24
De wethouder zegt dat er geen alternatief plan nodig is wanneer de bewoners overeen
stemming hebben met de woningbouwcorporatie. Men hoort ons niet zeggen dat er toch alter
natieve plannen gemaakt moeten worden, terwijl dat niet nodig is. Maar blijkens de brieven
en onze eigen ervaringen is het maken van alternatieve plannen wel nodig. Op dit moment
kan ik niet inschatten welk bedrag daarvoor nodig is, of het nu f. 50.000,of f. 100.000,
op jaarbasis zal moeten zijn. Veel hoger zal dat bedrag echter niet worden. Vandaar onze
aandrang op het college om deze zaak nog eens te bekijken. De motie beoogt tevens om de
raad te bewegen tot een positieve instelling aangaande deze activiteiten van wijkorganisaties.
Wij raden de raad dus aan om met beide moties in te stemmen.
Ik had begrepen dat de vertegenwoordigers van de VVD-fractie in de Commissie voor de
Ruimtelijke Ordening bij voorbaat de leefmilieuverordening afwezen. Als ik goed heb geluis
terd is dat dan nu van de baan. Dat vind ik een veel constructievere houding dan dat je bij
voorbaat zegt dat je, zonder dat je weet wat het instrumentarium inhoudt, daar niet aan mee
doet. Het lijkt mij namelijk stug dat de VVD het leefmilieu niet wil beschermen. (De heer Bij—
kersma: Dan hebt u tijdens de algemene beschouwingen niet goed geluisterd, mijnheer Van
der Wal, want ik ben daar toen wel op ingegaan.) Ik heb het nu over de leefmilieuverorde
ning. (De heer Bijkersma: Ik heb dat punt aangehaald in de afgelopen algemene beschouwin
gen!) Ik ben ieder geval blij met de constructievere houding die de VVD-fractie nu in de
raad ten toon spreidt. De VVD-fractie had onze tweede motie wel willen steunen, maar omdat
het college zegt dat het misschien nog wel eens aan het daarin gestelde denkt zal zij daar
niet voor stemmen. Dergelijke redeneringen kan ik niet helemaal volgen, maar dat moet de
VVD-fractie mij maar eens bij een andere gelegenheid uitleggen.
De heer Buurman: Ik ben wethouder Geerts erkentelijk voor de wijze waarop hij op mijn
opmerkingen is ingegaan. Ik wil alleen nog iets zeggen over de gegevens betreffende de
volkstelling van 1971. De wethouder heeft gelijk dat het wat de gegevens van de middelgrote
en grote gemeenten betreft wel wat mee zal vallen, maar er zijn natuurlijk nogal wat gemeen
ten die al die gegevens niet zozeer op een rijtje hebben. De afweging van het rijk zal dan
toch niet zo gemakkelijk te maken zijn. Volgens mij wil het rijk een zodanige afweging maken
dat alle gemeenten vergelijkbaar zijn. Bij ontbreken van gegevens kan dat dus niet gebeu
ren
Als ik gezegd heb dat ik positief tegenover de nota sta, dan betekent dat dat ik daar
ook grote waardering voor heb
Ik heb geen waardering voor de moties van PAL. Ik zal deze niet steunen, gehoord de
motivatie van de wethouder namens het college.
De heer Sijbesma: Een korte reactie op de ingediende moties. Het geld dat dit jaar niet
gebruikt wordt, kunnen wij meenemen naar 1986. Wij kunnen dan wel zien wat daarmee moet
gebeuren. Ik heb ingestemd met het verdelingsvoorstel.
Ik heb geen behoefte aan de eerste motie van PAL betreffende de verschuiving van het
bedrag van twee ton. Wat de tweede PAL-motie betreft het volgende. Ik heb gezegd geen
voorschot te willen nemen op de voorstellen van 1986 en volgende jaren. Mogelijk dat het
punt dat door PAL wordt aangedragen dan in de discussie wordt meegenomen, maar op dit
moment wil ik mij daar niet op vastleggen.
Mevrouw De Jong: Een reactie op beide moties, mijnheer de voorzitter. Ik stem in met de
eerste PAL-motie. Ik stel heel duidelijk dat ik dat niet doe omdat ik bang zou zijn dat men
mij, als ik tegen de motie zou stemmen, ervan verdenkt voor sloop te zijn. De reden waarom
ik met deze motie instem is dat ik het heel belangrijk vind uit te spreken dat er een ver
schuiving plaatsvindt van sloop naar opknappen. Datgene wat in de motie is vastgelegd vind
ik heel positief. Ik ondersteun de motie van harte.
Ook zal ik voor de tweede motie van PAL stemmen en wel om de volgende reden. Natuur
lijk is het zo dat er wijken zijn die in samenspraak met de corporaties plannen ontwikkelen.
Dat is prima en dan is er geen vuiltje aan de lucht. Maar het gebeurt ook weieens anders.
Juist omdat mijn partij het zo belangrijk vindt dat bewoners greep krijgen op hun eigen leef
omgeving, maar gewoon geen eigen middelen hebben, moeten er mogelijkheden worden ge
schapen om zelf eventueel een alternatief plan te ontwikkelen.
De heer Geerts (weth.): Ik kan heel kort zijn, want anders zou ik vervallen in een her
haling van datgene wat ik in eerste instantie heb gezegd.
