24 Ten aanzien van het tertiair onderwijs is het voorgenomen beleid mislukt waar het de vorming van een dagopleiding aan de Akademie voor Beeldende Kunsten Vredeman de Vries betreft. Niettemin blijft onze fractie van mening dat dit streven overeind moet blijven. Om zetting van de avondopleiding in een dagopleiding past bovendien in een beleid gericht op een gevarieerd onderwijsaanbod, mede naar aanleiding van het convenant dat onlangs heeft plaatsgehad. De verdere ontwikkelingen in het hoger onderwijs wachten wij met belangstel ling af. Tot slot de volgende opmerking. Onze fractie heeft geconstateerd dat in de nota elke binding met de Friese taal en cultuur ontbreekt. Ook het tweetalig karakter van de gemeen te Leeuwarden zou in een onderwijsbeleidsnota recht op erkenning mogen hebben. Uit het feit dat enkele jaren geleden ten aanzien van het Fries wettelijke regels zijn ingevoerd mag worden afgeleid dat deze wellicht in de schoolwerkplannen tot uiting zullen komen. Naast tal van doelstellingen zou dit punt van aanvullende waarde zijn geweest. Een korte voorlopige reactie op de motie die is ingediend door mevrouw De Jong en de heer Duijvendak en die het instellen van een werkgroep ter begeleiding van het basisonder wijs beoogt. Ik vraag mij af welke link er kan worden gelegd met het voornemen tot het aan trekken van een beleidsmedewerker op de afdeling Onderwijs. Ik heb de taakstelling van deze functionaris gelezen en ik vraag mij af of het niet prematuur is om dan ook nog een werkgroep in het leven te roepen. De heer De Beer: Wat later dan werd verwacht ligt dan toch de Raamnota Onderwijsbe leid voor ons. Het heeft heel wat voeten in de aarde gehad en er is menigmaal over verga derd, niet alleen ten stadhuize maar ook in het onderwijsveld. Vele opmerkingen die daar vandaan komen zijn verwerkt in deze nota. Onze fractie wil graag de samenstellers bedanken voor het vele werk en de manier waarop het gedaan is; het resultaat is er naar. Toch hebben wij nog enkele op- en aanmerkingen. Vooropgesteld moet worden dat het een raamnota betreftdie moet dienen als handvat voor het eventueel te voeren beleid waarbij rekening moet worden gehouden met de financiële mogelijkheden die daarvoor aanwe zig zijn. Wij komen in de komende vergaderingen van de Commissie voor het Onderwijs met een aantal prioriteiten omtrent de verschillende onderwerpen die eventueel bij voorrang be handeld zullen worden. Onze fractie hecht er aan op voorhand al enkele van deze punten te noemen Op bladzijde 40 bijvoorbeeld wordt gesproken over de overgang van het lager naar het voortgezet onderwijs en het brugklasonderwijs. Deze constatering is jaren geleden ook al gemaakt en onze fractie wil nu graag de praktische uitvoering hiervan op tafel hebben. On ze vraag is dan ook wanneer wij concrete plannen in deze richting kunnen zien, waardoor de problemen kunnen worden opgelost. Op bladzijde 43 staat: "Het brugklasonderwijs zal zodanig ingericht moeten worden dat de leerlingen in staat zijn hun capaciteiten zo optimaal mogelijk te ontwikkelen. Dat betekent dat niet moet worden uitgegaan van de situatie op het moment van instromen." Dat is een prachtige kreet, maar de mensen in het onderwijs hebben te maken met de praktijk. Zij krij gen de kinderen op school op een bepaald niveau en dat niveau is overal niet gelijk. Ook hier is het constateren van het feit niet zo moeilijk, het gaat om de oplossing van de proble men. Die oplossing wordt in de nota niet gegeven en onze fractie hecht eraan die zo snel mogelijk boven tafel te krijgen. Op bladzijde 47 wordt onder andere gesproken over de beroepsvoorbereiding. Ook daar bij wil ik een opmerking plaatsen. Vooral de laatste jaren hebben wij tijdens onze bezoeken bij