84
praktijk naar voren blijken te komen. Ik heb de indruk dat er bij het personeel op zich nogal wat onrust
bestaat. Daarom hebben wij het college gevraagd die hele problematiek zo menselijk mogelijk te bena
deren
Ik kom nu bij wethouder Geerts. Hij heeft gezegd dat hij mijn verhaal over de Meenthe en Kopen
hagen niet zo goed begreep. Ik heb begrepen dat de heer Heere daarover meerdere mededelingen heeft
gedaan. Wat wij hebben bedoeld aan te geven is dat niet langer omstreden kan zijn het feit dat de
Meenthe zo langzamerhand wat in de problemen begint te raken. Die problemen zijn complex. Die zaak
kun je niet aan een bepaalde portefeuille toeschuiven en ook niet aan een bepaalde portefeuillehouder
opdragen. Waar het ons om gaat is de beoordeling van de vraag of je via een bepaalde projectmatige
aanpak van de hele problematiek in de Meenthe tot een oplossing zou kunnen komen. In dat verband
hebben wij van een soort van proefpolder gesproken. Het gaat hier dus om een aangelegenheid van het
college en niet zozeer alleen maar om de zorg van de wethouder ruimtelijke ordening.,
Wethouder De Vries heeft over Cambuur sprekende gezegd dat de kosten van een tribune aan Cam-
buur in rekening zijn gebracht. Ik herhaal wat ik zonet heb gezegd: het gaat ons om die exceptionele
kosten die in exceptionele omstandigheden moeten worden gemaakt.
Volgens de wethouder is een zwembad met natuurwater niet mogelijk. Ik meen dat een aergelijk
zwembad in Heerenveen is. Misschien kunnen wij nagaan wat concreet de mogelijkheden dienaangaande
zijn
Voor zover de wethouder van sport denkt dat wij via de Bouhof competitie aan het eigen gemeente
lijk arsenaal willen aandoen, moet ik hem geruststellen, want daar gaat het ons niet om. Het gaat ons
er om dat wij graag zouden zien dat de gemeente via de hele accommodatie van de Bouhof zelf betrok
ken blijft bij de aanwending van een zo algemene sportaccommodatie. Wellicht zijn daar nog mogelijk
heden
Over het punt van het onderwijs het volgende. Ik heb gesproken over de twee stimuleringsleer
krachten. Eén stimuleringsleerkracht wordt betaald uit de rijksvergoeding begrijp ik. Daaruit begrijp ik
dan ook dat één voor onze rekening blijft.
Wethouder De Vries heeft gezegd dat deeltijdarbeid in de visie van het college, mede gelet op
hetgeen de Tweede Kamer daarvan in het verleden heeft gevonden, moet worden bevorderd. Op zich is
mijn hele fractie het daar mee eens, zij het dat wij op het punt van het onderwijs altijd een soort on
dergrens proberen aan te leggen, in die zin dat je de rust in de school zoveel als mogelijk moet probe
ren te waarborgen. Het is de vraag of je met een zo volledig mogelijk nastreven van deeltijdarbeid bin
nen de school dat uitgangspunt voldoende kunt nakomen.
Met instemming hebben wij gehoord dat het college instemt met onze opvattingen over de School
adviesdienst (SAD) en de wellicht nog komende fusie.
Over de manege nog een enkel woord. Ik heb gezegd dat wij aandringen op maximale openbaar
heid; de heer Meijerhof heeft daar ook naar gevraagd. Waar het ons om gaat is dat naar buiten toe zo
goed mogelijk verantwoording moet worden afgelegd van geld van de gemeenschap dat daaraan is be
steed. Als het college zegt dat het rapport zoals het er nu ligt zich niet leent voor openbaarmaking,
dan zeg ik akkoord, dat vind ik best. Ik heb er ook alle begrip voor dat het college niet zelf dat rap
port gaat herschrijven, al is het alleen maar om te voorkomen dat men van manipulaties wordt verdacht.