De heer Van der Wal heeft gezegd dat er wat lichtpuntjes zijn, omdat er in de financie
ringsstructuur na 1993/1994 alleen maar rekening is gehouden met één miljoen gulden, terwijl
wij nu veel meer krijgen. In de hele beleidsplanning was rekening gehouden met een beperkt
aantal gebieden. Met een nieuwe wijk was bijvoorbeeld helemaal geen rekening gehouden,
maar ook niet met een aantal andere oude wijken. Waar ook rekening mee gehouden was, wa
ren de subsidies aan derden die rechtstreeks door het rijk verstrekt worden en die voor bij
voorbeeld 1985 een bedrag van ongeveer 3,8 miljoen gulden zullen bedragen. Dat bedrag zou
25
je dan ook niet mee moeten tellen. Voorts is het natuurlijk wel wat onzeker hoe de financie
ringsstructuur in de toekomst zal zijn. De verdeelsleutel is voor de komende vijf jaar vastge
legd, maar wij weten niet wat de dan zittende regering daarna zal doen. Ik wil in ieder geval
wel zeggen dat wij er dan voor gezorgd hebben dat er voldoende plannen aanwezig zijn om
duidelijk te maken dat onze behoefte nog groot genoeg is. Maar ook wat dat betreft zijn er
toch wel wat onzekerheden. Deze drie zaken zouden ertoe kunnen leiden dat wij een toch
enigszins voorzichtig beleid voeren. Maar nogmaals die discussie voeren wij nog wel.
Op de twee moties heb ik al gereageerd. Ik heb weinig toe te voegen aan datgene wat ik
in eerste instantie daarover heb gezegd. Het college ontraadt de moties.
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming over de moties.
Motie I van de heren Van der Wal en Niemeijer wordt verworpen met 28 tegen 5 stemmen.
(Voor de motie stemmen de leden van de fracties van PAL en D'66.)
Motie II van de heren Van der Wal en Niemeijer wordt verworpen met 28 tegen 5 stem
men.
(Voor de motie stemmen de leden van de fracties van PAL en D'66.)
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming over het college-voorstel.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w., met inachtneming van
de toezeggingen van de wethouders.
Punten 15, 16 en 17 (bijlagen nrs. 36, 31 en 26).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 18 (bijlage nr. 32).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Preadvies met betrekking tot de brieven van 20 maart en
5 juni 1984 afkomstig van de Initiatiefgroep Wonen in de Binnenstad.
De heer Ten Hoeve: Aan dit preadvies zitten twee kanten, een inhoudelijke en een pro
cedurele. Ik wil eerst ingaan op de inhoudelijke kant. Daarbij gaat het om wat de raad voor
ogen stond en heeft vastgesteld betreffende de binnenstad en in het bijzonder betreffende
het plangebied Blokhuisplein. In dit verband moeten wij kijken naar het Structuurplan voor
de Binnenstad 1974, waarin een aantal belangrijke doelstellingen is vastgelegd. Een greep
daaruit: behoud en versterking van karakteristieke waarden, handhaving van historische
gevelwanden, behoud en versterking van stedebouwkundige en architectonische waarden,
behoud eigen karakter en identificatiemogelijkheden en bevordering van de woonfunctie.
Specifiek voor het nu aan de orde zijnde gebied hebben wij gezegd dat de nadruk op be
scherming moet worden gelegd. Deze globale uitgangspunten zijn later uitgewerkt in een uit
voeringsplan van 1980. Daarin heeft ook de functie wonen de plaats gekregen die het ver
diende. Er is uitgesproken wat er met beeldbepalende panden in dit gebied moet gebeuren.
Er is voor een deel gemengde bebouwing opgenomen, terwijl er ook iets is gezegd over kap
pen en hoogten. Het doel was het handhaven van het straatbeeld en het karakter van dit ge
bied. Een en ander was nog niet geregeld in een bestemmingsplan, maar de beleidsuitspra
ken hadden een duidelijke intentie: dit gebied moet qua vorm en functie intact worden ge
houden.
Wat gebeurt er nu? Er komt een plan van de provincie dat op geen enkele wijze met deze
intentie rekening houdt. De functie wordt aangetast. Er is duidelijk sprake van een mono
cultuur, voor zover die in dit gebied al niet is ontstaan door eerdere beslissingen. Ook qua
vorm gebeurt er het een en ander. Er ontstaat een eenvormig gebouw, eenduidig en niet
meer op zijn plaats in de binnenstad. Beeldbepalende panden, vier in totaal, moeten verdwij
nen en er ontstaan dode straatwanden. Wie het gebied, begrensd door Herestraat, Korfma-
kersstraat, Tweebaksmarkt en Oosterstraat, bekijkt en daarbij de nieuwe plannen betrekt,
ziet dat er een paar ingangen komen en dat er vrij dode straatwanden ontstaan. In de plan
nen van de provincie is geen rekening gehouden met de bewoners; ik kom daar aanstonds
nog op terug. Een heel belangrijk punt is verder dat de parkeernorm wordt losgelaten. Bij
verschillende plannen hebben wij daar uitvoerige discussies over gehad. Wanneer het ging
over binnenstadsgebieden hebben wij steeds een strakke parkeernorm gehandhaafd. Bij dit
belangrijke gebouw met een grote uitbreiding laten wij de parkeernorm ineens los. Iets wat
wij op andere plaatsen in de binnenstad niet of nauwelijks hebben gedaan, doen wij hier heel
gemakkelijk wel.
Bij dit alles is de rol van de provincie ook niet zo plezierig. Er is duidelijk sprake van
een grote ruimtehonger. Bij vorige plannen, die ook in tegenspraak waren met de bedoelin-