenten? Wel wil ik nog even op een feitelijke onjuistheid wijzen wat betreft de heer Schagen. Hij is niet alleen gestopt met zijn raadswerk omdat hij een full time baan kreeg, maar ook omdat studie een rol speelde. Ik heb gezegd dat ik nog terug zou komen op het voorstel van de heer Pruiksma over de absolute prioriteitsstelling voor de bestrijding van de jeugdwerkloosheid. Wij hebben twee argumenten om daar tegen te zijn. Het eerste argument heb ik min of meer al genoemd, namelijk dat dat voorstel strijdig is met het collegeprogramma. Het tweede argument is dat wij het dienaangaande inhoudelijk onjuist vin den. Ik zal daar op dit moment niet over uitweiden, maar ik kan wat dat betreft zeggen dat onze fractie zich aansluit bij de reactie die de heer Kessler namens het college heeft gegeven. Een ander punt dat de heer Pruiksma noemt betreft de stimuleringsleerkrachten. Wij hopen daar bij de behandeling van agendapunt lb op terug te komen. Wij hebben nog wel een vraag in de richting van de heer Pruiksma wat betreft zijn opmerkingen over de manege. Hij heeft gezegd dat er wat dat punt betreft maximale openheid moet komen. Onze vraag is wat onder "maximale openheid" wordt verstaan. Je kunt zeggen dat je openheid hebt wanneer het rapport openbaar wordt gemaakt en er in de raad over wordt gediscussieerd. Het woord "maximale openheid" roept wat vraagtekens op. Wij hebben ons in de gecombineerde vergadering van de Commissie voor de Financiën en de Commissie voor Sport en Recreatie wat voorzichtig opgesteld, omdat in het be treffende rapport nogal wat persoonlijke dingen staan. In die vergadering hebben wij ook gezegd dat het rapport in zijn totaliteit zo niet in de openbaarheid kan. Ik denk dat de in de vergadering aanwezige collegeleden de opmerkingen van ons en die van anderen hebben meegenomen. Wij zijn erg nieuwsgie rig wat de heer Pruiksma nu precies bedoelt met "maximale openheid". Op de opmerking van de heer Pruiksma over het onderhoud van wegen en plantsoenen zullen wij te rugkomen bij agendapunt lb. Dit is mijn reactie in tweede instantie op de opmerkingen van de voorzitter van de CDA-fractie. Dan wil ik nu een reactie geven op de algemene beschouwingen van de heer Bijkersma. Hij heeft min of meer aangegeven dat het thans gevoerde rijksbeleid de gemeente tot voorbeeld kan dienen. Een en ander is een afgeleide van het vleugje optimisme waar het college zich van bedient en ook het kabi net mee werkt. Ik heb uit de woorden van de heer Bijkersma begrepen dat het, door dit kabinetsbeleid, met de werkgelegenheid en het economisch herstel de goede kant op gaat. Er zijn de laatste tijd nogal wat ge gevens bekend geworden - de heer Van der Wal heeft daar in eerste instantie ook een opmerking over gemaakt -, onder anderen cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), waaruit blijkt dat het financieringstekort beneden de 10% is gebleven. Een en ander wordt met name veroorzaakt omdat in de Miljoenennota van een te hoog cijfer is uitgegaan wat de lagere overheid betreft. Voorts heeft de president van de Nederlandsche Bank nogal forse kritiek geleverd op het regeringsbeleid en met name 79 ten aanzien van de bezuinigingen die hebben plaatsgevonden. Ik wil één cijfer noemen. Bij de start van het kabinetsbeleid was er sprake van een bezuiniging van ongeveer 17 miljard gulden. Uit een artikel van de heer Berg in de Nederlandse Gemeente blijkt dat daar slechts een-derde deel van is gereali seerd. Alle meevallers die er op dit moment te bespeuren zijn, daar waar sprake is van economisch her stel - ik heb dat in eerste instantie ook gezegd -, zijn gelegen in factoren die liggen buiten het beleid dat het kabinet voert. Misschien wil de heer Bijkersma in tweede instantie wat concreter ingaan op de opmerkingen die hij in eerste instantie heeft gemaakt en daarbij wat cijfermatig materiaal geven. Wij zijn uiteraard gevleid door de opmerkingen van de heer Bijkersma dat de PvdA veel van haar verkiezingsprogramma heeft gerealiseerd. Zijn opmerking dat het CDA mede-uitvoerder daarvan is, is waarschijnlijk ingegeven door de begrijpelijke maar enigszins triviale behoefte CDA-kiezers voor de VVD te winnen. Los daarvan is het niet zo dat het PvdA-verkiezingsprogramma inmiddels onverkort zou zijn uitgevoerd. Ik heb niet voorniets de opmerking gemaakt dat wij toch enkele kritische kanttekenin gen plaatsen bij de