28
verkoop van de manege aan een van de beide laatste gegadigden, namelijk de groep Gerbens
en de groep Popma. Dit principe-besluit werd vervolgens in een besloten vergadering voor
gelegd aan de Commissie voor de Financiën en de Commissie voor Sport en Recreatie - dat was
op 20 februari -, zulks ter vertrouwelijke advisering. De commissies brachten ter zake wel
iswaar een verdeeld advies uit, maar b. en w. mochten daaruit opmaken dat er een meerder
heid was die geen overwegende bezwaren had tegen het door het college ingenomen stand
punt. Gelet hierop besloten b. en w. aan de curator mee te delen dat hij met de beide groe
pen verder kon onderhandelen. Ons inziens is het van belang om te benadrukken dat vanaf
het begin voorop heeft gestaan dat het te realiseren verkoopbedrag niet bepalend zou zijn
voor het al of niet aanvaardbaar zijn van een koper. Daarin was immers ook een belangrijke
reden gelegen om van openbare verkoop af te zien.
Het bedrag dat door b. en w. als streefbedrag was genoemd, f. 325.000,is door de cu
rator in zijn onderhandelingen als bodemprijs gehanteerd. Dit bedrag was tot stand gekomen
door het gemiddelde te nemen van drie uitgebrachte taxaties. Toen bleek dat de biedingen
van de gegadigden, naar wie de voorkeur van het college uit ging, onder het genoemde
streefbedrag bleven, heeft het college deze ondergrens verlaagd tot f. 250.000,vanuit de
overweging dat uiteindelijk niet de prijs doorslaggevend diende te zijn, maar het vertrouwen
in de mogelijkheden van gegadigden om een goed renderend manege-bedrijf in het Rengers-
park te doen functioneren. Wij menen dat een dergelijke keuze in bestuurlijk opzicht geheel
verantwoord geacht moet worden.
Ter illustratie wil ik u nog op het volgende feit wijzen. De curator heeft consequent ge
weigerd aan te geven tot welke bedragen gegadigden bij hem een bod hadden uitgebracht.
Ook de curator was het bekend dat het enige criterium voor het college lag op het terrein
van de inhoudelijke aanvaardbaarheid van gegadigden. Dat koopprijzen desondanks toch een
vrij aanzienlijke rol hebben gespeeld in de beraadslagingen van de commissies is een gevolg
van het feit dat de twee groepen op eigen initiatief de hoogte van hun bod aan de gemeente
kenbaar hadden gemaakt.
Tenslotte menen wij dat het aanbeveling verdient de keuze vooral te benaderen vanuit de
positieve beoordeling. Met name in de groep Popma stelde het college, gelet op de verschei
denheid van bedrijfsmatige ervaring, vertrouwen met betrekking tot een goede exploitatie in
de toekomst. Het risico van een tweede debacle leek ons met deze groep het kleinst. Vandaar
dat het college, na zorgvuldige afweging, tot deze keuze is gekomen.
Ik wil nu nog een aanvulling geven op de informatieve vragen van de heer Duijvendak in
eerste termijn. Het is natuurlijk zo dat wanneer commissies om advies wordt gevraagd - de
commissies functioneren dan als adviescommissie aan b. en w. - de zaak niet publiekelijk op
straat moet komen te liggen. Op dat moment functioneert de commissie vertrouwelijk als advi
seur naar b. en w. Ik moet tot mijn spijt vaststellen dat deze commissies twee keer achter el
kaar lekkages hebben opgeleverd. In het eerste geval is het rapport aan de pers verstrekt.
In het tweede geval is een vrij minitieus verslag gedaan van wat er inhoudelijk in de commis
sievergadering aan de orde is geweest. Ik vind dat een ernstige zaak. Eigenlijk zouden wij
moeten vragen aan degene die zo'n bedrevenheid heeft in het onderhouden van relaties met
de pers naar voren te komen en ruiterlijk toe te geven dat hij of zij het is geweest die deze
zaak heeft doorgespeeld. Juist dat feit maakt dat er allerlei zaken in de pers de ronde heb
ben gedaan. Wij vinden dat een vervelende situatie. Het is van onze kant nooit de bedoeling
geweest om wie dan ook in een minder gunstig daglicht te stellen. Integendeel, van onze
kant was er alles aan gelegen om juist tegen de achtergrond van alle troubles rond de mane
ge deze zaak op een uiterst vertrouwelijke wijze met elkander af te doen. Maar dat bleek in
de praktijk niet mogelijk te zijn.
