Wijkvereniging Camminghaburen-Noord. Ik heb begrepen dat het pleiten voor de hogere prioriteit als structureel gegeven niet verder wordt doorgevoerd, maar dat wel de vraag is gerezen bij de heer Boelens en ook anderen of de mogelijkheid voor extra geld er zou zijn, indien zou blijken dat men be paalde goede, passende activiteiten zou willen ontwikkelen. Daarbij is gevraagd naar de mogelijkheid van projectsubsidie. Mevrouw De Haan heeft er terecht op gewezen dat die mogelijkheid er voor 1985 niet is, omdat het geld besteed wordt aan het ten uitvoer brengen van de overgangsperiode. Voor 1986 is er wel een bepaald bedrag. In dat jaar zou dus eventueel projectsubsidie mogelijk zijn. Maar ja, waar een wil is is een weg, wordt in deze raad wel eens gezegd. Als zou blijken dat er inderdaad een zodanige activiteit moet worden opgezet die zeer waardevol is en die wij graag zouden willen, dan is daar denk ik toch wel op een of andere manier een weg voor te vinden. De ouderen in Aldlan. Ik hoef daar niet zo lang over te praten, want ik neem aan dat de raad zich herinnert wat ik daar tijdens de commissievergadering over heb gezegd, namelijk dat 1985 overgangsjaar zal zijn, dat wij daar overleg over zullen plegen en dan verder zullen zien. De Roos. Het gaat daarbij om de kwestie: te laat of niet te laat. Het college stelt zich op het standpunt dat er gesproken moet worden van te laat. Dat wordt ook niet weersproken, want 17 oktober in plaats van 1 maart is onder alle tijdrekeningen te laat. De vraag is dan of het project uitstelbaar zou zijn. De heer Duijvendak maakt daarnaar mijn gevoel de toch wel erg laconieke opmerking bij van: ja, het hele programma is eigenlijk uitstelbaar. Maar dat is, met alle respect overigens, natuurlijk flauwe kul, want wanneer gebruiken wij de uitdrukking "onuitstelbaar"Dat doen wij alleen in die gevallen waarin aangetoond kan worden dat er redenen waren om de aanvraag te laat in te dienen» Dan pas komt aan de orde de vraag of het project uitstelbaar is. Wij gaan niet bij elk tijdig ingediend project vragen of dat eventueel ook uitstelbaar is. Dat is de vraag namelijk niet. De conclusie moet volgens het colle ge zijn dat men de gelegenheid voorbij heeft laten gaan om tijdig een globaal of voorlopig plan in te dienen. Wij kennen namelijk de methodiek: niet gedetailleerd, maar globaal en voorlopig. Als dat zo is wordt het geld nog niet toegekend, maar gereserveerd in afwachting van nadere detaillering» Van de ze veel toegepaste methodiek heeft men ook geen gebruik gemaakt. Ik vind dat ik dan niet kan zeggen: nou laat maar zitten. Er moet nu eenmaal toepassing van regels zijn. In dit geval kan ik niet de sou plesse opbrengen om daar over heen te stappen. Het KreativiteitscentrumDe heer Boelens heeft gezegd dat hij van plan is de kunstzinnige vorming wat hogerop te krikken. Hij noemt daarbij als tegenpool het opbouwwerk in het kader van het toekom stig plan. Wel, ik zie dat met belangstelling tegemoet. Wij zouden best eens in de komende jaren kun nen praten over die prioriteitsstelling. De heer Boelens noemt in dit kader met name de activiteiten voor werklozen. Ik vind dat een heel zinnig argument. Op dat punt vraagt de heer Boelens naar een gesprek met het bestuur. Dat gesprek heeft al plaatsgehad. Het bestuur heeft mij toegezegd dat het met name aan dit punt in de programmering bijzondere aandacht zal geven. Daarbij is ook ter sprake geweest de kwestie van artikel 36 van de Wet werkloosheidsvoorziening (WWV). Daarover zijn publikaties in de krant geweest en de Werk lozen krant schrijft daar nu ook weer over. Ik heb de indruk gekregen dat het Kreativiteitscentrum niet optimaal