98
De motie is mede-ondertekend door de heer Niemeijer. (De Voorzitter: De motie is voldoende onder
steund en maakt deel uit van de beraadslagingen
Naar onze mening moet de structuurschets een weergave zijn van het algemeen ruimtelijke orde
ningsbeleid met al zijn aspecten. En dat moet zeker meer zijn dan een samenvatting, als ik mij de
woorden van de wethouder goed herinner, van al bestaande nota's. Wij hebben niet voorgesteld nu al
tot een afbouw van Camminghaburen te komen - ik meen dat de heer Meijerhof daar over is gevallen -
maar ik heb letterlijk gezegd: "Wij kunnen ons voorstellen dat een dergelijke beleidsnota ook zou lei
den tot het maken van een afbouw-variant voor Camminghaburen, waarna de braakliggende grond terug
geploegd zou kunnen worden tot landbouw- of natuurgebied. Alle aandacht moet dan gericht worden op
de braakliggende gronden binnen de bebouwde kom."
Dan het punt stadsgewest, waarbij ik meteen de daarover ingediende motie wil behandelen. Wij
hebben bij een andere gelegenheid voor de eerdere motie over het stadsgewest gestemd. Toen hebben
wij de nodige kanttekeningen geplaatst, die inhielden dat wij natuurlijk allerlei gelden, subsidies en
beleidsinstrumenten die met de status stadsgewest gepaard gaan ook voor Leeuwarden willen hebben,
maar dat wij moeten afstappen van wat de heer Meijerhof het expansionisme heeft genoemd, dus afstap
pen van het vastklampen aan de groeicijfers. Onze aarzeling over het mede ondertekenen van de giste
ren ingediende motie over het stadsgewest is gelegen in het feit dat wij tot nu toe geen enkel argument
hebben om te zeggen: ja, het dringt tot het college door dat er afgestapt moet worden van die groeicij
fers. Het heeft natuurlijk publicitaire waarde wanneer je zo nu en dan mooie grafiekjes naar buiten
brengt waarop staat hoeveel wij willen groeien en hoe wij dat willen realiseren. Binnen het gemeente
lijk beleid moet je daarnaast ondertussen natuurlijk op het terrein van de ruimtelijke ordening duidelijk
orde op zaken stellen. Hadden wij dat inzicht bij het college kunnen ontdekken, dan zou onze eerder
genoemde aarzeling voor een groot deei zijn weggenomen. Het spijt mij te moeten constateren dat eer
der het tegendeel het geval is. De aanleg van de Oostergoweg wordt - ik heb goede redenen om dat aan
te nemen, maar daarover kunnen wij van mening verschillen - rechtstreeks gekoppeld aan het worden
van stadsgewest. Ik vraag mij af waarom wij voor een motie over Leeuwarden stadsgewest moeten stem
men, als wij weten dat wij met het verkrijgen van die status allerlei ongewenste ontwikkelingen in huis
halen. Het zal dus van het antwoord van het college in tweede instantie afhangen of wij over onze aar
zeling heenstappen om er zodoende aan mee te helpen dat de motie unaniem door de raad wordt onder
steund. Ik hoop dat ik duidelijk genoeg ben geweest waar onze aarzeling ligt.
De binnenstad. Ik zal alle redenen voor onze grote zorg omtrent de binnenstad niet herhalen; dat
heb ik in de eerste instantie gedaan en ook in eerdere instanties. Die zorg wordt gedeeld, zie perspu-
blikaties, columns, protestacties en ook vakbladen waarin het nodige is geschreven met ongeveer de
zelfde teneur. Ook de PvdA heeft een avond georganiseerd die ging over de zorg voor de binnenstad.
Op zich vind ik dat een prima initiatief. Ik zal niet in details treden, maar ik spreek wat dit punt be
treft de verantwoordelijke wethouder er op aan, niet als persoon, maar als de eerst verantwoordelijke
politieke figuur in de raad. Ik vind dat dat ook mijn taak is. Maar ik moet constateren dat de wethouder
zich plotseling verschuilt achter het beleid van de raad, achter het college en achter het feit dat wij
bepaalde procedures en ook inspraak hebben. Hij doet ineens alsof de macht/invloed van een wethouder
ruimtelijke ordening heel ver op de achtergrond en ergens marginaal te vinden is. Die indruk krijg ik
van de wethouder en dat komt niet overeen met de praktijk.
