129 - overigens wii ik opmerken dat wij elk jaar een dergelijke discussie in de Commissie voor Openbare Werken hebben - zullen trachten wat meer achtergronden te schetsen dan nu het geval is. Wij zuilen ook proberen een wat langjariger overzicht te geven, opdat men het lijstje van dit jaar kan afwegen ten opzichte van het lijstje van volgend jaar. Ik denk dat dit in de lijn ligt van wat de heer Timmermans vraagt. De heer Timmermans vraagt tevens of wij bij de uitvoering van civieltechnische werken wat meer nog dan nu aandacht wiilen geven aan het bomenbestana. Hij heeft namelijk geconstateerd dat er zich ook dit jaar wat dat betreft toch wat incidenten hebben voorgedaan. De beroemde plataan tegenover de Beurs is denk ik het meest duidelijke voorbeeld. Ik heb overigens het idee dat die boom uitstekend ge dijt. Sommigen denken daar wat anders over. Men was bang dat die boom om zou waaien - de voeding voor de boom is wel goed -, maar volgens mij staat die heel stevig. Ik zeg de heer Timmermans toe dat wij ook aan dit facet goede aandacht zullen schenken. Overigens heb ik de indruk dat dat al gebeurt. In de discussies in de Commissie voor Openbare Werken en in de uitwerking van de bestekken zuilen wij hier ook aandacht aan schenken. Op die manier hebben wij goede garanties - de wil is natuurlijk aan wezig - dat wij op een voorzichtige manier met ons bomenbestand omgaanIk ben het er mee eens dat dat goede aandacht verdient. Mevrouw Jongedijk heeft gezegd dat er al jaren wordt gepraat over de aanleg van de tunnel in Huiz um-West en gevraagd of er nu ook eens wat gebeurt. Zij verwijst naar de laatste zin van het ant woord op vraag 231 in de memorie van antwoord, namelijk "Het plan wordt nader bestudeerd." Me vrouw Jongedijk vindt dat er lang over dit plan is gestudeerd en wil nu wel eens wat meer. U zult op uw wenken worden bediend, mevrouw Jongedijk, want op korte termijn zal een concreet voorstel worden besproken in de Commissie voor Openbare Werken. Wat er bestudeerd moest worden waren een paar din gen, namelijk de vrees dat de grond toch wat vervuild is en de consequenties daarvan en de planologi sche inpasbaarheid. Deze zaken zullen op korte termijn worden afgerond en dan zal er een concreet voorstel in de commissie worden besproken. Begin volgend jaar zullen wij nog een gesprek hebben met de Nederlandse Spoorwegen en dan zal dit onderwerp ongetwijfeld aan de orde komen. Ik geloof er in dat wij in het eerste kwartaal van volgend jaar deze zaak in de Commissie voor Openbare Werken zul len behandelen. Een voorwaarde voor realisering is wel dat wij voldoende middelen beschikbaarsteilen en die zullen uit de stelpost civieltechnische werken moeten komen. Het is bekend dat die stelpost in middels sterk afgeroomd wordt. Dan een opmerking over de gronden die wij kopen en die zo nu en dan vervuild zijn. De verkoper zet in de akte dat hij gevrijwaard wil worden tegen de gevolgen daarvan. Mevrouw Jongedijk vraagt of wij van te voren onderzoek kunnen plegen, want dan weten wij tenminste zeker waar wij het over heb ben. Ik wil er op wijzen dat wij dat bij de zaak Cohen gedaan hebben. Men kon toen de mate van het risico op een behoorlijke manier inschatten. In dat verband is er een bedrag opgenomen dat is afgetrok ken van het totale verkoopbedrag. In die zaak hebben wij dus precies gedaan wat mevrouw Jongedijk regel zou vinden. Ik zou enthousiast ja zeggen op haar suggestie, als ik daar niet de vraag bij zou moe ten stellen wie een en ander betaalt. Je kunt je dan een aantal mogelijkheden voorstellen. Als de verkoper graag wil verkopen, dan zou je tegen hem kunnen zeggen dat hij een degelijk rap port moet geven op basis waarvan wij kunnen zien dat wij geen risico's lopen met de