90 gehad dat de wethouder had gezegd: het is gelukt om het bedrijf hier te houden. Maar dat is niet het geval Wethouder Heere heeft zijn reactie wat moeten beperken. Hij had een heel verhaal klaar over het wijkgezondheidscentrum CamminghaburenDe wethouder zegt daarover dat mijn verhaal geen eigen le ven moet gaan leiden en vertelt vervolgens wat er loos is. Ik heb gewoon wat cijfertjes aangehaald. Voor 1.200 patiënten is er een hele staf van personeel, zoals twee halve artsen en een halve maat schappelijk werker. Ik blijf erbij dat 1.200 patiënten bijzonder weinig is - ook één huisarts zal niet van dat aantal patiënten kunnen bestaan - en dat er echt wel mogelijkheden zijn om het anders te doen. Ik geef echter toe dat het experiment zal lopen tot 1987 en met dat gegeven zitten wij dus helaas. Wat mij betreft proberen wij eerder dan 1987 af te bouwen, opdat een en ander ons in de eindsituatie minder geld gaat kosten. De wethouder heeft in dit verband gezegd dat de slechte situatie met betrekking tot het centrum is gelegen in het feit dat er minder huizen worden gebouwd. Ik ben dat helemaal met hem eens. Maar er is nog een andere reden, waar wij voor gewaarschuwd hebben. Er vindt ook binnen Leeu warden een geweldige verschuiving plaats. Veel mensen uit onze stad verhuizen naar Camminghaburen en nemen, als ik het zo mag zeggen, hun huisarts mee. Ook op dat feit moet je letten, maar dat kon je ai vrij snel concluderen bij het verhuispatroon naar die wijk. (De heer Janssen: Dan mut ut tolhuus weer insteld wudde.) Als café of als iets anders? Ik wil dan nu ingaan op datgene wat de voorzitters van de andere fracties naar voren hebben ge bracht. Ik begin bij de heer Meijerhof en wil ingaan op een aantal zaken die hij gisteren in zijn alge mene beschouwingen naar voren heeft gebracht. Hij zegt dat vrijetijdsbesteding expansief zou moeten zijn. Wij hebben gezegd dat je daar eigenlijk toch wel mee moet oppassen. Toch denk ik dat wij elkaar ergens wel kunnen vinden. Het is natuurlijk zo dat het probleem van de werkloosheid ook voor de vrije tijd een heleboel problemen veroorzaakt. Oplossing van de problematiek moet je niet alleen zoeken in de vorm van een vrijetijdsbesteding die alleen maar aangenaam is. Het zal ook een vorm van besteding moeten zijn waarbij de mensen de mogelijkheid krijgen onderwijs en onderricht te krijgen in zaken die hun bij het verkrijgen van een volgende werkkring een opstap geven. Ik heb begrepen dat er in de pro vincie Groningen, in samenwerking met het arbeidsbureau, een studieproject op touw is gezet waarbij jongelui iets kunnen leren over computers, opdat zij - dat heb ik zojuist al gezegd - later een betere opstap hebben wanneer zij weer aan het werk kunnen. Bij onze bezoeken aan bedrijven blijkt steeds weer dat men veel mensen kan gebruiken die iets afweten van het bedienen van computers. Aan dat laatste schijnt het nogal te mankeren. Met betrekking tot het onderwijs hebben wij een tijd geleden al eens de mogelijkheid geschapen voor aanschaf van computers voor scholen. Dat is een goede zaak. Als je de vrijetijdsbesteding in die richting zoekt - dus als opstap voor een werkkring later - dan ben ik het helemaal eens met de heer Meijerhof wanneer hij het in dit kader heeft over expansief. (De heer Meijer hof: Wat ik bedoeld heb te zeggen is dat zoiets geld kost. Over de invulling zijn wij het wel eens maar, al zouden wij het oneens zijn, het kost geld. De bijdrage van degene die er profijt van zal heb ben zal minimaal zijn. Daar duidde ik dus op toen ik zei dat de rol van met name de gemeentelijke overheid op dit terrein expansief van aard zou moeten zijn. Je zult geld in de tijdsbesteding moeten stoppen, terwijl de bedoeling van de rijksoverheid juist is om haar rol terug te