Ik wil nu niet in details treden over de gang van zaken met betrekking tot de Schoolstraat, maar ik
houd vol dat wethouder Geerts een heel grote en doorslaggevende rol heeft gespeeld bij het drastisch
veranderen van het bestaande bestemmingsplan voorde Schoolstraat. Binnenkort komt de Schoolstraat
aan de orde en dan wil ik desgewenst wel meer in details treden en de wethouder met bepaalde stukken
overtuigen. Keer op keer hebben wij in de raad de vinger gelegd bij strijdigheid met het structuurplan.
Ik begrijp dan ook niet dat de PvdA dan nu zegt dat wij hebben te maken met vormgevingsproblemen en
welstandstoezicht. Je kunt het begrip "vormgeving" natuurlijk zeer ruim zien, maar wij vinden dat er in
dit geval meer sprake is van menging van functies die op bepaalde punten zeer onvoldoende wordt nage
streefd, structuurdoorbrekende zaken en overheersende nieuwbouw. Ik vind dat je niet kunt praten over
vormgeving, want datgene waar wij nu mee bezig zijn heeft wel degelijk te maken met de kijk op de
binnenstad en de waarde die je hecht aan het historisch stadsgezicht.
Wij handhaven dan ook onze motie. Het gaat hier niet om iets nieuws, want een paar jaar geleden
hebben er ook van de kant van de PvdA dergelijke geluiden geklonken. Wij hebben toen de motie on
dersteund, maar die werd afgewezen. De noodzaak van het in onze motie gestelde houden wij overeind.
Over stadsvernieuwing en stadsbeheer zal ik heel kort zijn. In mijn algemene beschouwingen heb ik
over de stadsvernieuwing gezegd: "Gelukkig is er op het gebied van de stadsvernieuwing de laatste tien
jaar een geweldige prestatie geleverd." Ik zal de laatste zijn om dat te ontkennen, want onze fractie
heeft daar, politiek gesproken, ook een ondersteunende bijdrage aan geleverd.
99
Over het stadsbeheer heb ik niet gezegd dat het college daar helemaal niets aan doet. Hiervan heb
ik in mijn algemene beschouwingen gezegd: "Gelukkig zijn er tekenen dat dat besef ook binnen het ge
meentelijk apparaat is doorgedrongen, getuige de aanwijzing van proefgebieden voor een verscherpt
aanschrijvingsbeleid, Als de wethouder dan zegt dat er al via een aparte notitie aandacht gegeven
is aan een verscherpt aanschrijvingsbeleid, dan vraag ik mij af, als dat zo verkeerd gelezen wordt,
waarom ik de algemene beschouwingen vooraf heb gegeven.
Over stadsvernieuwing wil ik verder ophouden omdat wij daar in januari op doorgaan. Maar nog
wel één ding over het verhaal dat wij de wereld in zouden hebben gestuurd met betrekking tot het fonds
stadsvernieuwing. Ik heb wat dat betreft gezegd: .te meer daar de meerderheid van de raad de afge
lopen jaren steeds weer meende te moeten bezuinigen op de eigen stortingen in het fonds stadsvernieu
wing." Je kunt feitelijk vaststellen dat er minder geld gestort is in dit fonds. Wij hebben nooit bestre
den dat dat het rentepotje was, maar wij hebben destijds gezegd dat men er om moet denken dat de
rijksbijdragen teruglopen en dat de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing er aan komt. Wij moeten dan
ook niet de rente, de kleine meevallers, uit het fonds halen, want dan raken wij straks nog verder van
huis. Wij wisten best dat het om renten ging, maar die wilden wij nu juist in het fonds stadsvernieuwing
houden. Er is dus wel gekort op de eigen stortingen. Een en ander heeft geen direct gevolg voor bezui
niging op de uitvoering; ik heb ook nooit ontkend dat dat het geval zou zijn. Bij de herwaardering ko
men wij nog wel even op dit punt terug.
