81 80 vrijwel uitsluitend vormgevingsaspecten als bewijslast naar voren worden gebracht. Dat die aspecten veeleer betrekking hebben op welstandsbeleid in plaats van op het structuurplan zelf wordt ten onrechte niet onderkend. Onze fractie is van mening dat met betrekking tot het binnenstadsbeleid prioriteit moet worden gegeven aan de voorbereiding van bestemmingsplannen, met daarnaast een spoedige evaluatie van het gevoerde welstandsbeleid. Ten slotte wil ik mijn teleurstelling uitspreken over het feit dat de PAL-fractie geheel in strijd met de waarheid geen gelegenheid voorbij laat gaan om te stellen dat er bezuinigd wordt op de stadsver nieuwing. Ik kom dan nu bij de algemene beschouwingen van de heer Buurman. Hij heeft een motie ingediend met betrekking tot het alcoholvrij maken van gemeentelijke recepties. Een deel van onze fractie - hoe groot dat deel is blijkt wel bij de stemming - zal deze motie steunen. Die indruk had men ook al kunnen krijgen gezien het feit dat een van onze fractieleden de motie mee heeft ondertekend. Een andere opmerking die ik wil maken sluit aan op datgene wat de heer Buurman naar voren heeft gebracht met betrekking tot de verslaglegging van de vergaderingen van commissies die adviseren aan de raad. Onze fractie is het met de heer Buurman eens dat hier verbeteringen in mogelijk zijn en ook moe ten komen, om iedereen van voldoende en adequate informatie te voorzien ten behoeve van deelname aan de beraadslagingen in de raad. De algemene beschouwingen van mevrouw De Jong geven mij geen aanleiding tot het maken van kritische kanttekeningen. Ik kom dan bij hetgeen vanmiddag door het college naar voren is gebracht. Mijnheer de voorzitter, u bent uitvoerig ingegaan op de motie die wij hebben ingediend met betrekking tot Leeuwarden stadsge west. U heeft gepleit voor eenstemmigheid in de raad wat betreft de ondersteuning van deze motie. Ik hoop dat PAL alsnog in haar overwegingen wil betrekken de belangrijkheid van het instrumentarium dat aan de status stadsgewest gekoppeld is. Een ander punt waar ik op in wil gaan betreft de opmerking van de voorzitter met betrekking tot de regio-indeling. De voorzitter heeft een uiteenzetting gegeven dienaangaande en gezegd dat een rapport van de werkgroep van de Vereniging van Friese Gemeenten en gedeputeerde staten klaar is en dat dat naar de gemeenten toe gaat voor inspraak. Ik heb geconstateerd dat de provincie na de inspraakronde bepaalt wat er ten aanzien van de regio-indeling gaat gebeuren. Op zich is het een jammerlijke zaak dat de gemeenten - dat zal in de praktijk ook heel moeilijk zijn - het onderling niet eens kunnen wor den over de vraag hoe zij zaken de gemeenten aangaande zullen oplossen. Een ander punt betreft de vrij uitvoerige reactie van de voorzitter op mijn opmerking over het be stuur van de gemeente. Hij heeft mijn opmerking in eerste instantie deels ontkracht door te wijzen op een onzorgvuldigheid mijnerzijds, namelijk dat ik uitga van oude artikelen. Voor mij is dat toch wel een vingerwijzing dat je niet zonder meer af kunt gaan op informatie en faciliteiten van het college. Ik heb namelijk het Handboek voor Gemeenteraadsleden geraadpleegd dat in de Leeskamer ligt. Tijdens de pauze heb ik dat nog eens nagekeken en het bleek mij dat er sprake was van een redelijk oude aanvul ling. Op zich is dat feit niet zo interessant. Het gaat er gewoon om dat raadsleden de juiste informatie moeten hebben. Gebleken is echter dat de zaak niet is bijgewerkt. Mijn vraag is wie verantwoordelijk is voor de informatie die aanwezig