82
Een laatste opmerking betreft het bejaardenbeleid, het platform. Wethouder Heere heeft toegezegd
dat het college daar constructief over wil denken. Er zitten wat dat betreft nogal wat haken en ogen
aan; dat heeft de wethouder duidelijk uitgelegd. De gemeenteraad mist op dit moment het totale zicht
op het bejaardenbeleid. Daarbij komt dat - ik heb het dan even over het flankerend beleid - de provin
cie straks voorstellen van de gemeente gaat toetsen. Er zal gewoon iets moeten gebeuren als wij als ge
meente bepaalde zaken willen aanzwengelen. Dan zullen er voorstellen geformuleerd moeten worden
die door de provincie getoetst worden.
Mijnheer de voorzitter, dit waren mijn opmerkingen die ik in tweede instantie in de richting van de
andere fracties en het college wilde maken.
De heer Pruiksma: Mijnheer de voorzitter, ik begin in een wat andere volgorde dan de heer Meij-
erhof heeft gedaan. Ik wil eerst ingaan op de reactie van het college op onze eerste instantie. Het spijt
mij dat ik u niet kan citeren aan de hand van mijn vriend en jaargenoot Blaise Pascal, maar dat ligt aan
mijn en zijn leeftijd. Ik heb begrepen dat de heer Geerts inmiddels ook vrienden en jaargenoten heeft
ontwaard.
Wij hebben gisteren gesproken over de problematiek van het stadsgewest. Ik wil toch even bena
drukken waarom mijn fractie met zoveel voldoening de motie van de PvdA op dat punt heeft onder
steund. De voorzitter heeft in eerste instantie gesproken over de arbitraire argumenten die door het rijk
worden aangedragen als het gaat om de vraag: wat is nou een stadsgewest en wat moet als concentratie-
kern worden aangewezen? Het is nu juist het arbitraire karakter van die argumenten die ons doen den
ken dat je niet te snel mag instemmen met aanwijzing tot concentratiekern. Want wat is dan je voorland
als gemeente? Mochten er, om wat voor budgettaire redenen ook, bezuinigingen moeten worden getrof
fen in de ruimtelijke structuur, dan sneuvelen uiteraard eerst de concentratiekemenAlle fraaie belof
ten vanuit Den Haag, dat de concentratiekernen in principe een zelfde soort instrumentarium zullen
hebben als de stadsgewesten, zullen dan veroorzaken dat de concentratiekem om zeep wordt geholpen,
want, zegt men dan, jullie zijn immers geen stadsgewest. Het is juist die problematiek die bij ons de
angst veroorzaakt dat wij als gemeente Leeuwarden met de concentratiekem doodgewoon voor de toe
komst niet uit de voeten zullen kunnen. Vandaar dat wi jbl ijven hameren op de kwestie van het stadsge
west. In dat verband is het mij opgevallen, mijnheer de voorzitter, dat u een paar maal de term "optui
gen" in de mond hebt genomen toen het ging om de vraag op welke grondslagen wij dan wel met recht
en reden aanwijzing als stadsgewest zouden kunnen bepleiten. Mijn fractie is van oordeel dat het daar
bij niet zozeer gaat om het optuigen, want dat is een soort van versiering. Wij vinden, maar ik denk
dat u dat ook vindt, dat de gemeente Leeuwarden voldoende zakelijke en harde argumenten heeft om
met kracht aanwijzing als stadsgewest te bepleiten. Ik wil niet nalaten in dit verband te herinneren aan
een artikel dat gisteren in de Leeuwarder Courant stond en waarin staat - als het gaat om stadsgewest en
rijksweg 32; ik veeg gemakshalve deze zaken even op een hoop - dat Friesland de miljoenen voor de
regio niet kan besteden en dat men geen kans ziet projecten voor de Bijzondere Regionale Toeslag
(BRT)-compensatie aan te wijzen. Dat is wat wrang als je bedenkt dat Leeuwarden al jarenlang pleit
voor een instrumentarium dat breder is dan hetgeen wij thans hebben» Een en ander is op zich eigenlijk
een zakelijk argument om opnieuw de provincie voor de borst te springen.