Wethouder Geerts constateert dat PAL staat te trappelen om in het college plaats te nemen. Op het
persoonlijke vlak kan ik van ieder lid van mijn fractie zeggen dat niemand staat te trappelen van ambi
tie om in het college zitting te nemen, laat staan om, als je daar eenmaal in zit, dat als springplak
naar hogerop te gebruiken. (De heer Pruiksma: Dat is een hele geruststelling.) Politiek gezien vinden
wij het wel zeer wenselijk dat PAL in het college zitting zou hebben, maar dat is een heel andere zaak.
Wethouder Geerts geeft vervolgens een schets van PAL. Hij noemt als positief punt de gedegen
voorbereiding van ons werk. Dan heeft hij het over wijdlopig. Het is natuurlijk zo dat je, als je voor
stellen, die, zoals wethouder Geerts toegeeft gedegen zijn voorbereid - ik spreek liever over zo gede
gen mogelijk zijn voorbereid -, in commissies en de raad brengt en het daarbij gaat om afwijkingen of
pogingen tot verandering van het beleid, voor uitleg meer woorden nodig hebt dan wanneer je, zoals
grote fracties dat vaak doen, in essentie zegt dat je het met het college eens bent. In ons geval loop je
dan het risico wijdlopig te worden. Ik geef dat volmondig toe.
Ik heb zonet al gezegd dat zaken op het persoonlijke en het politieke vlak gescheiden moeten wor
den. Bij de persoonlijke laatdunkendheid die in onze verhalen zou doorklinken kan ik mij eerlijk ge
zegd niet zo goed iets voorstellen. Ik dacht dat wij met iedereen in de raad in de persoonlijke sfeer op
redelijk goede voet stonden. Ik heb tenminste nooit gemerkt dat bepaalde zaken in de persoonlijke sfeer
werden getrokken
Dan het zelfopblazend vermogen. Eerlijk gezegd weet ik niet zo goed wat ik mij daarbij moet
voorstellen, maar dat ligt hem uiteraard aan mij. Je kunt je voorstellen dat wij meer voorsteilen doen
en meer argumenten aandragen dan je over het algemeen van een viermansfractie zou verwachten. Maar
ja, dat kan 'men ons moeilijk aanrekenen. De wethouder kan met zijn opmerking ook bedoelen dat wij
ideeën van anderen oppikken en die presenteren alsof ze van ons zelf zijn en daarmee je postuur of
waarde opblazen. Ik kan dat ook nauwelijks geloven, want de citaten die ik in mijn algemene beschou
wingen heb gebruikt - het gaat dan vooral om citaten op het punt van groeidenken en beleidsomwente-
iing - heb ik ontleend aan een jaarbericht van de sectie gemeente, gewest en provincie van de PvdA,
waarin deze verhalen in andere, soms veel scherpere, bewoordingen staan. Ik denk dan maar: dit is be
ter dan dat je het verwijt krijgt van denkluiheid. Daarmee vergeleken vind ik - hoewel een beetje
overdreven - dat er meer sprake is van complimenten in onze richting.
De wethouder gaat echter ondertussen niet in - ook de fractievoorzitter van de PvdA doet dat niet -
op de door ons geformuleerde lood-om-oud-ijzer theorie, namelijk dat het niet uitmaakt met wie je in
zee gaat. Wij zouden de PvdA onverholen oproepen tot het geven van een standje of iets dergelijks
aan haar lijsttrekker. Hoe wij ook geroerd zijn door de zorgen uit de hoek van de PvdA of PAL het in
tern wel aan kan om in het college zitting te nemen enz., laat die andere linkse partij in deze raad
zich eerst maar eens bezinnen op de lood-om-oud-ijzer opvatting van haar voormalige lijsttrekker. Als
je daaruit een onverholen oproep tot een standje geven uit kan lezen, dan vind ik dat een sterk staaltje.
Ik moet ook nog reageren op het betoog van wethouder Miedema wat betreft de distributie van de
energie. De heer Meijerhof is daar ook op ingegaan en in feite kan ik mij bij hem aansluiten. De heer
Miedema zegt in mijn richting dat ik een mooi plaatje schets dat bestuurlijk aantrekkelijk is - het col
lege kan het er ten gronde ook wel mee eens zijn -, maar in de uitwerking niet. Zo'n redenering be
grijp ik niet. Ik heb ook niet gezegd dat het door mij geschetste plaatje van vandaag op morgen is te