is op de Leeskamer. Misschien moet u, mijnheer de voorzitter, de schoen maar aantrekken, die u mij hebt toegeworpen. Er is op mijn opmerking dieper ingegaan dan mijn bedoeling was. Mijn bedoeling was - men heeft dat in mijn algemene beschouwingen kunnen lezen - de volgende. Wij als raadsleden hebben een handboek dat, vooral als het up-to-date is, erg gemakkelijk kan zijn. Het blijkt dat burgemeesters maar aan moeten rommelen, want die hebben geen handboek. De wethouder van onderwijs en sport en recreatie is zijn verhaal ook al begonnen met te zeggen dat er geen opleiding voor wethouder is. Als je dat dan zo hoort, is het toch verbazingwekkend wat er nog allemaal tot stand komt. Gerrit Komrij heeft een en ander ook al eens uitgevogeld en is tot de ontdekking geko men dat er slechts twee beroepen zijn in Nederland waarvoor geen opleiding nodig is, namelijk het be roep van politicus en het beroep van souteneur. Dat is dan vandaag wat het eerste beroep betreft nog eens bevestigd. (Gelach) Ik kom dan nu bij de reactie van wethouder Kessler. Er is eigenlijk maar één opmerking van hem waar ik op in wil gaan, namelijk dat het langzaamste dienstonderdeel bepalend zou zijn voor het tijd stip waarop de rekening klaar is. Ik ga er vanuit dat, als je richtlijnen hebt en er een bepaalde datum is genoemd, alle diensten er voor zorgen dat op de betreffende datum de zaak aanwezig is. Dan is er geen sprake van een langzaamste dienstonderdeel. De zaak moet gewoon op een bepaald moment klaar zijn. Ik heb al eerder de heer Berg genoemd. Hij is ook in een artikel uitgebreid ingegaan op de waarde die informatie heeft voor het voeren van beleid. Daarom nogmaals, hoe sneller informatie beschikbaar komt, hoe meer waarde die heeft. Wethouder Kessler heeft gereageerd op de motie die door PvdA, PAL en D'66 is ingediend. Wij hebben kennis genomen van het feit dat een minderheid van het college de motie afwijst, omdat het hier niet de plaats is om over dit soort zaken te praten. Wij zijn het met die argumentatie niet eens. Het gaat namelijk om de burgers. Als wij de zaak iets verder doortrekken en zeggen dat het hier parlementje spelen is, dan hebben ook deze sociale uitkeringen toch weer invloed op datgene wat de GSD moet uit betalen. Met andere woorden, datgene wat de gemeente als bijdrage in deze voorzieningen moet beta len. Wat dat betreft is het toch wel duidelijk een zaak die in de gemeenteraad thuishoort. Wethouder Kessler is ook ingegaan op het voorstel van de heer Pruiksma met betrekking tot het ge ven van een hogere oftewel een absolute prioriteit aan de bestrijding van de jeugdwerkloosheid. Ik heb daar al eerder op gereageerd en ik kan daar dan ook aan voorbij gaan. Ik kom dan nu bij wethouder Geerts. Hij maakt een restrictie daar waar ik in eerste instantie de opmerking heb gemaakt dat onze fractie vindt dat het accent bij de prioriteitsstelling met betrekking tot de stadsvernieuwing moet worden gelegd op woning- en woonomgevingverbetering. De wethouder maakt die restrictie, omdat de riolering nog moet worden aangebracht. Ik heb ook niet gezegd dat er alleen maar aan woning- en woonomgevingverbetering mag worden gedaan, ik heb gesproken over het "accent" en dat betekent dat er natuurlijk een bepaalde ruimte is om ook andere zaken, die onlosmakelijk met die verbetering hebben te maken, te realiseren. Wethouder Geerts heeft nog veel meer dingen gezegd. Eén trefwoord, namelijk "zelfopblazend vermogen", vond ik wel leuk. ik heb daar in mijn reactie in de richting van PAL al min of meer op ge reageerd. Over het