uitvoering van het collegeprogramma. De VVD heeft op twee punten gepleit voor bijstelling van het collegeprogramma. Het eerste punt betreft de onveiligheid op straat, met inbegrip van het vandalisme. Wij hebben al aangegeven dat de sterke uitbreiding van de politie volgend jaar met name zal moeten worden aangewend voor de wijksur- veillance. Wij hebben ook een opmerking gemaakt over de politiepost in de binnenstad. Als de heer Bijkersma het geld dat wij extra in het welzijn willen stoppen als nieuw beleid stelt tegenover het geld dat wij niet gestopt hebben in de politie, wil ik er op wijzen dat wij voor de politie een doeluitkering krijgen. Aan die doeluitkering ligt de veronderstelling ten grondslag dat men daar het politie-apparaat mee kan financieren. Het zijn juist wel twee VVD-ministers, de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie, die daar min of meer verantwoordelijk voor zijn. Ons bevreemdt dan ook de kritiek die de heer Bijkersma naar voren brengt op het feit dat de gemeente geen eigen middelen in het pol itie-apparaat wil stoppen Een laatste opmerking in de richting van de VVD betreft de Stichting Echo. De VVD heeft uitge sproken dat de middelen ten behoeve van de Stichting Echo simpelweg als overbodig kunnen worden ge kwalificeerd. In mijn eerste instantie heb ik al'aangegeven dat de PvdA-fractie dit standpunt volstrekt niet deelt. In dit verband wil ik ook het verkiezingsprogramma van de VVD citeren. Onder het hoofd cultuur wordt opgemerkt dat een liberaal cultuurbeleid er op is gericht voorwaarden te scheppen voor een zo veelzijdig mogelijke cultuurbeleving. Als de VVD in 1982 vond dat die situatie toen reeds in Leeuwarden was gerealiseerd, dan had zij dat punt niet in haar programma behoeven op te nemen. Je zou dus mogen verwachten dat de VVD haar eigen programma op dit punt serieus neemt. Blijkbaar is dat niet het geval. Naar onze mening voldoet de Stichting Echo bij uitstek aan de toezegging van de VVD aan de Leeuwarder bevolking dat zij voorwaarden wil scheppen voor een zo veelzijdig mogelijke cul tuurbeleving. Ik kom dan nu bij de algemene beschouwingen van de PAL-fractie. Ik heb al gereageerd op het punt van de artikelen in Rooie Pepers. Op dit moment zal ik niet ingaan op het alternatief dekkingsplan van PAL. Ik wil mij nu beperken tot het centrale thema in de algemene beschouwingen van PAL, name lijk de visie op het terrein van de ruimtelijke ordening en de volkshuisvesting. PAL kiest voor een pas op de plaats en voor afbouw. Vervolgens wordt andere fracties een ongebreidelde zucht tot expansie en groei toegedicht. Om de tegenstelling wat naar voren te brengen worden er dan sterk verouderde cijfers uit 1971 naar voren gehaald. (De heer Van der Wal: 1980/1983.) Daarbij wordt er gemakshalve aan voorbij gegaan dat deze gegevens in de dagelijkse praktijk steeds zijn bijgesteld. Maar PAL, en dat vind ik het jammere, gaat zelfs zo ver dat zij aarzelt om de motie met betrekking tot Leeuwarden stads gewest te steunen. Dat met deze laatste opstelling het kind met het badwater dreigt te worden wegge gooid is vermoedelijk niet gerealiseerd, tenzij PAL inderdaad van mening is dat de faciliteiten die be horen bij de aanwijzing tot stadsgewest, zoals lokatiesubsidie voor nieuwbouw, extra bijdragen ten be hoeve van verbetering van milieuhygiënische zaken en extra bijdragen voor verkeersvoorzieningen met name voor het openbaar vervoer, overbodige zaken zouden zijr. PAL pleit verder voor een spoedige vaststelling van de structuurschets voor Leeuwarden Mijn frac tie is, zoals het college wel bekend is, diezelfde mening toegedaan. Dat daarbij de kantorennota, zo als PAL voorstelt, in de lade zou moeten, gaat evenwel voorbij aan het belang dat dit facet heeft voor de ruimtelijke ordening. Het niet willen praten over een kan toren be Ie id, maar wel zonder meer kiezen voor woningbouw op het Lijempfterrein is al te simpel. De hier al eerder geconstateerde zwart-wit benadering van PAL geldt evenzeer voor de visie ten aanzien van de aanpak van de binnenstad. Zonder feitelijke onderbouwing wordt gesteld dat het Struc tuurplan voor de Binnenstad met voeten wordt getreden en dat het aan herziening toe is. De daarvoor ingediende motie is duidelijk genoeg. Helaas moet geconstateerd worden dat in het betoog van PAL

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1984 | | pagina 41