de verschillende bedrijven in de stad meerdere malen de opmerking gekregen dat er nog te weinig wordt gedaan aan de opleiding in de richting van de automatisering. Ik denk dat dat meer een praktische uitvoering is en wij zullen daarop bij de deelnota's die hierover verschijnen nog wel terugkomen. Op bladzijde 50 wordt gesproken over de daling van de leerlingenaantallen met alle na delige gevolgen van dien, hetgeen neerkomt op de herstructurering van het voortgezet on derwijs. In verschillende commissievergaderingen heb ik er al eens op gewezen dat er in het onderwijsveld zelf al diverse pogingen worden ondernomen om hier een oplossing voor te vinden. Ik ben van mening dat dit typisch een taak vanuit de gemeente moet zijn. Wij had den eerder duidelijker richtlijnen moeten geven van waaruit wij tot een herstructurering zouden kunnen komen. Nu bestaat het gevaar dat er onderling al afspraken worden gemaakt die moeilijk terug te draaien zijn, terwijl wij toch als gemeentebestuur in de toekomst een heel andere visie daarop zouden kunnen hebben. Daarom zou ik erop willen aandringen om dit ook als een van de prioriteiten ter sprake te brengen. Tenslotte iets over de motie van D'66. Ik heb er geen idee van hoe de samenstelling van deze werkgroep moet zijn. Misschien kunnen wij te zijner tijd eens in de commissie bespre ken in welke richting wij moeten denken. Het is natuurlijk een mooie kreet, maar als wordt gesproken over "een werkgroep" enz., dan zegt mij dat verdraaid weinig. 25 De heer Buurman: De Raamnota Onderwijsbeleid formuleert duidelijk algemene uitgangs punten, doelstellingen en beleidsaanbevelingen. Zakelijk gezien is waardering op zijn plaats voor opzet en uitwerking. Ik zal mij beperken tot enkele kritische aantekeningen. Deze kritiek zet al direct in bij de inleiding op bladzijde 2, waar onder meer staat: "De hiervoor genoemde distributieve onderwijspolitiek ontwikkelt zich daarbij tot een construc tieve onderwijspolitiek, waarin de overheid zich in hoge mate verantwoordelijk voelt voor het welzijn van de bevolking...." His master's voice, zie publikatie VNG (groene reeks nr. 19). Ik citeer daaruit"Het gemeentebestuur ter plaatse draagt de verantwoordelijkheid voor het gehele welzijn, waaronder al het onderwijs." Daar tegenover blijft mijn fractie stellen: De ouders dragen zelf de verantwoordelijkheid voor onderwijs en opvoeding van de kinderen. Het uitspreken van deze primaire verantwoordelijkheid van de ouders is geen overbodige lu xe. Uiteraard moet het welzijn van de burger de overheid een grote zorg zijn. Het is echter al te gemakkelijk dan zonder meer van welzijnsbeleid te spreken. In de eerste plaats wordt aan het begrip welzijn niet door ieder een gelijke inhoud gegeven. Waar de één welzijn om schrijft in termen als "het op gelijke kansen en rechten gestoeld zijn van maatschappij en samenleving, op zelfbestuur en medezeggenschap van burgers in hun woon-, leef- en werk situatie en op onderlinge solidariteit" (zie Socialistische Welzijnspolitiekuitgave Wiardi Beckmannstichting) en een ander, onder wie ik mijzelf mag scharen, als "het als mens Gods opgewassen zijn tegen de eisen die aan deze mens worden gesteld en het tot alle goed werk volkomen toegerust zijn", moet een welzijnspolitiek die zich - ik zeg dit uiteraard in verband met de raamnota - ontfermt over al het onderwijs op problemen stuiten. Het tweede argument is de verantwoordelijkheid die daarmee aan de overheid wordt gegeven. Wat goed is voor de mens kan in deze opvatting in principe tot de overheidstaak behoren. Het begin van hoofd stuk 1 op bladzijde 4 bijvoorbeeld is geheel geënt op hetgeen ik zojuist citeerde uit Socialis tische Welzijnspolitiek. Het behoeft dan ook geen verbazing te