Mevrouw De Jong heeft in veroordelende zin al een aantal uitspraken gedaan. Ik wacht
af wat haar reactie verder zal zijn.
De heer Duijvendak: Ik zal proberen enigszins samenhangend te reageren, maar ik moet
zeggen dat mij dat moeilijk valt. De wethouder heeft blijkbaar - het college is geheel verant
woordelijk - andere criteria gehanteerd dan die welke wij vermoed hadden en genoemd heb
ben in de brief. In de brief hebben wij namelijk een paar vragen opgenomen, die mevrouw
De Jong zojuist ook gesteld heeft. Volgens ons zijn bij de afweging van de hele zaak twee
punten relevant. In de eerste plaats. Had de potentiële koper de intentie om daadwerkelijk
een manege te realiseren in de voormalige manege. In de tweede plaats. Voldeed het bod van
de koper aan het door b. en w. gestelde minimum, namelijk de f. 325.000,op grond van ta-
xateursadviezen
Het bedrag wordt door de wethouder afgedaan in de zin van: ach ja, je vraagt natuurlijk
wel taxateurs, maar dat is toch wel wat ondergeschikt want daar gaat het niet zozeer om. Op
het moment dat je kiest voor een ander, laat je het bedrag zakken en dan zeg je dat wij het
voor f. 250.000,ook wel willen doen. Je moet je daarbij afvragen of f. 75.000,-- opofferen de
moeite waard is op grond van het feit dat je meer vertrouwen hebt in de ander. Ik kom daar
zo meteen nog op terug. Moet je op het moment dat je die prijs gaat verlagen niet in feite
spreken van het indirect subsidiëren van deze zaak?
29
Hoe sterk sta je nog met je argument dat de ander de exploitatie niet kan voeren, omdat
hij zo veel voor iets dergelijks biedt. Dat argument is namelijk in de commissievergadering
op tafel gekomen. Ik vind dat achteraf uiterst betreurenswaardig. Wij kunnen en konden
niet beoordelen of de exploitatie-opzet van de heer Kreuze en die van de heer Popma wel of
niet goed waren. Dat was ook niet aan ons ter beoordeling. Het argument dat b. en w. blijk
baar als doorslaggevend hebben laten tellen was of er wel of niet sprake is van continuïteit
in de toekomst en of er sprake is van een opzet die dat garandeert. Die vraag lag niet aan
ons voor en konden wij ook niet beoordelen. Wij hadden de gegevens niet, want de mensen
hoefden de exploitatie-opzet niet over te leggen. Het enige wat de curator hoefde te doen was
ons meedelen wie degene was die een bod had gedaan en of dat bod boven het minimumbe
drag lag. Voor de rest konden wij niets beoordelen. Wij hebben nooit een exploitatie-opzet
van de heer Kreuze gehad. Een exploitatie-opzet van de heer Popma werd door de wethouder
in de commissie uit de losse hand voorgelezen. Een en ander was voor ons totaal niet te be
oordelen. Wij zijn daar ook niet op ingegaan, want het was ook niet aan ons om dat gegeven
te beoordelen. De vraag die voorlag was - en daarom hebben wij die ook in onze brief ge
steld - of de intentie bestond om daar een manege te gaan voeren. Of de exploitatie wel of
niet rond was, stond ter beoordeling van de curator en aan de bank die een eventuele lening
verstrekt.
