108
Dan nog even iets over het wijkgezondheidscentrum in Camminghaburen Het gaat mij te ver dat
dat centrum zo snel mogelijk zou moeten verdwijnen. Ik kan mij wel voorstellen dat er te zijner tijd een
evaluatierapport zal verschijnen, maar geen uitvoerig beleidsplan.
Aan het eind van de algemene beschouwingen van de VVD heeft de heer Bijkersma gezegd dat de
publikaties omtrent de collegevorming, uitgesproken door de lijsttrekker van de PvdA, zijn fractie niet
zijn ontgaan en dat zij de ontwikkelingen met belangstelling blijft volgen. Je zou zeggen dat de VVD
bij dit politiek minnespel toch wat afstandelijk doet. Boeiend als liefdesaffaires in het algemeen zijn zal
ook mijn fractie deze amoureuze ontwikkeling weliswaar met belangstelling doch op gepaste afstand
volgen
Ik heb geen behoefte, net als het college, aan motie 4 van PAL. Op het alternatieve dekkingsplan
van PAL zal nog nader worden teruggekomen. PAL heeft gezegd dat de PvdA afhankelijk blijft van het
CDA en dat een links college mogelijk is. Ook bij dit eventueel rendez-vous blijven wij bescheiden op
de achtergrond. Maar gehoord de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie van de
heer Geerts lijkt de tijd ver af te zijn dat op één dag Herodes en Pilatus vrienden zullen worden.
De Voorzitter: Ik ga over tot de beantwoording. Ik heb de heer Pruiksma met Pascal gerepliceerd.
Ik heb voor de heer Siemonsma, die professor Hoogerwerf citeerde, ook een heel toepasselijke van Hoo-
gerwerf: "Gelijkt de beleidsvoerder niet vaak meer op de matroos die een lekke schuit hoost dan op een
ferme stuurman die recht op zijn doel afkoerst?"
De heer Meijerhof heeft gesproken over het stadsgewest, waarvan hij de belangrijkheid heeft on
derlijnd. Met betrekking tot de regio-indeling moet ik één ding duidelijk maken. Het is niet zo dat de
provincie gemeenschappelijke regelingen gaat opleggen. Op grond van de nieuwe Wet op de gemeen
schappelijke regelingen zijn provinciale staten verplicht om samenwerkingsgebieden aan te wijzen en er
op toe te zien dat samenwerkingsverbanden tussen gemeenten in die gebieden gestalte krijgen. Dat
speelt op het ogenblik in alle provincies van het land. Men probeert tot een indeling te komen die ook
de gemeenten zoveel mogelijk aanspreekt. Ook in deze raad zal een en ander in de komende maanden
een rol spelen
De heer Meijerhof heeft nog eens gesproken over het Handboek voor Gemeenteraadsleden en over
het feit dat de gegevens uit een redelijk oude aanvulling komen. Dat is niet te vermijden. Ik kan u één
advies geven; als er ooit wordt verwezen naar artikelen in de wet, dan is het altijd verstandig even de
wet te raadplegen, want die kan in de tussentijd zijn veranderd. Dat komt nogal eens voor.
Ook de heer Pruiksma heeft gesproken over het stadsgewest. Hij heeft gezegd dat het rijk arbitraire
argumenten aandraagt. Het woord arbitrair gebruikt de regering ook zelf in haar uiteindelijke beslissing.