dringen. Het gaat mij dus niet zozeer om de invulling en om leuke of interessante dingen te doen.) Als een en ander daarop is ge richt dan kunnen wij elkaar best vinden. Ik heb ook de andere kant aangehaald, namelijk dat wij niet teveel moeten gaan in de richting van een aangename vrijetijdsbesteding, hoewel studeren ook wel eens aangenaam kan zijn. De heer Meijerhof heeft gezegd - ik geef zijn woorden even in grote lijnen weer - dat de economi sche toestand niet zo rooskleurig is en dat dat komt omdat de overheid eigenlijk zo weinig voor de toe komst regelt en doet. Ik begrijp best dat de rijksoverheid wat dat betreft een taak heeft. Volgens mij voert zij die taak ook goed uit, hoewel nog niet helemaal zoals iedereen het zou willen. Ik vraag ook altijd - ook nu weer - wat wij zelf doen. De eerste hulp moet altijd van je zelf komen. Daar schort het nog wel eens aan. Wij wijzen teveel naar de ander wat die moet doen en zelf praten en praten wij maar en doen niets. Ik wil graag dat wij wat meer in die richting doen. Hoe een en ander moet worden uitge werkt is een detail, maar daar zou men toch over kunnen praten. De heer Meijerhof heeft ook gezegd - hij heeft dat aangehaald met woorden uit het beleidsplan - dat de taak van de politie aanvullend moet zijn ten opzichte van de burger. Dat is ook wel juist, maar het moet natuurlijk niet zo zijn dat de overheid, de politie, de burger alleen laat zitten met de proble men De heer Meijerhof heeft de burgerwacht afgewezen; ik kan mij daar helemaal achter stellen. Een vraag daarover is destijds door de voorzitter van dit college al behandeld in een vergadering van mijn partij. Ik heb de voorzitter toen die vraag gesteld en gezegd, toen hij die beantwoordde, dat ik het he 91 lemaal met hem eens ben. Het instellen van de burgerwacht is geen juiste zaak. Maar het is een signaal uit de maatschappij en daar moeten wij wel aandacht aan besteden. Er is door de heer Meijerhof kritiek geuit op het sociaal beleid van de regering. In dat kader is hij gekomen met motie nr. 2. Wat betreft het in de motie genoemde percentage heeft wethouder Kessler ge zegd dat je daar bij premier Lubbers voor moet zijn. Ik weet niet of de heer Lubbers de juiste man daar voor is. Hij is in ieder geval wel het hoofd van deze regering. Ik vind ook dat je bij de regering moet zijn. Iets anders is of wij ons daar mee bezig moeten houden. Motie nr. 2 van de PvdA versluiert vol gens mij een beetje datgene wat vandaag de dag in kringen van die partij naar voren komt, namelijk dat ook zij wel zien dat de uitkeringen omlaag moeten. Ik heb begrepen dat in hun gedachten de uitkerin gen niet naar 70% zouden gaan maar naar 75%. Maar goed, mevrouw Brandenburg heeft daar vorig jaar al iets over gezegd. Ik heb dat toen ook gedaan. De uitkering moest toen 80% blijven, maar dat per centage wordt dan nu, met toestemming van de PvdA, 75. Een uitkeringspercentage van 70 mag echter nog niet. Motie nr. 2 van de PvdA zullen wij niet ondersteunen. Wij hebben er wel vertrouwen in dat deze zaak in zijn geheel en goed aan de orde komt in de Tweede Kamer. (De heer Meijerhof: U treedt toch niet in de voetsporen van de heer Lubbers, die op een bepaald moment constateerde dat ook de PvdA de minima niet meer kan garanderen en dat het beleid van zijn kabinet dus gelijk is aan dat van het kabinet waarin de PvdA zou zitten. Zo ver gaat u toch niet met de opmerking die u zojuist maakte, mijnheer Bijkersma?) Ik denk dat de heer Lubbers zou zeggen, wanneer hij zou lezen dat ik zijn woor den onderschrijf: kom, kom, nou loopt Bijkersma zich zelf een beetje voorbij. Maar goed, als ik op dat niveau die discussie zou moeten aangaan, dan zou ik er best een mening over hebben. Ik wil wel zeg gen dat de motie een beetje versluiert