De wethouder heeft in de commissie letterlijk gezegd - ik kan dat citerenomdat dat he
laas ook in de krant heeft gestaan - dat het zo is dat er een bod was dat gedekt was door de
bank. Er lag een reëel bod dat financieel rond was. Dat was voor de commissie voldoende in
formatie. Wij wisten dus dat er blijkbaar vertrouwen was van de kant van de financiële we
reld in die exploitatie-opzet. Wanneer je zo'n bod alsnog in twijfel gaat trekken, dan kom je
inderdaad terecht in de persoonlijke sfeer. Dan kom je met allerlei argumentaties over ie
mands persoonlijke en financiële verleden, waar wij niets over hebben te zeggen, niets over
kunnen zeggen en ook buiten moeten blijven. Ik vind het uiterst kwalijk dat de wethouder
zegt dat door publikaties in de pers, die uitgelekt zouden zijn uit de commissie, de persoon
Kreuze in het geding is gekomen. Dat is volstrekt niet waar. Uitlekken is betreurenswaar
dig, daar zijn wij het over eens. Maar, de discussie is toegespitst op de persoon Kreuze
door de manier waarop het college van b. en w. deze zaak behandeld heeft. B. en w. hebben
niet de vragen beantwoord die voor lagen, namelijk of de intentie er was om de manege daar
te realiseren, maar bekeken of er wellicht sprake zou kunnen zijn van continuïteit. Ja, dan
moet je in iemands verleden gaan graven, maar dat was, nogmaals, helemaal niet de vraag
die aan ons voor lag. Daardoor heeft het college de persoon Kreuze in het geding gebracht
en dat kan b. en w. duidelijk verweten worden. De wethouder heeft namelijk zelf in de krant
meerdere malen de persoon en de achtergronden van de hoogste bieder ter sprake gebracht.
Dat is niet iets wat naar buiten is gekomen door uitlekken, maar dat heeft de wethouder, het
college, zelf gedaan door de manier waarop de zaak is aangepakt. Ik vind niet dat de wet
houder zich mag verschuilen achter het uitlekken van het besprokene in de commissie. Het
college heeft andere criteria gehanteerd dan het kon hanteren en vragen beantwoord die het
niet hoefde te beantwoorden.
De enige vraag die voor lag was: hadden deze mensen de intentie om de manege daar te
gaan realiseren. De wethouder heeft zelf in de eerste commissievergadering letterlijk gezegd:
Ik heb er alle vertrouwen in dat deze mensen daadwerkelijk een manege in het Rengerspark
gaan realiseren. De wethouder is daar in die vergadering uitgebreid op ingegaan. Dan be
grijp ik niet dat er in de tweede commissievergadering een 180 graden gedraaid verhaal
komt. De wethouder moet dan met nieuwe argumenten komen en niet met vage beschuldigin
gen en persoonlijke aantijgingen tegen iemand. Het college heeft vragen beantwoord die niet
aan ons ter beantwoording waren en het heeft een vraag die wel relevant was, namelijk hoe
hoog het bod was, afgedaan met: ach, f. 75.000,-- minder. Natuurlijk was die zaak van die
f. 325.000,wel relevant.
Ik ben het met de wethouder eens dat wij er met zijn allen voor wilden zorgen dat er een
manege zou komen. Maar ik vind het geen stijl om te zeggen van: ach, f. 75.000,in die
ander hadden wij iets meer vertrouwen, dan verlagen wij ons bod toch? Op die manier had
het niet in het college van b. en w. mogen gaan. Op dit moment kun je niet op zo'n manier
praten over f. 75.000,Er waren duidelijk twee criteria: iemand moest daar een manege wil
len realiseren en wij hadden met zijn allen een reëel, op grond van adviezen van taxateurs,
minimum gesteld. Die vragen had het college moeten beantwoorden. Goed, dat is niet ge
beurd. Het college heeft er andere factoren bij gehaald, waardoor de discussie niet alleen
zeer vertroebeld is, maar ook ten onrechte personen in het geding zijn gebracht. Wij vinden
dat een kwalijke zaak. Wij hebben een motie gemaakt, die als volgt luidt.
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 11
maart 1985,
overwegende dat:
- het college van b. en w. zijn "onacceptabel" heeft uitgesproken
over de hoogste bieder op de manege, terwijl deze wel voldeed
aan de volgende twee relevante factoren