Over de materie rijksweg 32 nog het volgende. Er is volgens de voorzitter een afspraak met de pro
vincie gemaakt. Die afspraak is in dusdanig vage bewoordingen gegoten dat mijn fractie niet de neiging
heeft zich daarbij neer te leggen. Daarnaast speelt nog een rol dat ons, vanuit andere politieke kanalen
en colleges, informatie heeft bereikt die er op wijst dat, om het zacht uit te drukken, de provincie niet
steeds op de lijn van Leeuwarden zit als het er om gaat Leeuwarden te ontsluiten via een vierbaanswe-
gensysteem
Wat het spreidingsbeleid betreft het volgende. De Centrale Militaire Apotheek is aan ons voorbij
gegaan. Wij hebben gezegd dat er een volwaardig alternatief zal moeten komen. Het zal tot de taak
van Leeuwarden moeten gaan behoren dat wij met kracht de voortgang van het spreidingsbeleid voor
Leeuwarden zelf bewaken. Al is het alleen maar omdat op onderdelen ons bij voorbeeld het ontbreken
van een vierbaanswegverbinding kan worden verweten.
Over het punt politie het volgende. Wij hebben met voldoening van de voorzitter vernomen dat on
ze nieuwe commissaris van politie bezig is per fiets de stad te verkennen. Wij vinden dat belangrijk,
omdat wij denken dat van dat optreden een zekere voorbeeldfunctie uitgaat, niet alleen naar de leden
van het korps, maar ook naar de bewoners van de wijken die plotseling niet alleen de politie zelf maar
ook de commissaris in hoogst eigen persoon zien verschijnen. Het instituut van de wijkagent lijkt ons
zonder meer voor uitbreiding vatbaar. Het heeft onze hartelijke instemming dat de 17 man extra perso
neel voor de politie zoveel mogelijk via een ander systeem van inrichten van de surveillance aan het
werk zullen worden gezet. Die mogelijkheid wordt althans onderzocht.
De voorzitter heeft behartenswaardige woorden gesproken over Cambuur. Hij toont begrip voor ons
standpunt, maar vindt dat het daarbij gaat om kosten die in essentie behoren tot kosten van de over
heidstaak. Dat is juist. Het ging mij ook niet zozeer om het simpele verkeersagent je spelen op zondag
middag. Waar het ons om ging is dat exceptionele gebeurtenissen exceptionele kosten kunnen veroorza
ken die, naar ons oordeel, niet zonder meer ten laste van de gemeenschap behoren te worden gebracht.
In dat licht zouden wij ons kunnen voorstellen dat met Cambuur nadere concrete en zakelijke afspraken
zouden kunnen worden gemaakt. Ik merk in dat verband nog op dat het dan gaat om kosten die niet door
de gemeenschap worden veroorzaakt, maar slechts door een herrietrappend klein deel van die gemeen
schap.
Ik kom dan nu bij het betoog van wethouder Kessler. Wij zullen over de fiscalisering van de par
keerboetes hier geen uitvoerige discussies houden. Het lijkt mij zinvol het artikel in het Nederlands Ju
ristenblad toch eens na te lezen. Zoals de stand van zaken in de Gemeentewet nu is, is het waarschijn
lijk zo, zegt llsink, dat elke verordening van de gemeente onverbindend zal worden verklaard.
De wethouder heeft gereageerd op een opmerking van de heer Bijkersma van de VVD-fractie over
de stand van de risicoreserve. Ik wil daar namens mijn fractie alleen maar van zeggen dat een risicore
serve nu eenmaal geacht wordt te zijn een financiële bumper in omstandigheden die je zelf niet steeds
in de hand hebt. Wij zijn zo langzamerhand, financieel, in zwaar weer terechtgekomen. Dat dan die
risicoreserve wordt gebruikt, ligt uiteraard voor de hand. Ik merk in dit verband met nadruk op dat ook
de heer Bijkersma niet heeft kunnen aantonen hoe hoog die reserve dan wel moet zijn. Met de medede
ling dat die te laag is, schiet je ook niet zo verschrikkelijk veel op.