Maar ik zou er toch aan hechten dat de feitelijke gang van zaken en de centen die daar mee gemoeid
zijn geweest naar buiten toe worden gepresenteerd. Als dat neerkomt op een deels herschrijven van het
rapport, zou ik daar geen bezwaar tegen hebben.
Wethouder Miedema heeft gesproken over de distributieproblematiek van de energiebedrijven. Wij
zullen, zegt hij, het landelijk onderzoek afwachten. Op zich kunnen wij daarmee instemmen. Ik heb
alleen in eerste instantie bedoeld aan te geven dat, zeker gelet op de ontwikkeling van taken zoals de
provincie die voor zich zelf ziet, het dienstig lijkt onze positie als gemeente tegenover de provincie
nadrukkelijk af te palenIk heb dat woord met nadruk gebruikt.
Wat het betoog van wethouder Heere betreft het volgende. Ik heb zonet al gesproken over de
Meenthe en daar kom ik niet op terug. Met voldoening hebben wij gehoord dat er voor de Hofwijck een
oplossing lijkt aan te komen.
Wij horen nu eigenlijk pas voor het eerst dat met betrekking tot Echo nog aan andere oplossingen
wordt gewerkt dan de oplossing die de raad, ik meen dit jaar nog, heeft vastgesteld in de vorm van de
JulianaschoolVoor zover het college denkt dat via aanwending en verbouw van de Westerkerk een re-
eel alternatief kan worden geboden, zijn wij zeer benieuwd naar de afloop van die discussie. Wij
wachten een en ander voorlopig maar even af.
Over het bejaardenbeleid nog een enkele opmerking. Ook wat dit punt betreft bestaat de indruk
dat de provincie met graagte steeds taken naar zich toehaalt nadat het rijk daartoe een eerste aanzet
85
heeft gegeven. Op zich lijkt het dat die ontwikkeling ons enige zorgen moet baren, want er wordt
steeds meer uit onze eigen gemeentelijke vingers gehaald.
Wat betreft het wijkgezondheidscentrum in Camminghaburen het volgende. Wij laten dit punt, na
de toelichting van de wethouder, voorlopig rusten. Wij hebben ook al in de eerste instantie gezegd dat
de hele problematiek van het wijkgezondheidscentrum in hoofdzaak wordt veroorzaakt door de stagne
rende woningbouw in dat gebied. Maar het kan zijn dat wij daarop in de toekomst ooit nog eens terug
komen
Ik kom dan nu bij het betoog in tweede instantie van de heer Meijerhof. Hij zegt dat de verkiezin
gen van 1986 kennelijk hun schaduw vooruit hebben geworpen. Als de heer Meijerhof vroeger voldoende
heeft geoefend met zaklantaarn en speelgoedpoppen, dan weet hij dat schaduwen vaak een vertekend
beeld van de werkelijkheid opleveren en dat je voor een juiste beoordeling van de situatie de zaak tot
normale proporties moet terugbrengen. Dat hebben wij geprobeerd te betogen in eerste instantie. Ik heb
er geen enkel bezwaar tegen om discussies op gang te brengen. Maar ik vind wel dat je dan die discus
sie binnen het daarvoor bestaande kader moet voeren. Het mag geen verbazing wekken dat binnen het
CDA en het CDA-bestuur wellicht over verschillende zaken verschillend wordt gedacht, want zo werkt
democratie ook intern nu eenmaal. Ik heb inderdaad gesproken over een figurant. Ik heb hem zelfs een
figurant in de politieke marge genoemd. Dat woord heb ik genoemd omdat dat mij geruststelde wat op
dit moment in deze stand van zaken het gevoelen van het fractiebureau betreft. De heer Meijerhof zegt
dan dat hij had willen benadrukken het feit dat er in commissiewerk anders wordt geacteerd dan hij wel
licht zou willen. Dat laat ik voor zijn rekening, leder probeert, zoals Paulus dat heeft uitgedrukt, in
zijn eigen gemoed ten volle verzekerd te zijn.