betoog van wethouder De Vries wil ik het volgende opmerken. Ik constateer dat onze ver onderstelling, dat er geen aanvraag voor leerkrachten in het kader van de regeling Werkgelegenheids projecten Onderwijs (WPO) zou zijn ingediend, op onjuiste informatie berust. Het blijkt dus dat er wel degelijk aanvragen zijn ingediend en dat er reeds 17 van de 37 aanvragen gehonoreerd zijn. Ik kom bij de behandeling van agendapunt lb nog terug op de stimuleringsleerkracht. Wethouder Miedema is ingegaan op het rapport van de Commissie Concentratie Nutsbedrijven (Co- CoNut)Zijn conclusie is dat wij een pas op dè plaats moeten maken en dat het college afwacht wat de landelijke ontwikkelingen zullen zijn. De heer Van der Wal is het meest uitvoerig ingegaan op deze zaak en heeft een schets gegeven van hoe de eindsituatie in feite zou moeten zijn. De heer Pruiksma is ook iets verder gegaan dan ik in eerste instantie ben gegaan. Hij heeft gezegd dat wij het Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf (GEB) op dit moment niet moeten verkopen. Ik heb in eerste instantie over al dit soort zaken geen uitspraken gedaan. Maar hetgeen het college voorstelt, namelijk rustig afwachten wat er landelijk gaat gebeuren, gaat mij weer niet ver genoeg. Het lijkt mij goed te weten - ik heb verno men in de commissie dat er ook wel eens contacten zijn met andere gasbedrijven - wat zo al de opvat tingen zijn van de gasbedrijven in Friesland over de toekomstige ontwikkeling van een provinciaal ener giebedrijf of van regionale energiebedrijven van een kleinere omvang dan de provincie op dit moment voorstelt. Daar past geen pas op de plaats in, maar wel een actief overleg met besturen van andere gas bedrijven om te zien wat de gemeenschappelijke koers moet worden. Anders komen wij namelijk in de zelfde situatie die ik even proef bij de kwestie van de regiovorming: rapport opstellen, de provincie neemt het initiatief, doet een inspraakronde en stelt vast. Wij moeten dat wat dit punt betreft voorko men Wethouder Miedema is ook ingegaan op het punt van de waarborgsommen en heeft datgene beves tigd wat ik in eerste instantie heb opgemerkt. De wethouder is niet ingegaan op de vraag hoe het komt dat plaatselijke woningbouwcorporaties meenden om, als ik het goed heb, vorige week maandag een persbericht de deur uit te moeten laten gaan waarin werd aangekondigd dat de waarborgsommen werden afgeschaft, terwijl de besluitvorming daarover met betrekking tot de woningen in beheer bij het Ge meentelijk Woningbedrijf nog niet was afgerond. Het bevreemdt mij dat de corporaties niet op die be sluitvorming hebben kunnen wachten. Of ligt de oorzaak bij de gemeente dat er toezeggingen gedaan zijn en dat men dus reeds tot besluitvorming was gekomen? Ik zou graag willen dat de wethouder hier nog even op ingaat. Wat de reinigingspolitie betreft het volgende. Ik werd in het verhaal van de heer Miedema aange haald als een van de raadsleden die daar een opmerking over heeft gemaakt. Dat is niet het geval ge weest. Ik heb niets over de reinigingspolitie gezegd. Van wethouder Heere heb ik vanavond echt nieuws gehoord wat betreft de Hofwijck. Als eerste re actie daarop zou ik willen zeggen dat wij de ontwikkeling die zich dan nu heeft voorgedaan positief moeten benaderen, want er waren nogal wat angstige gevoelens omtrent de situatie waarin wij daar zou den kunnen komen te verkeren. Ik heb begrepen dat er primair in de sociale sector een bestemming wordt gezocht. Wij juichen dat toe.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1984 | | pagina 42