143 Voor de rest kunnen wij ons wel met het voorstel verenigen. Ik geef toe dat het geen leuk voorstel is. Als hieraan echter wordt gesleuteld, dan wordt aan de opbrengst gesleuteld en in dat geval moet ook de dekking worden aangegeven. Een ander punt is het ontheffingsbeleid. De gehele of gedeeltelijke kwijtschelding is reeds ter spra ke geweest. Daarover hebben wij hier echter geen zeggenschap, dat is geconcentreerd bij de directeur van de rijksbelastingen in Groningen. Een en ander is ook een kwestie van informatie aan de burger, hetgeen al meerdere malen aan de orde is geweest. Rest mij nog in te gaan op de motie van PAL. Die motie beoogt een opdracht aan het college. Het geen vermeld staat bij het eerste gedachtenstreepje betreft het aandringen op een herziening van de ogb-regelgeving. Anders vertaald wordt dus een wijziging van het Besluit op de onroerend goedbelastin- gen beoogd. Het mag als bekend worden verondersteld hoe onze fractie hierover denkt: dit is een zaak die in 's lands vergaderzaal thuishoort. Omdat wij niet met de intentie van de motie kunnen instemmen - dus niet omdat de motie van PAL komt - zullen wij deze niet steunen. De heer Buurman: Ik ga akkoord met de raadsbrief. Ik stel het op prijs dat de gemeenteraad een definitief standpunt inneemt nadat het nadere onderzoek is afgerond, waarbij ik ook doel op het zoge naamde kwijtscheldingsbeleid. Mevrouw De Jong: Net als PAL en PvdA voel ook ik wat dit punt betreft een soort machteloosheid. Ik zie ook beslist geen andere mogelijkheid. Het enige wat wij volgens mij kunnen doen is een aanzien lijk actievere voorlichting met betrekking tot het kwijtscheldingsbeleid. De overwegingen in de door PAL ingediende motie spreken mij beslist niet aan. Ik neig ertoe met de opdracht aan het college in te stemmen, maar ik wacht even de reactie van collegezijde af. De heer Kessler (weth.): Ik zal de verschillende sprekers achtereenvolgens proberen te beantwoor den. De heer Bijkersma heeft gesteld niet zo'n behoefte te hebben aan een nader onderzoek. Toch zijn wij van plan dat onderzoek te doen, omdat wij zekerheid willen hebben over de vraag of de voorlopige constatering, dat er inderdaad geen relatie is tussen de hoogte van het inkomen en het soort woning waarin men woont, juist is. Wij zijn van plan een aantal gegevens van de Sociale Dienst in dat verband te interpreteren. Ik verwacht overigens - ik heb dat ook in de Commissie voor de Financiën gezegd - dat het onderzoek de voorlopige resultaten waarvan wij nu uitgaan zal bevestigen. Alle sprekers hebben gezegd dat de resultaten van deze hertaxatie vervelend zijn, in die zin dat de belastingdruk wordt verzwaard in de richting van de goedkopere woningen. Hoe vervelend dat op zich inderdaad is, het is met het huidige systeem van hertaxaties van onroerend goedbelasting niet anders. Ik ben blij dat ook de PAL-fractie tot de conclusie is gekomen dat de 180.000,"extra" die wij van de zakelijk gerechtigden kunnen heffen niet ten goede moet komen aan de gebruikers, omdat daarmee het hele systeem overhoop wordt gehaald. De heer Duijvendak heeft gevraagd in hoeverre bij de voorstellen ten aanzien van de rioolretributie naar de zakelijk gerechtigden wordt gekeken. In het oorspronkelijk in het kader van de herwaardering 1982-1986 aan u voorgelegde voorstel is vermeld dat wij zullen proberen om de lasten ten aanzien van de rioolretributie ingaande 1986 vooral bij de zakelijk gerechtigden neer te leggen. Dat uitgangspunt is nog steeds van kracht; wij zullen dat blijven proberen. Dan kom ik bij de door PAL ingediende motie. Daarin komen twee problematieken aan de orde. Ten eerste: de verhouding tussen zakelijk gerechtigden en gebruikers en in relatie daarmee de voorstellen van de commissie Christiaanse. Ten tv/eede: de vraag in hoeverre er een meer specifieke relatie kan worden gelegd tussen inkomens- en aanslagpositie van mensen die voor de onroerend goedbelasting in aanmerking komen. Ten aanzien van het eerste punt heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) al sinds jaar en dag een verruiming van de limieten van de onroerend goedbelasting bepleit. Niet alleen de ge meente Leeuwarden ioopt namelijk tegen de bovengrens van de zakelijk gerechtigden aan, maar dat is ook het geval in een groot aantal andere gemeenten in Nederland. Het blijkt dat de VNG enig succes heeft gehad. De minister heeft de limieten namelijk zodanig verruimd dat er in dit beleidsplan wat dat betreft een beduidende opbrengst kan worden geraamd. Ik denk dat de VNG met deze werkwijze door zal gaan, hetgeen ik onder meer afleid van de standpunten die zijn ingenomen ten aanzien van de voor stellen van de commissie Christiaanse. In principe is de VNG met de verruiming van de belastingmoge lijkheden voor de gemeenten akkoord. Het moet echter niet zo zijn dat de gemeenten gedwongen wor den die belastingen te verhogen. Met andere woorden, men is akkoord met een grotere beleidsvrijheid voor de gemeenten op het gebied van de onroerend goedbelastingen, maar die vrijheid moet wel beteke 144 nen dat het niet beslist hoeft. Op dit moment gaan de voorstellen duidelijk in