Meerderen uwer hebben over het stadsgewest gesproken, onder anderen de heer Van der Wal. Hij zegt
nog altijd twijfel te hebben. Ik verwijs naar de regeringsbeslissing. Onderscheiden worden vier situa
ties: 1. stadsgewesten met een of meerdere stedelijke hoofdcentra in de in sterke mate verstedelijkte
gebieden waarop het volledige stadsgewestelijke instrumentarium kan worden ingezet; 2. stadsgewesten
in het weinig verstedelijkte gebied (Zwolle, Groningen) waar de nadruk ligt op de regionale functie op
het gebied van werkgelegenheid en voorzieningen en waar het nieuwe bouwplaatsen instrumentarium be
perkt blijft tot de centrale gemeenten; 3. de concentratiekem in het Noorden (Leeuwarden - maar dat
zal stadsgewest moeten zijn -, Delfzijl, Appingedam en de kem Emmen)waarbij sprake is van een met
de stadsgewesten vergelijkbare prioriteit voor een aantal meer algemene regelingen - heel kwetsbaar in
vergelijking met de meer erkende stadsgewestelijke structuur -; 4. ook op enkele plaatsen buiten de
stadsgewesten bestaat de mogelijkheid dat voor een verantwoorde stedelijke ontwikkeling de inzet van
lokatiesubsidie nodig kan zijn, de regering wil die mogelijkheid dan ook niet bij voorbaat uitsluiten
Wat wij willen en wat wij betogen is zo hoog mogelijk in deze trits geplaatst te worden, zodat je de
optimale zekerheid hebt dat je ook volledig aan je trekken komt en iets kunt doen aan de verdere ont
wikkeling van je stad, waar je dan ook de accenten legt.
De heer Pruiksma heeft gesproken over het bericht in de krant dat Friesland de Bijzondere Regionale
Toeslag (BRT)-gelden niet weet te besteden. Wij zijn daarover zeer verbaasd. Wij zullen kijken hoe wij
daarop inspelen, want al weer geruime tijd geleden is er door ons een brief met een aantal concrete ob
jecten gedeponeerd bij gedeputeerde staten. Daarin komen projecten voor die voor een deel ook al uit-
voeringsrijp zijn en wij begrijpen niet dat er nu ineens geen plannen zijn waarvoor de BRT-gelden kun
nen gelden
De afspraak van de provincie met betrekking tot rijksweg 32 is in zeer vage bewoordingen vervat,
aldus de heer Pruiksma. Het hangt er van af welk verslag je leest. Wij zullen kijken in hoeverre wij in
een bevestigende brief datgene kunnen onderlijnen wat is afgesproken. Het is wel zo dat men van de
provincie vraagt een keus te maken. Als wordt gezegd dat in het beleid bepaalde accenten worden
109
gelegd, dan komt er een moment dat heel nadrukkelijk moet worden gekozen. Bij de Centrale Militaire
Apotheek hebben wij de indruk gekregen dat er wel aanbevelingen zijn gedaan om Leeuwarden in eerste
linie te nemen. Daarbij is echter toch wel erg gemakkelijk een tweede keus aanvaard. Wij denken dat
in de toekomst nadrukkelijk voor de positie van Leeuwarden, ook door het provinciaal bestuur, gevoch
ten moet worden
Het feit dat de commissaris van politie op de fiets de wijken in gaat heeft allerwegen adhesie ge
vonden en ik ben daar gelukkig mee.
De gemeente Marum is alleen een proefgemeente geweest bij de voorbereiding van de comptabili-
teitsvoorschriften in financieel opzicht, zo is mij nog door de heer Bijkersma meegedeeld. Zoals ik al
eerder heb gezegd, de vergelijkbaarheid van Marum met Leeuwarden is wel zeer gering. Ik heb slechts
één gegeven gevonden en de heer Bijkersma heeft al gezegd dat dat voor het beoordelen van de vraag
waarover wij het hadden niet zo'n verschrikkelijk interessant gegeven was.
Op het bedrijfsleven ga ik nu maar niet verder in, maar ik zou Ogem, Nederhorst en nog een aan
tal kunnen noemen. Privatiseren kan een middel zijn, maar de kwetsbaarheid van vitale voorzieningen
wordt erg groot en er moet heel selectief te werk worden gegaan wanneer een en ander ooit wordt over
wogen
Er is een gering vertrouwen in de overheid wanneer het gaat om de bescherming van de burger. Ik
denk dat er ook een kentering te bespeuren valt in de waardering van de burger voor het optreden van
politie en overheid. Dat is ook wel eens anders geweest. De laatste tijd ziet men in televisie-uitzen
dingen, krantepublikaties, radio-uitzendingen en wat dies meer zij een toenemende belangstelling voor
dit facet van het overheidsbeleid. Ik denk dat dat goed is en dat men er alleen langs die lijn kan ko
men
Met betrekking tot de kosten in het stadion van Cambuur moet ik er op wijzen dat Cambuur daar
zelf ook suppoosten heeft die zich van honden doen begeleiden. Ik wil niet zeggen dat dat het aller
laatste middel is, maar ik wil er wel mee aangeven dat Cambuur ook zichzelf uitgaven getroost om de
zaak zo goed mogelijk in de hand te houden. Uiteraard zullen ook wij deze ontwikkeling kritisch vol
gen tegen de achtergrond van de gesprekken diè door de Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond (KNVB)
worden opgetuigd.