vervuiling. De si tuatie is natuurlijk vaak andersom, namelijk dat de gemeente graag wil kopen, maar dat de verkoper wat dat oetreft helemaal niet zo staat te trappelen. Wij zullen dan de kosten voor een dergelijk onder zoek zelf moeten betalen en dan komt het probleem van de financiering aan de orde. ik heb de laatste tijd wel gemerkt dat dergelijke onderzoeken niet gratis zijn. Wij zullen wat dat betreft selectief te werk moeten gaan en ook wat af moeten gaan op verwachtingen van al of niet vervuiling. Wij zullen niet in elk geval een dergelijk onderzoek kunnen verrichten. In de gevallen waar wij op basis van his torisch onderzoek kunnen verwachten dat er sprake is van vervuiling zouden wij zo'n onderzoek kunnen verrichten. Ik zeg graag toe dat wij aan dit aspect aandacht zullen schenken. Ik wil deze materie wel weer eens ter discussie stellen in de Commissie voor het Grondbedrijf, want uiteindelijk zal daar het geld vandaan moeten komen. Dan de resultaten van de kwestie Schoolstraat. Wij hebben daar gisteren ook al uitgebreid over ge praat. Ik heb toen gezegd dat wij met een erg zorgvuldige procedure bezig zijn. B. en w. hebber: in middels besloten dat zij, alvorens de raad beslist over het geven van de taakopdracht aan de project groep - zoals bekend is daarover een hearing geweest -, een haalbaarheidsonderzoek willen iaten ver richten. Dat haalbaarheidsonderzoek zal dan op globale wijze aangeven welke panden al of niet te re noveren zijn. Op basis van drie modellen zal onderzoek worden gedaan. Nadat het haalbaarheidsonder zoek verricht is, zal de raad de randvoorwaarde aan de projectgroep kunnen formuleren. Ik zeg de raad toe dat wij tot die tijd geen maatregelen zullen nemen die vooruitlopen op beslissingen van de raad in 130 welke richting dan ook. Oftewel er zullen geen onomkeerbare zaken gebeuren. Ik meen dat dit een po sitieve beantwoording is van hetgeen mevrouw Jongedijk heeft gevraagd. Mevrouw Jongedijk is boos over de gang van zaken betreffende het pand Fribourg. Er wordt al jaren gepraat en men laat de zaak maar verwaarlozen. Ik ben het daar wel wat mee eens. De afgelopen jaren heb ik mij nogal ingespannen om op basis van gesprekken deze kwestie op een goede wijze op te lossen. Uit het antwoord op de gestelde vraag blijkt dat dat laatste wat moeilijk is, wij komen niet verder. Me vrouw Jongedijk stelt nu voor eens na te gaan of wij op basis van een bouwplan kunnen onteigenen. Daar zitten twee facetten aan. In de eerste plaats: zijn er voldoende juridische mogelijkheden om in dit geval tot onteigening over te gaan. In de tweede plaats is er natuurlijk ook sprake van een voorgeschie denis en zijn er eerdere gesprekken geweest. Ik denk dat je die twee dingen met elkaar in relatie moet brengen. Hoe is de relatie geweest, wat voor soort gesprekken zijn er geweest, enz. Aan de hand daar van zal er een standpunt bepaald moeten worden. Ik zeg toe dat hierover op niet al te lange termijn een notitie zal worden aangeboden aan de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening, op basis waarvan wij eens met elkaar over deze materie kunnen spreken. Ik kan niet zo maar zeggen dat wij wel even tot onteigening zullen overgaan, want daar zitten nogal wat haken en ogen aan, met name de genoemde twee facetten Over de kosten ad 70.000,— ten behoeve van de decentralisatie volkshuisvesting het volgende. Ik ben het volstrekt eens met al degenen die zeggen dat het toch niet zo kan zijn dat het rijk maar de centraliseert en de kosten bij de gemeenten neerlegt. Nee, dat zou inderdaad niet zo moeten zijn, maar het is wel zo. Wij hebben ons in het verleden in dit kader aangemeld als experimenteergemeente, omdat wij het een goede zaak vinden dat de zaken die gedecentraliseerd