'28 geleiding. Ook al is het zo dat er momenteel onzekerheid bestaat over het wetsontwerp on derwijsverzorging - de besluitvorming hierover kan op verschillende manieren uitvallen - en wij opnieuw in bespreking met het GCO zijn, toch zijn er uitgangspunten van beleid nodig. Ik wil wat dit betreft twee punten noemen: handhaving van het niveau van dienstverlening en zeggenschap op de dienstverlening door het onderwijsveld. Dat zijn zaken die wij de af gelopen tijd in het beleid zoveel mogelijk overeind hebben proberen te houden en zelfs tot inzet hebben gemaakt voor integratie en fusiebesprekingen. Deze punten hadden toch wel in de raamnota moeten staan. Tenslotte een opmerking over onderwijsemancipatie. Gezien de onvolledige uitwerking in de raamnota is het een goede zaak dat er een samenhangende deelnota wordt opgesteld voor het totale onderwijs. In navolging van de heer Bron zou ook ik aandacht willen vragen voor met name het aspect organisatie in de school in die zin dat de mogelijkheden ter stimulering van een meer horizontale organisatie, inclusief een meerhoofdige schoolleiding, nader wor den bekeken. De heer De Vries (weth.): De raamnota, zoals die door b. en w. is gepresenteerd en door de medewerkers van de afdeling Onderwijs is opgesteld, heeft in de raad een positief onthaal gekregen. Ik ben daar blij om. Ik accepteer graag de waardering die van verschil lende kanten hierover is uitgesproken en wij zullen er voor zorgen dat degene die het grootste aandeel in dit geheel heeft gehad daarvan wordt verwittigd. Waar wij mee bezig zijn is een onderwerp dat al jarenlang in de raad een punt van voortdurende aandacht is geweest. Collega Ten Brug is vanuit deze zelfde raad in een vori ge zittingsperiode achtervolgd met de opmerking dat de raamnota er moest komen. Het is een lange weg geworden. Er is zelfs na het eerste concept een aanmerkelijk kortere en meer ge comprimeerde nota verschenen, waarin alles nog eens is geactualiseerd. Een en ander heeft er toe geleid dat wij op het moment dat deze raamnota de raad bereikte ten aanzien van de meeste onderwerpen redelijk bij de tijd waren. Dat "redelijk bij de lijd" wil niet zeggen dat wij over de gehele linie gelukkig zijn met de toch wel tomeloze ontwikkeling die zich in het onderwijsveld op praktisch alle niveaus bezig is te voltrekken. Wij hadden gedacht ten aan zien van de maatregelen die er zouden moeten worden genomen om de basisschool te vormen een stuk materiële hulpverlening van de kant van het rijk te mogen verwachten. Mevrouw De Jong - ook de heer Siemonsma heeft er over gesproken - heeft haar zorg en ook haar spijt uitgedrukt over het feit dat de regering met betrekking tot deze zaken tal van bezuini gingsmaatregelen heeft genomen, die het onderwijsniveau aanmerkelijk hebben ingeperkt en tekort hebben gedaan. Er zijn protestvergaderingen gehouden, ook in Leeuwarden, met de organisaties van onderwijsgevenden en ouders. Wij hebben de staatssecretaris, de heer Van Leijenhorst, hier gehad om er op te attenderen dat de basisschool onder bijzonder slechte omstandigheden dreigde van start te gaan. Al met al zitten wij nu met het gegeven dat wij weten dat de vergroting van de klassegemiddelden en de personele sfeer waarin deze zaken terecht komen tal van barrières vormen - ook de heer Bron heeft daarop gewezen - die het de onderwijsgevenden moeilijk maken om enthousiast aan de slag te gaan met de basisschool. Een en ander speelt in alle schoolkringendus niet alleen in het openbaar onderwijs maar ook in het bijzonder onderwijs. Wij zullen moeten roeien met de riemen die het rijk ons in dit opzicht geeft. Daar staat natuurlijk tegenover dat er ook tal van elementen aantoonbaar zijn die, zonder dat het met kortingen gepaard gaat, mogelijkheden bieden om toch in het onder wijsveld een aantal bijzonder interessante ontwikkelingen te