6
De heer De Vries (weth.): Wij zullen de praktische aanwijzingen van de heer Duijvendak
in positieve overweging nemen.
Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 4a (bijlage nr. 56).
Benoeming lid Commissie voor de Werkgelegenheid.
Voordracht van burgemeester en wethouders:
- de heer drs. A. van Dijk.
Benoemd wordt de voorgedragene met algemene stemmen.
Punt 4b (bijlage nr. 61).
Benoeming bestuursleden Stichting Cultureel Centrum De Harmonie.
Voordracht van burgemeester en wethouders:
- mevrouw R. Benes-Puschnig;
- de heer drs. W.M. de Graaff;
- de heer mr. J.J. van der Minne.
Benoemd worden de voorgedragenen met algemene stemmen.
Punt 4c (bijlage nr. 66).
Benoeming lid van de Commissie voor het Gemeente-archief en de Stedelijke Bibliotheek.
Voordracht van burgemeester en wethouders:
- de heer dr. J.J. Huizinga.
Benoemd wordt de voorgedragene met algemene stemmen.
Mevrouw Willemsma-de Jong cn de heer Janssen vormden met de voorzitter het stembu
reau.
Punten 5, 6 en 7 (bijlagen nrs. 58, 57 en 54).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 8 (bijlage nr. 55).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Sloopvergunningstelsel in de Bouwverordening.
De heer Timmermans: Bijna twee jaar geleden heeft mijn fractie in een afdelingsvergade
ring een voorstel gedaan om te komen tot een systeem waarin b. en w. controle hebben op het
ingrijpend inwendige slopen van bouwwerken. Na bijna twee jaar juridische scherpslijperij in
de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening ligt er thans een afwijzende raadsbrief voor. Het
zal duidelijk zijn dat mijn fractie daarover niet zo verheugd is.
Voor de duidelijkheid is het misschien goed nog even aan te geven waar het om gaat. Het
gaat niet om kleine structurele ingrepen, maar om het tegengaan van zodanig ingrijpende in
wendige sloop dat herstel niet meer mogelijk is. In feite ontstaat dan een situatie waarin het
slopen strijdig is met het gemeentelijk beleid ten aanzien van het herstel van onder meer
beeldbepalende en waardevolle panden. Om te voorkomen dat een dergelijke situatie ontstaat
zijn er drie mogelijkheden. In de eerste plaats: de eis stellen dat voor een dergelijke sloop
een bouwvergunning nodig is, waarbij als volgt zou kunnen worden geredeneerd. Slopen is
ook het wijzigen van een bouwwerk in de zin van de Woningwet en dan is een bouwvergun
ning noodzakelijk. Feitelijk hebben wij het dan over een letterlijke interpretatie van de toe
lichting bij artikel 305 van de Bouwverordening. In de tweede plaats: de sloopvergunning.
Op grond van artikel 9 van de Woningwet wordt dan een sloopartikel toegevoegd, met als mo
tivering dat er sprake is van gevaar voor de naastliggende panden en dat de kwaliteit van
de woonomgeving wordt aangetast. In de derde plaats - daarover wordt in de raadsbrief he
lemaal niet gesproken -: de meldingsplicht. Aan lid 304 van de Bouwverordening wordt dan
een artikel toegevoegd, waarin staat dat degene die een pand inwendig ingrijpend wil slopen
daarvan kennis moet geven aan b. en w. Nadat b. en w. bericht van ontvangst hebben ver
stuurd is er een maand tijd om overleg te plegen met degene die wil slopen. Voor alle duide
7
lijkheid wil ik stellen dat mijn fractie geen van de drie door mij genoemde mogelijkheden uit
sluit, maar dat wij uiteindelijk toch voor de meldingsplicht kiezen. De reden daarvoor is dat
door middel van de meldingsplicht eigenlijk wordt voldaan aan het doel dat men wil bereiken,
terwijl het toetsen van de bouwvergunning en het toetsen van de sloopvergunning niet zo'n
eenvoudige zaak is. Deze actie beoogt in feite te voorkomen dat men voor voldongen feiten
komt te staan, het creëren van een overlegsituatie en bekijken of in de zojuist door mij ge
noemde maand met gebruikmaking van andere instrumenten, zoals bijvoorbeeld het aanschrij-
vingsbeleid en het subsidiebeleid, met belanghebbenden tot een zodanige oplossing kan wor
den gekomen dat zowel aan de belangen van de particulier als aan de belangen van de ge
meente kan worden tegemoet gekomen.
Concreet is mijn fractie er dan ook voorstander van artikel 304 van de Bouwverordening
te wijzigen, in die zin dat er een kennisgeving noodzakelijk is wanneer het gaat om inwendi
ge sloop van vrij ingrijpende aard.
Mijn fractie wacht eerst het antwoord van het college af en komt in tweede instantie zo
nodig met een motie, die al aan de andere fracties is uitgereikt. Het is wat een technisch
verhaal en ik wil graag mijn dank uitspreken voor de ambtelijke bijstand die ik in deze heb
gekregen.