wekken dat de leden van de Commissie voor het Onderwijs, die namens de PvdA en PAL daarin zitting hebben, zich zo positief tegenover de nota hebben opgesteld. En nu maar hopen dat meerderen met mij de rode draad in de raamnota onderkennen! De heer Van Kemenade, eens minister van Onder wijs, een socialist in hart en nieren - daarom kan hij wel verstandige dingen zeggen -, gaf eens in antwoord op schriftelijke vragen een nadere omschrijving van het zogenaamde neu traliteitsbegrip bij de openbare school"Het gaat niet om passieve neutraliteitmaar om ac tieve pluriformiteit." Hiermee wordt bedoeld dat, gezien het feit dat onderwijs niet waarden- arm is, op een pluriforme en evenwichtige wijze aandacht moet worden geschonken aan le vensovertuigingen en maatschappelijke visies. Met die waardengerichtheid en evenwichtig heid stemt mijn fractie in. Ik wijs op het vredesonderwijsvermeld op bladzijde 24 onder de beleidsaanbevelingen inzake de schoolwerkplanontwikkeling. Moeten de scholen dit nu of worden zij er om verzocht? Vragen de ouders daar nu om of wordt dit opgelegd? Gebeurt dit op pluriforme en evenwichtige wijze - Van Kemenade - of worden de leerlingen eenzijdig be ïnvloed? In harmonie of moet er druk worden uitgeoefend? In ieder geval moge vaststaan dat het onderwijs niet mag worden misbruikt voor een politiek doel. Als een kostbare parel wil ik beleidsaanbeveling 5 van bladzijde 24 uit het geheel lichten. Het is een goede zaak de ouders te betrekken bij de school. Op het zogenaamde multi-culturele karakter van de Ne derlandse samenleving ben ik reeds eerder ingegaan bij de bespreking van de nota Etnische Minderheden. Bovendien heb ik begrepen dat er een deelnota zal verschijnen, zodat nader zal kunnen worden gereageerd. Op bladzijde 31 staat onder het hoofd Etnische groepen, ad 2: "Bij de evaluatie van de Sehoolwerkplanontwikkeling zal in het bijzonder aandacht worden besteed aan de wijze waar op met betrekking tot de inhoud van het onderwijs wordt ingespeeld op anderstalige leerlin gen." Mijn vraag is: Hoe wordt dit concreet opgevat? Het kan niet anders dan dat vrouwenemancipatie, bladzijde 32, en het doorbréken van rolbevestigende elementen en meer middelen, bladzijde 34, ten tonele blijven gevoerd. De overheid blijft onverstoorbaar indoctrineren, de ouders als kleine kinderen betuttelen en van bovenaf dicteren. In het advies van de Emancipatieraad over het concept-beleidsplan emancipatie, getiteld Vooruit, is ervoor gepleit dat in alle wetgeving met betrekking tot de verschillende onderwijssoorten deugdelijkheidseisen worden opgenomen die het mogelijk ma ken leerplannen en schoolwerkplannen op emancipatie-aspecten te toetsen. Ziet het college nu niet in, dat de overheid haar bevoegdheid ver te buiten gaat wanneer zij de zorg voor het onderwijs in de plurale samenleving wil combineren met het doorvoeren van één bepaalde visie op emancipatie? Het afdwingen van de emancipatie-ideologie kan niet bepaald als een deugdelijkheidseis worden beschouwd. Ik verwijs overigens naar een eerste verkenning van de samenhang tussen weerstanden tegen onderwijsinnovatie en weerstanden tegen emancipa tie in de onderwijspraktijk onder de titel "Emancipatie in het onderwijs, wat moet ik daar mee?", een publikatie van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen 1983. Daaruit blijkt dat vele weerstanden tegen onderwijsemancipatie voortkomen uit het feit dat de aan de vernieuwing ten grondslag liggende normen en waarden niet sporen met in de school gang bare normen en waarden. De manier waarop de overheid voorlichtingsverantwoordelijkheid naar zich toetrekt is dan ook bedenkelijk. Resumerend: de gedragsbeïnvloeding door de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 13