kunnen worden naar het lokale niveau ook naar dat niveau worden gedecentraliseerd. Het lokale niveau kan namelijk het beste oorde len over de vraag hoe over deze zaken gepraat en beslist moet worden. Dat feit heeft wel financiële consequenties, omdat het rijk naast een eenmalige bijdrage, die overigens al lang op is, verder geen middelen heeft gedecentraliseerd. Wij moeten de kosten dus op de een of andere manier zelf betalen. In het verleden hebben wij wel eens de illusie gehad dat wij die kosten konden doorrekenen in de stich- tingskosten. Wij hebben daar vrij langdurige discussies over gehad. Want wat moeten wij doen? Wij moeten volgens het normkostenbudgetsysteem de hele budgetbeoordeling - vroeger was dat een taak van de h.i.d. - overnemen. Ik kan u verzekeren dat dat tijd en geld kost, maar ook wat exclusieve deskundigheid vraagt. Voor die deskundigheid hebben wij een bureau ingehuurd. Voor de werkzaamhe den dienaangaande zullen wij moeten betalen. Met de corporaties hebben wij afgesproken dat het bu reau ook voor hen zal werken en dat zij ook de kosten daarvan zullen betalen. Voor de gemeente blij ven er dus ook kosten over en die zullen wij ergens uit moeten betalen. De kosten krijgen wij niet van het rijk en daarom is deze ƒ70.000,opgevoerd. Je kunt dus wel zeggen dat wij de beoordeling van de bouwplannen maar niet in eigen beheer moeten doen, maar dan moet je meteen ook uitspreken dat je tevens ophoudt experimenteergemeente te zijn. Daarover heeft de raad een en andermaal een uitspraak gedaan, namelijk dat wij toch graag experimenteergemeente willen zijn. Ik geef toe dat de raad steeds meer betrokken wordt - dat gaat wel stapje voor stapje - bij het volkshuisvestingsbeleid, maar dat ge beurt ook op basis van het feit dat wij experimenteergemeente zijn. Ik wil overigens nog wel wat anders kwijt. Het zijn van experimenteergemeente heeft als doel het met elkaar, het rijk en de gemeente, bedenken van een systeem dat zo goed mogelijk werkt. Momenteel zijn wij bezig met een normkostenbudgetsysteem. Het ministerie werkt keihard aan een norm kosten sys teem; dat is dus al weer een vereenvoudiging en een stuk objectivering. De gezamenlijke experimen teergemeenten vinden dat staatssecretaris Brokx veel te hard van stapel loopt en dat er, voordat er ge- evalueerd is, al weer met het volgende experiment van start wordt gegaan. Zoals bekend heeft dat ertoe geleid dat de gezamenlijke experimenteergemeenten op dit moment de gesprekken met de h.i.d. over de budgetten voor 1985 hebben opgeschort. Zij hebben dat gedaan als pressiemiddel naar het rijk om toch eens beter naar de gemeenten te luisteren. Binnenkort zal er een gesprek plaatsvinden tussen een verte genwoordiging van de experimenteergemeenten en staatssecretaris Brokx om alsnog op één lijn te komen. Dan zal ook het gesprek met de h.i.d. weer geopend worden. Mevrouw Van Dijk heeft gesproken over het verlichtingsniveau in de woonwijken en in de binnen stad. Ik ben het met haar eens dat wij wat dat betreft voorzichtig moeten zijn. Ook dit bezuinigings voorstel doen wij niet voor de lol, dat zal men begrijpen. Ik liet het verlichtingsniveau ook liever zoals het nu is. Alleen er moet bezuinigd worden en de bezuiniging moet geld opleveren. Mevrouw Van Dijk zegt dat er voldoende verlichting moet blijven. "Voldoende" is natuurlijk altijd een relatief begrip. Ik heb de indruk dat er bezuiniging mogelijk is op een zodanige manier dat er voldoende verlichting aan wezig blijft. Ik baseer mijn oordeel mede op het feit dat de deskundige van Frigas die wij in dit kader hebben ingeschakeld hetzelfde oordeel heeft. Op het oordeel van een deskundige moet ik vertrouwen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1984 | | pagina 67