147 148 zou ik u allen er op willen wijzen dat ook leerlingen vanuit de buitengemeenten ons instituut bezoeken. Ik heb begrepen dat ook die leerlingen aanspraak kunnen maken op deze bijdrage. Het is nu feitelijk zo dat wij vanuit de gemeente Leeuwarden een bijdrage geven aan de inwoners van andere gemeenten. Ik betwijfel of dat zo maar kan, maar daarover wil ik graag een reactie van de wethouder horen. In de vierde piaats zal de voorgestelde regeling de inleiding vormen tot een algemeen bijdrage-instituut en een soortgelijke regeling zal zeer zeker vragen uit andere sectoren naar voren brengen, bijvoorbeeld een bijdrageregeling voor het kaartje van de Harmonie. Dan wordt een en ander toegespitst op het inko men en daar hebben wij grote bezwaren tegen. Als laatste argument wil ik naar voren brengen dat wij van mening zijn dat de nu voorgestelde methode een verderfelijke mentaliteit veroorzaakt, waartegen ten stelligste moet worden opgetreden. De heer Buurman: Ik wil de volgende punten naar voren brengen. Ten eerste: Ik geloof dat je het moet kunnen waarderen als een gekunstelde constructie niet direct in strijd is met de letter van de wet, ze is wel in strijd met de geest van de wet. Ten tweede: Het zou een precedent kunnen zijn voor andere zaken wanneer dit spelletje opgaat. Ten derde: In de vergadering van de Commissie voor de Financiën is een onderzoek toegezegd naar de hoogte van de lesgelden in andere vergelijkbare gemeenten met vergelijkbare pakketten. Ten vierde: Ik zie momenteel geen andere oplossing en ik onderschrijf hetgeen onderaan op bladzijde 1 van de raadsbrief staat: "Als argumenten tegen heffing van lesgeld op basis van uniforme tarieven voeren wij aan: 1 Voor veel mensen zouden hoge uniforme tarieven, met name in de lesgeldjaren na 1984-1985, een beletsel vormen om muziekonderwijs aan het Gemeentelijk Muziekinsti tuut te volgen.Ik zie mij genoodzaakt mij te conformeren aan het voorstel van b. en w. De heer Meijerhof: Het blijkt dat de heer Bijkersma de overige leden van zijn fractie heeft kunnen overtuigen. Dat bleek echter niet uit de behandeling in de Commissie voor het Gemeentelijk Muziekin stituut en de Commissie voor WelzijnsaangelegenhedenDe heer Bijkersma heeft het over het ontduiken van de wetgeving. Ik zou het college echter een compliment willen maken voor de creativiteit die men heeft getoond met betrekking tot het opzetten van deze regeling. De heer Bijkersma ziet het als een groot gevaar dat deze regeling op meerdere gebieden gaat plaatsvinden, maar wat dat betreft plaats ik het woord "gevaar" tussen aanhalingstekens. Wij hebben er zelfs wel eens om gevraagd een dergelijke regeling meer toe te passen; als voorbeeld noem ik het KreativiteitscentrumVanwege de grote admini stratieve rompslomp is een en ander echter nooit goed mogelijk geweest en de rompslomp bij deze nieu we regeling zal ook wel groot zijn. De inkomens van de mensen die van de voorzieningen gebruik ma ken zullen bijvoorbeeld bekend moeten zijn. Als het college in staat is deze nieuwe regeling op meer gebieden toe te passen, dan zien wij dat met belangstelling tegemoet. Wij staan dus lijnrecht tegenover de opmerking die de heer Bijkersma wat dit betreft heeft gemaakt. Misschien kan de heer Bijkersma ons straks nog een toelichting geven op zijn woorden "verderfelij ke mentaliteit". Als wij in onze gemeente proberen iedereen zoveel mogelijk te laten profiteren van de voorzieningen die er zijn en daarbij, hoe moeilijk het ook is, proberen rekening te houden met de fi nanciële draagkracht, dan kan ik daarin niets verderfelijks vinden. Een en ander is mijns inziens een heel goed streven en ook overeenkomstig het collegeprogram, maar ja, dat is iets wat de heer bijkersma ook niet onderschrijft. De heer Duijvendak: Onze reactie heeft dezelfde strekking als die van de heer Meijerhof. Alhoe wel ook wij het collegeprogram niet onderschrijven, zijn wij het wel eens met het nu voorliggende voorstel. Wij zijn blij dat het b. en w. gelukt is met een voorstel te komen waardoor ook de mensen met de lage inkomens gebruik kunnen blijven maken van de Muziekschool. Het leek er even op dat een aan tal mensen de lessen niet meer zou kunnen volgen, omdat het te duur werd. Het verbaast ons dan ook erg dat de VVD dit voorstel onrechtvaardig noemt. Wij zien niet in wat er onrechtvaardig is aan het feit dat iedereen in principe in staat wordt gesteld om aan de muzieklessen deel te nemen. Als onrechtvaar digheid op die manier wordt gebruikt, wordt het wel een heel leeg begrip. Wij zijn blij dat naar aanleiding van een opmerking van onze kant niet alleen traditionele gezin nen voortaan van de reductieregeling gebruik kunnen maken, maar dat ook andere samenlevingsvormen korting kunnen krijgen wanneer er meerdere mensen uit zo'n samenlevingsvorm les krijgen aan de Mu ziekschool Net als de heer Meijerhof zijn ook wij benieuwd of er naar aanleiding van dit voorstel meerdere voorstellen van de kant van b. en w. te verwachten zijn, waarbij een toeslag wordt gegeven aan be paalde mensen die een cursus of een activiteit volgen, bijvoorbeeld aan het Kreativiteitscentrum. Het zou een stap in de goede richting zijn. De heer Visser: Zonder het uitgangspunt van dit voorstel