De heer Van der WalDe heer Timmermans heeft ook al gememoreerd dat deze kwestie
lang onderweg is geweest. Via een uitgebreide behandeling in de Commissie voor de Ruimte
lijke Ordening ligt er dan nu een voorstel voor ons. Ik zal niet ingaan op alle technische en
juridische argumenten die in de commissie aan de orde zijn geweest, maar het is wel zo dat
mijn fractie niet kan instemmen met de conclusie van de raadsbrief en dus met de conclusie
van b. en w. In feite gaat het om de vraag of de gemeente via Bouw- en Milieutoezicht in ge
val van gedeeltelijke sloop, hetzij inwendig hetzij uitwendig - niet onmiddellijk zichtbaar
maar wel zo essentieel dat daarmee een versnelde verpaupering van een bouwwerk wordt in
geleid zodat men op niet al te lange termijn voor een voldongen feit komt te staan - het ini
tiatief moet nemen om uit veiligheidsoverwegingen tot sloop aan te schrijven.
Een dergelijke ontwikkeling heeft zich bij het Amelandshuis voorgedaan. Nadat al een
tijd leegstand was geconstateerd en nadat diverse plannen waren voorgesteld en afgewezen,
omdat die strijdig met het bestemmingsplan of economisch niet haalbaar waren, had de be
treffende projectontwikkelaar er kennelijk belang bij om een braakliggend stuk grond te cre-
eren, omdat dat nu eenmaal gemakkelijker te verhandelen is. Hij heeft toen een sloopfirma
ingehuurd, die een bord heeft gemaakt met de naam van de firma er op en met vermelding
van "renovatie". Vervolgens zijn in essentiële onderdelen, zoals vloeren, balken, trappen en
het dak, gaten gemaakt, waardoor het gebouw aan een versnelde verpaupering werd bloot
gesteld. Afijn, wij weten allemaal hoe het afgelopen is. Iedereen kon in en uit het gebouw
komen en nadat daartoe eerdere pogingen zijn gedaan is het op een gegeven moment in vlam
men opgegaan. Wij zitten nu met een zeer triest gat in een te beschermen gevelwand.
Een ander geval deed zich voor toen het Gemeentelijk Woningbedrijf in opdracht van de
wethouder en vooruitlopend op voorgenomen sloop zonder vergunning gaten in daken ging
slaan en vloeren uit ging lichten. Daarvan werd gezegd dat het niet onder sloop viel. Ook de
raadsbrief houdt aan dat standpunt vast. Door deze kwestie is ook de discussie over de in
terpretatie van het sloopartikel in de Bouwverordening op gang gekomen. Zoals ik al gezegd
heb zijn wij het daarmee niet eens. De definitie van sloop is duidelijk het geheel of gedeelte
lijk afbreken van een gebouw. Dat "gedeeltelijk afbreken" interpreteren wij aanmerkelijk
ruimer dan het college. Om een lange discussie kort te maken neem ik voor het moment maar
aan dat het artikel kennelijk niet duidelijk genoeg is dat er ook sloop van essentiële bestand
delen van het gebouw onder valt. Het gaat natuurlijk niet om gevallen waarbij een positieve
ontwikkeling te verwachten valt of om nieuwbouw waarbij, gekoppeld aan de bouwvergun
ning, een sloopvergunning wordt afgegeven, want dat is dan de normale weg. Men kan het
uiteraard niet eens zijn met bepaalde nieuwbouwmaar als de normale procedure wordt ge
volgd, dan is daar weinig tegen in te brengen. Het gaat om moedwillige sloop zonder sloop
vergunning en bouwvergunning. Om daar greep op te krijgen zou het naar ons idee gemak
kelijker zijn dat wij de artikelen 304 en volgende van de Bouwverordening ruimer interprete
ren. B. en w. zien daar kennelijk geen kans toe.
Ik heb wat deze materie betreft mijn licht ook eens opgestoken binnen ambtelijke krin
gen. De simpelste manier is om het betreffende artikel gewoon duidelijker te omschrijven,
namelijk dat ook de gedeeltelijke sloop van essentiële bestanddelen daar onder valt. In de
commissie is opgemerkt dat je zo iets wel zou kunnen doen, maar dat de gemeente niet of
nauwelijks sanctiemogelijkheden heeft als er overtredingen worden geconstateerd. Ik heb dat
punt ook even nagegaan. Als je proces-verbaal van een dergelijk geval opmaakt en dat door
geeft aan de officier van justitie, dan moet je maar afwachten of die ter zake vervolging in
stelt. De verwachting is dat de hoogte van de boete zodanig is dat die in het niet valt met
het economische belang dat met deze manier van projectontwikkeling gediend is.
Er is in dit kader echter ook nog een andere zeer reële mogelijkheid via artikel 152 van
de gemeentewet dat handelt over politiedwang of bestuursdwang. Met dat artikel in de hand