zien optreden. Mevrouw De Jong heeft gezegd dat er sprake moet zijn van een samenhangend voorzie- ningenbeleid. Wij zijn het daarmee volledig eens. Vanuit de raamnota, zowel wat betreft het primaire als het secundaire en tertiaire niveau, moet er mijns inziens voor kunnen worden gezorgd dat er een goede aansluiting komt. De gemeente Leeuwarden is enerzijds hoedster van het algemeen belang voor het onderwijs, anderzijds treedt zij op als bevoegd gezag van het openbaar onderwijs. Alles wat is opgemerkt ten aanzien van de onderwijsinhoudelijke za ken raakt het openbaar onderwijs, waarvoor deze raad de primaire verantwoordelijkheid draagt en waarbij b. en w. gehouden zijn tot uitvoering van de nationale wetgeving. Mevrouw De Jong zegt dat er zich zo'n belangrijke ontwikkeling voltrekt dat er vanuit D'66 voor wordt gepleit om ter bevordering van de integratie een werkgroep in te stellen. Wij hebben de laatste jaren heel intensief gewerkt met een adviescommissie voor het kleuter onderwijs en het lager onderwijs. Daarin zat een aantal deskundige lieden uit het onderwijs veld. Deze mensen hebben ook meegewerkt aan het opstellen van de innovatienota voor het onderwijs. Daarin hebben zij een belangrijke inbreng geleverd om te komen tot een stuk vernieuwing. Deze commissie bestaat nog en heet na 1 augustus Adviescommissie voor het Basisonderwijs. Eén keer in de 4 a 5 weken komen wij met deze groep deskundigen bij el kaar. Er wordt dan niet alleen "bij" gepraat met ons - met "ons" bedoel ik zowel de bestuur ders als de deskundigen van de afdeling Onderwijs -, maar ook worden er vanuit het onder wijsveld allerlei gedachten en ideeën ingebracht, die ten aanzien van de hele ontwikkeling van het onderwijs in Leeuwarden van groot belang zijn. Ik ben van mening dat wij in het kader van het voorstel van mevrouw De Jong in deze commissie precies datgene hebben wat 29 wij in de praktijk nodig hebben. Over het werk van deze commissie willen wij aan de raad wel eens inzage verstrekken. Wij kunnen er wel voor zorgen dat er verslagen van de com missievergaderingen bij de stukken ter inzage worden gelegd, teneinde u te informeren op welke manier deze adviescommissie zich bezighoudt met het stimuleren, het adviseren en het mee helpen initiëren van allerlei ontwikkelingen in het onderwijs. Mevrouw De Jong, de heer Siemonsma en nog enkele anderen hebben gezegd de brede scholengemeenschappen niet zo te zien zitten. Het lijkt mij verstandig vanavond dit onder werp te laten rusten, omdat er inmiddels over het voortgezet onderwijs al een deelnota het veld is ingestuurd waarover de mensen die het praktisch uitvoerende werk verzorgen zich buigen en daarover nog voor de zomer een advies zullen uitbrengen. Ik wil hierover nog een paar kanttekeningen maken. In de eerste plaats is het zo dat de geluiden die op het ogenblik worden geuit niet sporen met datgene wat enkele jaren geleden in de raad als doelstelling met betrekking tot het onderwijs is aangegeven. Er is toen wel degelijk gekozen voor de brede scholengemeenschap en de Stedelijke Scholengemeenschap (SSG) is daarvan onder meer het produkt geweest. Wat dat betreft is het goed dat wij in ons achterhoofd houden dat datgene waarmee wij op het ogenblik bezig zijn - de volgende deelnota - een stuk beleid moet zijn dat spoort met hetgeen enige jaren geleden op de rails is gezet. Het is natuurlijk zo dat bepaalde ontwikkelingen een genuanceerder opstelling mo gelijk maken, maar wij moeten er wel voor oppassen dat wij niet in één keer van ons geloof vallen Over de schaalvergroting in het hoger beroepsonderwijs (hbo) zijn door de meeste spre kers opmerkingen gemaakt. Daarover enkele opmerkingen. Het hoger beroepsonderwijs zit in een ontwikkelingsfase waarover op korte termijn weer de nodige stukken aan u zullen wor den voorgelegd. Op 24 juni a.s. komt er een voorstel