aan te tasten zou ik de vraag willen stel len of de hogere overheid ten aanzien van dit voorstel waarin een bijdrageregeling is opgenomen, ge bruik zal maken van haar vetorecht. Het eerder genomen besluit met betrekking tot dit punt heeft im mers de koninklijke goedkeuring ook niet verkregen. Mevrouw De Jong: Ik ben blij dat de vrucht van creatief en lang denken voor ons ligt en dat dit voorstel mensen met een laag inkomen ook in staat stelt om muziekonderwijs te volgen. Het is waar dat een en ander niet bepaald een schoonheidsprijs verdient, wij hadden het ook graag anders gewild. Het is jammer dat wij eigenlijk tot dergelijke oplossingen worden gedwongen. Ik ben echter blij dat er een oplossing is gevonden en ik begrijp waarachtig niet dat aan dit stuk een "verderfelijke mentaliteit" zou kleven. Ik wil het college prijzen voor het feit dat het met dit voorstel is gekomen en ik vind de woor den van de heer Bijkersma ver beneden de maat. De heer Heere (weth.): De heer Bijkersma heeft bij eerdere gelegenheden de uitdrukking gebruikt "niet geschoten is altijd mis". Als goed artillerist brengt hij nu het zwaarste geschut dat hij maar kan vinden in stelling. Ik zal proberen te betogen dat schieten niet altijd betekent dat je iets raakt. (De heer Bijkersma: Dat weet ik ook wel.) Dan zijn wij het daarover in ieder geval eens. Hij verwijt het college op slinkse wijze een poging te doen tot het ondergraven van de rijksrege ling. (De heer Bijkersma: Nee, nee, een overheidsbeschikking heb ik gezegd.) Ik zal mijn woorden dan in die zin aanpassen. Overigens zou het, als u het hebt over "een slinkse wijze van", toch enige intel lectuele inspanning vereisen. Vervolgens noemt u het nochtans "een onbezonnen daad". Die twee din gen kan ik niet met elkaar rijmen. Beide wijs ik overigens van de hand. Over een en ander is nagedacht en het is geen slinkse wijze van ondergraven van wat dan ook. Het is alleen een poging om uit een im passe te komen waarin wij waren geraakt op een moment dat dat erg slecht uitkwam en bovendien tot fi nancieel onaanvaardbare consequenties zou leiden. Wij hebben geprobeerd uit die impasse te komen en meerdere leden van de raad hebben geconcludeerd dat wij er op gekunstelde dan wel op creatieve wijze - what's in a name - in geslaagd zijn die constructie te bedenken. Dan de vraag van de heer Visser of deze regeling de goedkeuring van de hogere overheid wel of niet zal kunnen wegdragen. Dat moeten wij afwachten, mijnheer Visser. Wij hebben er overigens ver trouwen in dat, als de letter van de wet - ik citeer nu de heer Buurman - op de juiste wijze is toege past, de kans op dat veto betrekkelijk klein zal zijn, maar ik treed daar verder maarniet in. De heer Bijkersma heeft de waardevolle suggestie gedaan om ook eens te kijken naar de Harmonie kaartjes. Andere sprekers hebben die suggestie overgenomen en hebben gezegd dat dat op zich een aan trekkelijke gedachte zou kunnen opleveren. Het college heeft aan dat aspect in de Nota Kunstbeleid met betrekking tot het Kreativiteitscentrum een aantal opmerkingen gewijd en ik denk dat het verstandig is om bij gelegenheid van de behandeling van die nota ook deze discussie opnieuw aan de orde te stel len, want anders lopen wij het gevaar dat de voorzitter zal zeggen dat dat op dit moment niet aan de orde is. Met mevrouw De Jong concludeer ik dat wij de schoonheidsprijs niet hebben verworven; daar heb ben wij overigens ook niet naar gestreefd. Wij zijn er naar mijn mening echter wel in geslaagd een re geling te vinden die recht doet aan een politiek uitgangspunt dat wij hier, in het collegeprogramma en in de raad bij eerdere gelegenheden hebben ingenomen, namelijk dat het draagkrachtbeginsel zal wor den gehanteerd waar het gaat om de heffingen bij de Muziekschool. Dat principe hebben wij op deze wijze gestalte gegeven. Dat de VVD het met dat principe niet eens is, is het goed recht van de VVD. Op zichzelf was dat ook al duidelijk. C>ns kan echter niet worden verweten dat wij geen uiterste poging hebben gedaan om dat principe ook in deze vorm gestalte te geven Mijn slotopmerking kan alleen maar zijn dat ik niet verder inga op de terminologie die door de heer Bijkersma is gehanteerd. Hem kennende denk ik dat hij dat in ieder geval niet persoonlijk heeft be doeld. Als dat wel zo zou zijn, dan zou ik het hem kwalijk moeten nemen, want dan vind ik dat een manier van optreden die kant noch wal raakt. Ik neem echter aan dat dat niet het geval is en ik wil het daarom hier maar bij laten. De heer Bijkersma: Ik wil eerst reageren op de slotopmerking van de heer Heere. Natuurlijk was hetgeen ik in eerste instantie met betrekking tot dit punt heb gezegd niet persoonlijk bedoeld. Op een ander moment kan zo iets wel eens gebeuren hoor, maar in dit geval was dat niet zo. (De Voorzitter: Zeg het er in het vervolg even bijl) (Gelach) Ik heb nu gewoon onze politieke stellingname met be trekking tot deze voorstellen naar voren gebracht. Ik ga nu even terug naar de oorsprong van een en ander. Destijds zijn wij, hoewel aarzelend, ak koord gegaan met de gemaakte regeling, waarbij de tarieven min of meer inkomensafhankelijk werden

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1984 | | pagina 76