Ik bestrijd dat wij zonder overleg met de coalitiepartner met betrekking tot emancipatie een vol
strekt ander standpunt hebben ingenomen. Ik heb gezegd dat, als je naar concrete mogelijkheden kijkt,
er bij de gemeente wellicht openingen zijn om te komen tot een concrete bestrijding van de jeugdwerk
loosheid. Dat ter discussie stellen lijkt mij de-loyaal noch onfatsoenlijk. Maar ik herhaal wat ik zonet
heb gezegd: in januari komen wij hierop terug. Het verheugt mij in ieder geval dat ook de heer Meijer
hof heeft gesproken over een constructieve samenwerking. Wij zijn het daar van harte mee eens. Vooral
het constructieve element in die samenwerking plegen wij als vanouds op hoge prijs te stellen.
Dan worden de heer Schagen en de directeur van de GSD ten tonele gevoerd, nadat ik daarover in
eerste instantie heb gesproken. De heer Meijerhof verwijt mij in feite dat ik spreek over mensen die
zich zelf niet kunnen verdedigen. Ik merk in dat verband op dat de heren zelf nooit hebben nagelaten
voor zich zelf mogelijkheden te scheppen om bekritiseerd te worden door de openheid in de pers op deze
wijze en met deze verhalen te zoeken. Voor de directeur van de GSD geldt overigens een ander ver
haal. Hij is een onderhorige van het college en zal op dat punt zijn aanwijzingen, naar ik aanneem,
van het college ontvangen. Ik heb gezegd dat het niet mijn taak is ambtenaren in de raad te berispen.
(De heer Meijerhof: Dat doet u wel, mijnheer Pruiksma, Uw verhaal is niet consistent, want u verwijt de
heer Siemonsma dat hij een ingezonden stuk schrijft, terwijl hier het forum is om daarover te praten. Ik
ben dat met u eens, want de heer Siemonsma en u zitten beide in de raad. Als de heer Schagen en de
heer De Boer, die best ontvankelijk zijn voor kritiek, op een bepaald moment opmerkingen via de pers
spuien dan is dat ook het forum waarin u uw zienswijze via een ingezonden stuk of in de rubriek Te gast
- daarin laat men ook wel eens hooggeleerde mensen aan het woord - naar voren kunt brengen. Uw be
toog vind ik dus niet consistent.) Nou, om daar zo op te antwoorden is in strijd met de bescheidenheid
die mij zo populair heeft gemaakt. (Gelach) Ik wil wel zeggen dat de heer Schagen op dat punt zes
jaar lang kennelijk zijn beurt voorbij heeft laten gaan door er hier niet over te spreken en dat de heer
De Boer in de Commissie voor de Financiën, daartoe door mij uitgedaagd, geen antwoord heeft gegeven.
In zoverre meen ik toch wel de openingen te hebben gezocht daar waar die behoren te worden gevon
den, namelijk in het openbare commissiewerk. Misschien kunnen wij daar in klein comité in volle open
baarheid nog eens verder over praten. Ik heb met genoegen beluisterd dat mijn bestrijding van de stel
ling van die kant van denkluiheid door de PvdA nu niet is weersproken.
Over de manege heb ik al het nodige gezegd.
Ik kom dan nu bij de ingediende moties. Uiteraard, maar dat heb ik al gezegd, zullen wij de motie
van de heer Meijerhof over Leeuwarden stadsgewest van harte ondersteunen.
Het ligt iets anders met motie 2 over het zogenaamde 1 januari-pakket. Ik heb al gezegd dat het
standpunt van de drie PvdA-wethouders mij wat verbaast, mede gelet op hetgeen daarover door wethou
der Kessler in eerste instantie naar voren is gebracht. Als antwoord van mijn fractie wil ik herhalen het
principiële standpunt dat wij in het verleden steeds hebben ingenomen. Wij vinden dat in deze gemeen
teraad volledig ruimte moet zijn om te praten over alle dingen waarover de fracties willen spreken.
Vervolgens willen wij binnen die ruimte de vrijheid hebben om te verklaren dat wij vinden dat deze ma-