Over de herwaardering heb ik in eerste instantie gezegd dat ik die problematiek in feite impliciet
daarbij heb besproken. Mochten er straks nog concrete dingen aan de orde komen, dan zal ik daar na
derhand op reageren.
Er is het nodige gezegd over de Gemeentelijke Sociale Dienst (GSD). De wethouder heeft gezegd
dat het college uiteraard binnen de marges van de wet zal opereren. Ik moet zeggen dat ik van het col
lege van b. en w. ook niet anders had verwacht. Het moet mij nog wel van het hart dat mij wat heeft
getroffen een ingezonden stuk in de Leeuwarder Courant van vorige week van de hand van de heer Sie-
monsma, die daarbij preludeerde op een discussie die hij hier had behoren te voeren. Ik wil over dat ar
tikel twee opmerkingen maken, in plaats van het geven van antwoord omdat de vraag mij niet is gesteld
in de raad. Ik merk op a. dat de PAL-fractie zich over het algemeen niet steeds tot de toegemeten
spreektijd beperkt en in zoverre met regelmaat een derde instantie nodig blijkt te hebben en b. dat de
heer Siemonsma nog drie collega's heeft die ook op de ketting hadden kunnen springen. In zoverre is het
een zwaktebod om een week later met een, in mijn ogen, wat vervelend verhaal in de krant te komen.
Die discussie hoort in de raad thuis.
Van de heer Kessler was de mededeling in de richting van de heer Bijkersma dat de halve minima
zich niet bij de gemeente hebben te vervoegen, maar het moeten hebben van de rijksoverheid. De heer
Kessler verwees de heer Bijkersma naar minister-president Lubbers. Ik ben het er van harte mee eens dat
het inkomensbeleid bij mijnheer Lubbers hoort. Het bevreemdt ons daarom zo dat de drie PvdA-wethou-
ders op voorhand hebben verklaard de "1 januari"-motie van de fracties van PvdA, PAL en D'66 te steu
nen. jjjat namelijk is innerlijk tegenstrijdig met de mededeling die de heer Kessler vanmiddag heeft ge
daan. Wij zijn het met die mededeling eens.
Wat betreft het punt van de emancipatie merk ik op dat mijn fractie geen voorstel heeft gedaan,
maar heeft aangegeven op welke punten zich wellicht concrete mogelijkheden voor de gemeente aan
dienen. Ik weet best dat de manier waarop je over deze materie praat heel sterk samenhangt met de wij
ze - wethouder Kessler heeft dat ook gezegd - waarop je tegen de samenleving als gestructureerd geheel
aankijkt. Is dat een verzameling gezinnen of is dat een optelsom van individuen? Wij hoeven die dis
cussie hier op dit moment niet te voeren. Ik zeg het college wel toe dat wij in januari bij de behande
ling van de nota met betrekking tot de werkgelegenheid concreet op dit punt zullen terugkomen. Pas
dan ook zullen wij hopelijk kunnen uitleggen dat het ons bepacld niet gaat om het uitspelen van de ene
groep tegen de andere. Ik merk op dat men steeds met dat argument van stal komt zonder aan te geven
waarom dat zo zou zijn. De inconsequentie die wethouder Kessler in mijn betoog heeft bespeurd, toen
ik sprak over 20 uurs-banen en niet over 40 uurs-banen, heeft niet zozeer te maken met inconsequentie
maar meer met het feit dat je gewoon op dit punt praktisch zult moeten werken. De praktijk leert dat
alsdan 20 uurs-banen in ons beleid zich eerder voor aanbieding lenen dan complete 40 uurs-banen Dat
is puur praktisch werken; je moet nu eenmaal uitgaan van de situatie van dit moment.
Het college weet dat wij bij het vraag-en-antwoord spel een vraag hebben gesteld over de functie
waardering. Wij hebben daarmee geen enkele bijbedoeling gehad. Het was slechts onze bedoeling te
waarschuwen tegen problemen die op het punt van functiewaardering met regelmaat van de klok in de