10 wordt gehecht aan de verbetering van woningen en woonomgeving in het totale pakket van stadsvemieu- wingsmaatregelen, mede in samenhang met participatie van bewoners. Een accentverschuiving in deze richting ten opzichte van de meer algemene op stedelijk niveau liggende activiteiten wordt door ons aanbevolen Stadsbeheer Met deze noodzakelijk geachte herijking van eerder vastgestelde prioriteiten, komt onvermijdelijk het onderwerp stadsbeheer naar voren. Wij hebben goede nota genomen van het feit dat het college van plan is binnenkort te komen met een rapportage over dit onderwerp. Wij vinden dit een goede zaak. Gelet op de moeilijkheden die zich in onderdelen van onze na-oorlogse wijken voordoen, willen wij niet uitsluiten dat de prioriteitsvolgorde in de aanpak van buurten, zoals die in eerdere beleidsnota's op het gebied van de stadsvemieuwiag is vastgelegd, aan een heroverweging wordt onderworpen. Dat stadsvernieuwing en stadsbeheer kinderen van één moeder zijn spreekt voor zich. De aanpak zal even wel verschillend zijn. Zo zal het beheer per wijk en buurt een specifiek geëigende aanpak vergen, waarbij alle voor de wijk/buurt ter zake doende beleidssectoren in zowel organisatorische als financiële zin moeten worden betrokken. Het gegeven dat de aangekondigde notitie de naam van de wethouder van welzijn draagt, wijst al in die richting. Woon lasten Nog steeds nemen de woonlasten toe, terwijl de inkomsten van veel burgers van Leeuwarden in het komende jaar zullen verminderen. Er ligt al enige maanden een nota woonlasten van FNV/PAL/PvdA gereed. Wij willen er hier nogmaals voor pleiten dat het college op zo kort mogelijke termijn met een beleidsvoorstel ter zake van de woonlasten naar de raad komt. In het kader van de woonlasten wil ik ook nog het besluit noemen van de plaatselijke woningbouwcorporaties om de waarborgsom af te schaf fen. In perspublikaties hierover hebben wij niets kunnen vernemen over zo'n besluit voor de woningen in beheer van het Gemeentelijk Woningbedrijf. De behandeling van dit onderwerp in de Commissie voor het Woningbedrijf heeft echter geleerd dat ook het college voornemens is het besluit van de woning bouwcorporaties te volgen. Het doet overigens vreemd aan, gelet op het overleg en de samenwerking, dat de gemeente een aparte plaats lijkt in te nemen. Dorpen Veel van de eerdere opmerkingen in mijn verhaal zijn eveneens van toepassing op de dorpen in on ze gemeente. Dat geldt met name ook voor de dorpsvernieuwing en het dorpsbeheer. Voor de dorpen is vooral de mogelijkheid van de instelling van de 30 km-zone voor de leefbaarheid van groot belang. Hoewel het Streekplan Friesland ruimte biedt voor verdere groei van onze dorpen, kan geconstateerd worden dat voor een aantal beschikbare bestemmingsplannen de rek er uit is. Mijn fractie wil het colle ge dan ook vragen in het komende jaar met een beleidsnotitie te komen over de toekomst van onze dor pen Verkeer Nu de werkzaamheden in de binnenstad nagenoeg voltooid zijn, is het zaak het verkeersregiem strakker aan te trekken. Willen wij de zaak weer in het gareel krijgen, dan zal gerichte actie plaats moeten vinden. Als voorbeeld van een slechte situatie kan de St. Jacobsstraat of de Peperstraat genoemd worden, leder rekent zich tot bewoner of bevoorradingsverkeer, waardoor met name voor de fietsers ge vaarlijke situaties ontstaan Echo De trage voortgang van de realisatie van de Echo-plannen verontrust ons. De mogelijke aanwending voor dit doel van de Westerkerk dient met kracht te worden ontwikkeld. Het behoud van het monument, gecombineerd met de realisatie van de door ons voorgestane sociaal-culturele functie van Echo, is van belang. In dit verband wil ik nog eens de vestiging van de Muziekpedagogische Academie naast en in de Bonifatiuskerk als nastrevenswaardig uitgangspunt benadrukken. Stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van het collegeprogramma Het collegeprogramma voor de periode 1982-1986 is, zo kan worden geconstateerd, sterk richting gevend geweest voor het gemeentelijk beleid dat in de afgelopen twee jaar tot stand is gekomen. Deze constatering kan mijn fractie tot vreugde stemmen, gelet ook op de opvatting van de grootste oppositie partij in de raad dat dit programma voor 90% als een PvdA-programma kan worden gekwalificeerd. 