De heer Van der Wal is nog eens over de halfjaarlijkse informatie begonnen. Ik moet zeggen dat wij
van de noodzaak daarvan toch nog niet zo erg overtuigd zijn. Het mag dan niet zo'n grote belasting
zijn, maar een dergelijke lijst wordt al gauw ge'ihstitutionaliseerd. Bovendien moet er werk voor worden
verricht. Ook heb ik de informatie gekregen dat het in het verleden al eens is geprobeerd en dat er toen
ook niets van terecht is gekomen.
Het geld voor de aanleg van de Zuiderzeelijn komt uit een andere pot en het gaat daarbij boven
dien om openbaar vervoer, aldus de heer Van der Wal. Met de ondertekening van de motie heeft PAL
iets anders bedoeld dan ik naar voren heb gebracht. PAL hoeft zich daarvan mijns inziens dan ook wei
nig aan te trekken, omdat de aanleg van de Zuiderzeelijn in een ander circuit zit en niet thuishoort in
het beleid van de gemeente Leeuwarden. Wat ik heb willen aangeven is dat, ook tegen de achtergrond
van de te maken keuzen waarover ik het heb gehad, van het provinciaal bestuur mag worden verlangd
dat de allereerste prioriteit wordt gegeven aan een zo snel mogelijke ontsluiting van Leeuwarden boven
alle andere prioriteiten die er in deze provincie zijn te vinden.
Over het spanningsveld dat bestaat tussen het uitvoeren van wetten zonder dat de gemeenten daar
voor instrumentarium is aangeboden en de ambtseed zijn wij het dacht ik eens. Het ageren tegen wette
lijke kaders is mijns inziens een zaak die in de samenleving ruimte moet krijgen. Alleen, ik vind dat je,
op het moment dat je als burger gekwalificeerd bezig bent als lid van een vertegenwoordigend orgaan,
minder vrij bent als wanneer een raadslid zich als burger identificeert met bepaalde activiteiten. Ik zie
wel een spanningsveld - dat spanningsveld ervaar ik als onoverkomelijk - wanneer je als gekwalificeerd
burger, dus deel uitmakende van vertegenwoordigende lichamen, als zodanig een besluit neemt dat in
druist tegen de afspraken die in wettelijke kaders in Nederland zijn gemaakt.
Over de niet te aanvaarden sociale controle via de "neighbournoodwatching" hebben wij het al ge
had. Ik vind het bevorderen van verantwoordelijkheidsgevoel van burgers ten opzichte van elkaar een
goede zaak. Ik ben echter wat huiverig voor het daaraan geven van organisatorische structuren, omdat
ik het gevoel heb dat dan al gauw wordt uitgegleden in een richting die men niet wil.
Ik meen dat ik gereageerd heb op de opmerking van de heer Buurman met betrekking tot het laat
komen van de memorie van antwoord. In ieder geval heb ik bedoeld te zeggen dat ook dit onderwerp in
de evaluatie thuishoort, terwijl ons streven er anderzijds op is gericht om in de toekomst toch zo veel
mogelijk tijd te geven om tot een zinvolle bestudering te komen. Het streven is er wel, het lukt echter
tot ons grote leedwezen niet altijd. Wij hebben er alle begrip voor dat zeker een kleine fractie de
grootst mogelijke moeite heeft om in een korte tijd de zaak voor te bereiden.