gelukkig was met uitlatingen van zijn eigen kant. Maar desondanks zal men toch aan deze kwestie de nodige aandacht besteden. Dan nu de normering 1:2:4:8. !k heb begrepen dat dat systeem, als idee om te komen tot een nor mering, wordt aanvaard, behalve door de heer Duijvendak. Die zegt dat hij niet blij is met dit systeem, maar dat het voor 1985 niet anders kan en dat hij het daarna weer aan de orde wil stellen. Ik wil dat ook, maar pas nadat er een aantal jaren praktijkervaring mee is opgedaan. Volgens mij kun je dan pas tot goede conclusies komen. Wij hebben gezegd dat wij deze zaak voor 1987 gaan evalueren en dan be kijken wat er dienaangaande bijgestuurd moet worden. Mevrouw De Haan heeft nog een keer gewezen op het werk dat mevrouw Otsen indertijd in deze raad heeft gedaan met betrekking tot het peuterspeelzaalwerk. Zij zegt dat wij er nu nog niet zijn, maar dat dat over enige tijd, half 1985, wellicht wel het geval zal zijn. Zij noemt dat verheugend; ik vind dat ook. Ik heb al toegezegd dat wij in de eerste helft van 1985 met een voorstel zullen komen dat dan kan worden besproken Het Lesbisch Archief. Daarover kan ik, na hetgeen al gezegd is, nog het volgende zeggen. Wij hebben vorig jaar, want dat is het punt waar het eigenlijk om gaat, twee dingen gezegd. In de eerste plaats is er sprake van een afkoopsom. Met andere woorden, wij beoordelen niet en detail elk onderdeel van de activiteiten. Wij kennen daar ook geen afzonderlijke subsidie voor toe, maar geven een rond bedrag waaruit het Lesbisch Archief de uitgaven mag bekostigen op de wijze zoals het dat zelf wil. In de tweede plaats hebben wij gezegd dat wij het bedrag van 3.000, dat vinden wij ook nu nog - de heer Duijvendak heeft gezegd dat dat een mooi bedrag is, maar dat zou ik niet zeggen -, alles afwe-' gende redelijk vinden. Over het woord "redelijk" kun je natuurlijk vrij lang twisten, maar dat wil ik 168 niet meer doen. Ik zou de raad willen vragen goed te vinden dat ik volsta met deze opmerkingen. In eerste instantie is een motie ingediend en ik neem aan dat die ook in stemming zal worden gebracht. Wij weten dan waar wij aan toe zijn. De kwestie van de sportieve recreatie in Molenpad, Valeriuskwartier, enz. Ik heb net geprobeerd duidelijk te maken dat met betrekking tot te laat of niet te laat door ons een vrij strakke lijn wordt ge trokken. Het gaat hier niet om het bepalen van een datum en het trekken van een streep - daar kun je niet zoveel misverstanden over hebben -, maar om een kwestie van interpretatie of men nu per ongeluk of expres het woord "training" heeft gebruikt. Wij hebben aangenomen dat iedereen expres de dingen zegt die men zegt, want als je aanneemt dat iedereen per ongeluk dingen zegt dan ben je natuurlijk he lemaal nergens. Maar nu blijkt dat in zo'n ruime mate twijfel bestaat over deze kwestie, wil ik de raad het volgende voorstellen. Laten wij nu het besluit zoals dat er ligt aanvaarden onder de toezegging dat wij, de afdeling en ik, nog eens een keer met die clubs gaan praten. Als zij ons echt duidelijk kunnen aantonen dat zij met hun activiteiten niet bedoelen training in de zin van sport maar echt puur sportieve recreatie zoals die in de regeling bedoeld is - zij moeten dat dan veel gedetailleerder aangeven dan zij tot nu toe gedaan hebben -, dan zullen wij alsnog, daarbij de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden inschakelend, met een nader voorstel komen dat op die situatie passend is. Ik wil het wat dit punt be treft hierbij laten De heer IJestra heeft tot mijn vreugde zijn waardering uitgesproken voor het vele werk dat hier achter zit. Wij zijn hem dankbaar voor die