in de raad dat betrekking zal hebben op de verdere ontwikkeling van het hbo. Een en ander zal ook aan de orde worden gesteld in de eerstkomende vergadering van de Commissie voor het Onderwijs. Vanavond kan ik dan ook volstaan met de vraag de discussie over het hbo en alles wat daarmee annex is te ver schuiven naar 24 juni a.s. Op dat moment wordt volledig gelegenheid gegeven om met be trekking tot dit onderwerp uw mening kenbaar te maken en mee te beslissen in welke rich ting de gemeente Leeuwarden wat dit betreft verder zal functioneren. Ik heb kennis geno men van het feit dat de heer Siemonsma met betrekking tot deze zaak heeft opgemerkt dat hij waardering heeft voor de wijze waarop het college de vinger aan de pols houdt en alert probeert te reageren. Ik ga nu nog even naar het voortgezet onderwijs wat betreft de Hefvo en alles wat daar mee annex is. Wij hebben al heel lang gehoopt dat het parlement met betrekking tot deze zaak knopen zal doorhakken. U weet echter allemaal wel hoe het er voor staat. Er is een stilte gevallen, het peloton schiet kennelijk niet meer op en wij weten niet wat er uit komt. Bekend is dat er praktisch in het gehele land bijzonder heftig is geageerd tegen de voorne mens van mevrouw Ginjaar-Maas met betrekking tot de klassegrootte van het voortgezet on derwijs. Ik veronderstel dat men het op het ogenblik ook ten departemente moeilijk heeft om wat dit betreft niet nog veel meer aversiegevoelens in den lande op te wekken. Dat die ge voelens er zijn is duidelijk, ik verwijs in dat opzicht naar een protestvergadering die hier over enige maanden geleden in de Bouhof is gehouden. Ik wil verder nog een opmerking maken over het onderwijsvoorrangsbeleid. Er is al ge zegd dat wij op geen stukken na precies kunnen inschatten hoe een en ander er uit komt te zien. In onze gemeente is een commissie die zich al geruime tijd over dit onderwerp buigt en bezig is de verbindingen te leggen tussen welzijn en onderwijs. Men is bezig om een pro gramma te maken waarin een aantal scholen van alle signatuur in één verband wordt opgeno men binnen het onderwijsvoorrangsbeleid. Wij kunnen daarover op korte termijn plannen in dienen. Een afgevaardigde uit het protestants christelijk onderwijs, iemand uit het rooms katholiek schoolbestuur en ondergetekende zullen hierover op bestuurlijk niveau op korte termijn overleggen. Wij weten natuurlijk niet of de ingediende plannen zullen worden geho noreerd, want er is maar een betrekkelijk bescheiden bedrag beschikbaar, terwijl verder al les valt of staat met de befaamde scores. Verschillende uwer hebben gezegd de wijze waarop de staatssecretaris in dit verband de gemeenten min of meer heeft geprest om deze zaken te regelen onplezierig te vinden. Over een en ander is nogal enige onrust en wrevel ontstaan. Ik heb hierover een paar dagen geleden een protest in ontvangst moeten nemen. Aan de an dere kant is het wel zo dat wij, als wij hieraan niet mee willen doen, deze mogelijkheden dreigen te verspelen. Ik vraag mij overigens af of wij ook bezig zijn een en ander op een emotionele manier te overtrekken. Op de vraag of de schoolleiders dan niet weten hoe het vaderland er bij staat, moet ik natuurlijk wel antwoorden dat men dat bij benadering wel on geveer weet. De staatssecretaris moet landelijk een bedrag versleutelen, waarvoor hij statis tische normen moet hanteren die ergens vanuit de basis moeten worden opgebouwd, hetgeen tot stand komt aan de hand van een schematisch overzicht van indicatoren. Een en ander is slecht ontvangen in het veld, dat is een ding dat zeker is, ook bij de onderwijsgevenden zelf. Hierover zijn vanuit de raad vragen gesteld, die binnenkort zullen worden beantwoord. Wij hebben vanuit onze verantwoordelijkheid aan de schoolleiding verzocht om deze zaak met

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 15