11 Nu de raad en het college in de huidige samenstelling de helft van de zittingsperiode zijn gepas seerd, lijkt de tijd rijp voor een terugblik op de in het collegeprogramma geschetste hoofdlijnen van be leid. Immers, deze worden geformuleerd in een periode waarin weliswaar sprake was van sterke econo mische recessie, maar waarin nog wel werd uitgegaan van een aanvaardbare ruimte voor eigen gemeen telijk beleid. De recente ontwikkelingen geven ons steeds minder aanleiding tot het delen van dat uit gangspunt, zoals in de inleiding van deze algemene beschouwing reeds werd aangegeven. Dat vormt re den te meer om een poging te ondernemen vast te stellen wat er van de geformuleerde beleidsvoornemens inmiddels is verwezenlijkt. Het spreekt voor zich dat wij ons in dit verband moeten beperken tot de hoofdlijnen van het gemeentelijk beleid. Voor een meer omvattende rapportage ten aanzien van de stand van zaken rond de uitvoering van het collegeprogramma vertrouwen wij op de door het college ge dane toezegging dat deze bij het beleidsplan 1986-1990 zal worden opgenomen. Een van de in het collegeprogramma geschetste hoofdlijnen betreft de opvatting dat de moeilijke fi nanciële positie van de gemeente niet mag leiden tot een passieve opstelling. De maatschappelijke ont wikkelingen vragen van de gemeente nieuwe initiatieven en nieuw beleid. In dat licht beschouwd be hoeft het geen betoog dat de in het beleidsplan 1983-1987 gedane toekenning van eenzelfde hoge prio riteit voor het werkgelegenheidsbeleid als voor de stadsvernieuwing moet worden toegejuicht. Het in stellen van een werkgelegen he idsf on ds, subsidiëring van een Jonge Bedrijven Centrum en entamering van voorlichtings- en acquisitie-activiteiten zijn daaruit onder anderen voortgevloeid. Minder eenduidig moet onze voorlopige conclusie luiden ten aanzien van het voorgestane kritisch onderzoek naar efficiency en doelmatigheid van de uitgaven en een herwaardering van bestaand beleid, waardoor middelen vrijkomen voor nieuw beleid. De ervaring heeft geleerd dat historisch gegroeide si tuaties bij diensten, afdelingen of instellingen van dien aard kunnen zijn dat het realiseren van beoogde veranderingen een uiterst moeizaam proces omvat. De tot nu toe ondernomen pogingen in die richting verdienen onze instemming, waarmee nog niet gezegd is dat de omvang en het tempo ervan niet voor kritiek vatbaar zouden zijn. Voor wat betreft de centrale hoofduitgangspunten, op grond waarvan veelal scherpe politieke keu zes gemaakt moeten worden, kan het volgende worden opgemerkt. De nagestreefde bijzondere aandacht voor de financiële en sociale bestaansvoorwaarden van de zwakkeren dient naar de mening van mijn fractie, in sterkere mate dan tot nu toe het geval was, te resulteren in het treffen van maatregelen die leiden tot het-handhaven van een zeker bestaansminimum voor bedoelde groepen. Wat dat aangaat zien wij met grote belangstelling het standpunt van het college ter zake van de woonlasten tegemoet. Voorts verdient het de voortdurende aandacht aan te geven wat de consequenties van allerhande beleidsmaatregelen voor bedoelde groepen in het bijzonder opleveren. De door het college gepropageerde benutting van de mogelijkheden om op lokaal niveau te streven naar een meer gelijke verdeling van arbeid, kennis, inkomen en macht is niet eenvoudig op resultaten te toetsen. Enerzijds valt te constateren dat met name op wijkniveau een implementatie van dit voorne men plaatsvindt in de vorm van onderwijsprojecten en andere activiteiten. Indien wij echter de factor arbeid in ogenschouw nemen moet worden opgemerkt dat het tot op heden gevoerde personeelsbeleid van de gemeente voor mijn fractie geen aanleiding tot grote vreugde vormt, afgemeten aan de verdeling van arbeidsplaatsen over mannen en vrouwen. In het collegeprogramma wordt gekoerst op een afweging tussen de diverse taakonderdelen van de afzonderlijke beleidssectoren, alsmede tussen de beleidssectoren onderling. In de bezuinigingsronden is bij voortduring gebleken dat aan dit uitgangspunt in (te) geringe mate gestalte is gegeven. Hoewel mijn fractie zich realiseert dat integrale afweging van beleidsvoorstellen vooralsnog een utopie is, mag dit geen argument vormen om een dergelijke benadering niet na te streven. In het voorgaande is getracht in kort bestek enkele hoofdlijnen uit het collegeprogramma de revue te laten passeren. Een balans is echter op dit moment niet te maken omdat daartoe, naast een meer sys tematische benadering, tevens een nadere analyse van de kwaliteit van het programma benodigd is. Mijn opmerkingen moeten dan ook in de eerste plaats gezien worden als een indicatie van de waarde die de fractie aan het tot nu toe gevoerde beleid toekent. Mijnheer de voorzitter, ik ben hiermee aan het eind van mijn algemene beschouwing gekomen. Tot besluit dien ik nog te vermelden dat deze tekst tot stand is gekomen mede op basis van de bijdragen van andere leden van mijn fractie. De heer De Beer is inmiddels ter vergadering gekomen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1984 | | pagina 6