een andere richting. Aan de ene kant ziet het er naar uit dat er gelden zullen worden weggehaald uit het gemeentefonds en ver volgens zegt de commissie Christiaanse dat wij die gelden weer kunnen terug verdienen door de belas tingen te verhogen. Op die manier komt de zwarte Piet dus toch weer bij de gemeenten terecht en daar is de VNG het niet mee eens. Het tweede punt in de motie betreft de relatie tussen hoogte van de aanslag en inkomenspositie van de aangeslagene. Het is nu zo dat voor elke 3.000,— waarde een bepaald bedrag moet worden be taald, ongeacht het inkomen. In het systeem van de PAL-fractie zou daarbij een zekere relatie met het inkomen moeten worden gehanteerd, hetgeen op zich wel denkbaar is. Als wij de eenheid van 3.000,waarde aan onroerende goederen aanhouden en iemand zou meer dan 50.000,verdie nen, dan moet hij een ander bedrag betalen dan iemand met een inkomen tussen de 20.000,en 50.000, terwijl voor iemand met een inkomen van minder dan 20.000,weer een ander bedrag zou gelden. Op zichzelf is die redenering mogelijk, maar ik heb er toch een aantal bezwaren tegen. Ten eerste is een dergelijke regeling uiterst onpraktisch, omdat de opbrengst die de gemeente wil berei ken niet kan worden bepaald» Ten tweede geeft een en ander een enorme administratieve rompslomp. Het belangrijkste punt is echter dat deze mogelijkheid in Den Haag volstrekt, maar dan ook volstrekt onhaalbaar is. Wij zouden mijns inziens onze krachten verspelen als wij volgens die lijn een ander sys teem van onroerend goedbelastingen zouden bepleiten. Het lijkt mij verstandiger om de kritiek op de voorstellen van de commissie Christiaanse omtrent de verruiming van het belastinggebied van de ge meenten in Nederland toe te spitsen op die punten waarvoor concreet zou kunnen worden gevochten. Het lijkt mij onverstandig om deze suggestie van PAL te bepleiten, omdat die mijns inziens - ik heb het zojuist ook al gezegd - volstrekt onhaalbaar is. Wat dat betreft ontraad ik de motie dan ook. Overigens ben ik wel bereid - misschien is dat gelet op de discussie van vanmiddag ook wel een goede zaak - om in de Commissie voor de Financiën eens een aantal VNG-notities, die in dit verband al zijn geschreven en ook wel richting regering zijn gestuurd, aan de orde te stellen. In die commissie kan daarover dan een meningsvorming plaatsvinden en ook naar mijn persoon toe kunnen suggesties worden meegegeven, die ik dan weer kan inbrengen in de Commissie voor de Financiën van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, waarin ik zitting heb. De heer Duijvendak heeft gesteld dat het kwijtscheldingsbeleid een heel belangrijk instrument is, waardoor wat aan de positie van mensen, die als gevolg van deze hertaxatie in de problemen komen, kan worden gedaan. Ik ben dat helemaal met hem eens en wij zullen, zoals ik gisteren al heb gezegd, proberen het voorlichtingsbeleid op dit gebied te intensiveren. Op het betoog van de heer Meijerhof ben ik al ingegaan. De heer Visser heeft gezegd dat hij de maatregelen, zoals die onderaan op bladzijde 1 staan, af wacht. Die wacht ik ook af; ze zullen binnenkort wel komen. De heer Visser heeft gesteld dat de voorlichting naar de burgers toe om met name de consequenties van deze hertaxatie duidelijk te maken dit jaar speciale aandacht verdient. Ik ben dat helemaal met hem eens, ik heb dat ook in de Commissie voor de Financiën gezegd. Wij zullen daaraan hetzij via een bijsluiter, hetzij via een artikel in Aan de Grote Klok, hetzij via beide mechanismes uitgebreid aan dacht besteden De heer Bijkersma: Ik wil nog graag reageren op de motie van PAL. Uit mijn inleiding, die haaks staat op hetgeen de PAL-fractie wil, zal duidelijk zijn dat wij de motie niet steunen. De heer Duijvendak: Uit mijn betoog in eerste instantie is wel duidelijk geworden dat wij grote moeite hebben met dit voorstel. Zoals gisteren in de algemene beschouwingen al naar voren kwam zijn er wetten die men gaarne uitvoert en wetten die men met heel veel moeite uitvoert, waarbij zelfs moet worden overwogen of ze nog wel moeten worden uitgevoerd. De consequenties van de wetgeving met betrekking tot de onroerend goedbelasting zijn voor mijn fractie bijna niet acceptabel, dat moet duide lijk zijn Natuurlijk kan men, zoals de heer Visser van het CDA dat doet, zeggen dat de mensen wel zullen schrikken, maar dat ze, als maar een actieve voorlichting via Huis aan Huis wordt gegeven, wel beter zullen begrijpen waar het eigenlijk om gaat. Ik vind het natuurlijk uitstekend dat er een actieve voorlichting wordt gegeven, maar daarin moet dan ook duidelijk worden gemaakt dat het om een in onze ogen uiterst onrechtvaardige zaak gaat en dat de gemeente, gelet op de wettelijke kaders, niet anders kan. Er moet in doorklinken dat de meerderheid van de gemeenteraad - althans dat hoop ik - het er in feite niet mee eens is. Dan iets over de overwegingen in onze motie. De heer Meijerhof vraagt zich af waarom de eerste overweging in de motie staat. Hij vindt dat meer een overweging die de gemeente betreft en vraagt zich

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1984 | | pagina 74