datgene wat binnen de PvdA leeft, namelijk dat ook zij wel in ziet dat de bomen niet tot in de hemel groeien. (De heer Meijerhof: Daar heeft u gelijk aan, mijnheer Bijkersma. Ik zou u attent willen maken op de antwoorden die de heer Lubbers misschien nog een keer geeft op vragen die hem gesteld zijn door de fractievoorzitter van de PvdA in de Tweede Kamer, de heer Den Uyl. Kort gezegd komen die vragen er op neer of de heer Lubbers ook de voorstellen over wil nemen die de PvdA in de Tweede Kamer naar voren heeft gebracht en dan met name die welke over de minima gaan. Wij hebben dan alle antwoorden bij elkaar.) Ik zal zeer alert zijn op datgene wat de heer Lubbers zegt, want mijn partij en die van de heer Lubbers zullen in de komende tijd het kabinets beleid voor 1986 moeten verdedigen. Ik ben een van de mensen die dat, op een andere plaats natuur lijk, ook zal moeten doen. Maar ik zal mijn best doen om goed naar de heer Lubbers te luisteren. De heer Meijerhof is ingegaan op datgene wat de heer Pruiksma heeft gezegd over de manege. Hij twijfelt wat over de opmerking van de heer Pruiksma over maximale openheid. Ik heb mij daar ook wat over verwonderd, want ik dacht dat er een gecombineerde vergadering is geweest van de Commissie voor de Financiën en de Commissie voor Sport en Recreatie waarin deze kwestie is besproken. Er zou vanuit de commissies een bepaald advies gaan naar b. en w. die daarop zouden terugkomen. In de gecombi neerde commissievergadering hebben de vertegenwoordigers van het CDA een standpunt ingenomen. Het standpunt van toen is nu in een keer weer anders. Maar ja, het CDA kan vaak alle kanten uit en dat blijkt ook hier weer. (De heer Pruiksma: Voordat dat verhaal een eigen leven gaat leiden, wil ik het volgende opmerken. Ik heb gezegd dat het standpunt van b. en w. mij juist voorkomt, niettegenstaande afspraken binnen de commissie, namelijk dat het rapport zich in deze redactie niet leent voor openbaar making. Vervolgens heb ik er begrip voor dat het college niet zelfstandig en onafhankelijk aan het rap port is gaan sleutelen, want dan zou het van manipulatie zijn beschuldigd. Bovendien heb ik gezegd dat ik mij kan voorstellen dat er van ambtelijke zijde een zodanige herschrijving van het rapport komt dat de materie, waar wij belang in stellen, voor openbaarheid vatbaar wordt. U moet mijn woorden dus niet verdraaien, mijnheer Bijkersma, maar gewoon herhalen wat ik gezegd heb.) U hebt in eerste instantie gesproken over een maximale openheid en daar bent u toen verder niet op ingegaan, terwijl u daar wel de gelegenheid voor had. (De heer Pruiksma: Ook een maximum kent een ondergrens, mijnheer Bijker sma.) Dit veroorzaakt een beetje verwarring. Maar het CDA veroorzaakt zo graag verwarring door dan weer dit en dan weer dat te zeggen. Goed, ik houd mij bij de feiten en dan bedoel ik dat in de richting van de PvdA. De heer Meijerhof heeft ook gezegd dat hij niet weet of dit kabinet het wel zo goed doet gelet op de vele problemen. Dat zie ik ook wel, mijnheer Meijerhof, en de problemen zijn nog lang niet de we reld uit. Ik houd mij echter bij de feiten en constateer: de werkloosheid en het financieringstekort zijn teruggelopen. (De heer Janssen: Op papier!) Ja, maar toch is het een feit dat de werkloosheid niet meer stijgt. Het is een grote toer, mijnheer Janssen, om een schip van koers te doen veranderen, maar dat is gebeurd. Ik houd mij bij de feiten en ik vind dat de zaak er veel beter voor staat dan een aantal jaren geleden. Ik wil daar straks bij mijn opmerkingen over het betoog van mevrouw De Jong nog kort op terug komen. Dus, mijnheer Meijerhof, ik zie de zaak wat optimistischer dan u, maar uw partij zit

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1984 | | pagina 47