waardering. Hij heeft geen andere punten aangedragen dan ik al heb behandeld. Hij zegt alleen dat hij verbaasd is dat het college nu door de wind gaat. De heer IJestra zal begrijpen dat ik, vanuit mijn nautische achtergrond, precies weet wanneer je dat moet doen om nog een stukje verder te komen tegen de wind op. Welnu, dat is in dit geval gebeurd. De heer Duijvendak heeft een oordeel gegeven over de wijze waarop de Commissie voor Welzijns aangelegenheden functioneert. Ik onthoud mij wat dat betreft van een oordeel. Ik constateer dat het hier gaat om het functioneren van een raadscommissie, die uitsluitend bestaat uit raadsleden. Ik vind dat mij dat oordeel niet toekomt. Wel constateer ik dat in de vergadering door iedereen met alle macht geprobeerd is er wat van te maken en dat vind ik al heel wat. Dat dat niet altijd tot optimale resultaten leidt, gelet op tijd en omstandigheden, is een zaak waarvan ik vind dat die niet tot afkeurende beoor delingen zou behoren te leiden. Op de procedure ben ik al ingegaan. Nog even de kwestie van het Vrouwenhuis. Ik reageerde in de commissievergadering zo verbaasd, omdat het programma inclusief de Nadere Standpuntbepaling aan de orde was. De Nadere Standpuntbe paling gaat in op de bezwaarschriften zoals die in de formele procedure worden behandeld. Er was geen bezwaarschrift van het Vrouwenhuis. En wie schetst mijn verbazing, terwijl de procedure al lang is af gerond, dat plotseling ter zitting toch bezwaar wordt gemaakt. Dan denk ik: dat had men eerder moeten doen of men moet de volgende keer maar op tijd zijn, want op deze manier kan het niet. De heer Duij vendak denkt daar kennelijk anders over, maar ik houd vast aan mijn standpunt op dit punt. Over de peuterspeelzalen heb ik het al gehad. Dan de kinderopvang bij Blijf van mijn Lijf. Daarover hebben wij vorig jaar eenzelfde standpunt ingenomen. De heer Duijvendak heeft het over "volstrekt onmogelijk", terwijl ik, toen hij de brief ci teerde, hoorde dat beweerd wordt dat de kinderen niet worden toegelaten. Dat is toch een wat andere benadering. Iets is of volstrekt onmogelijk of mogelijk. Maar niet toegelaten worden is toch iets anders. Wij zijn overigens van mening dat toelating best zou kunnen en dat het daarom niet tot subsidiëring op dit punt zou moeten leiden. Voor wat betreft het Vrouwenhuis zegt de heer Duijvendak nog dat er gekozen zal moeten worden tussen strengheid en rechtvaardigheid. Hij laat overigens in het midden welke keus hij maakt. Ik heb alleen de subsidieverordening toegepast. De wijkkem Willem Sprenger. De heer Duijvendak is daar ook op ingegaan. De wijkkem is twee keer gekort, zegt hij. Nou dat is een wel erg cryptische formule. De heer Duijvendak weet volgens mij ook wel hoe een en ander precies zit. Hij noemt de kwestie dan ook gevoelig - ik vind dat ook - en vraagt om een nieuw voorstel. Zover wil ik niet gaan. Maar ik ken de buurt en ik weet hoe hard daar gewerkt wordt. Ik weet ook dat deze mensen, als zij met activiteiten komen waarvoor dan misschien geen geld meer zou zijn, binnen de kortste keren bij mij voor de deur staan. Ik ben dan altijd bereid om naar ze te luisteren en ze te heipen. Dat wacht ik dan maar af. Dan de kwestie van het Leger des Heils. De heer Duijvendak is daar zeer uitvoerig op ingegaan. Ik wil in dit verband namens het college de volgende opmerkingen maken. In de Algemene Subsidieveror dening is een bepaling opgenomen die zegt dat geen subsidie wordt verleend aan instellingen, wier doelstellingen in strijd zijn met de wet. Er stond aanvankelijk ook nog in "in strijd met het algemeen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1984 | | pagina 86