32
Ik wil nog even iets zeggen over de brede scholengemeenschappen. Ik ben van mening-
dat ook de wegen die ik heb aangegeven zeker niet moeten worden uitgesloten. Immers, het
een hoeft het ander niet uit te sluiten. Ik vraag daarvoor dan ook de nodige aandacht.
De wethouder heeft ook een bijzonder prettig bericht doorgegeven wat betreft de kos
tendekking. Er zal hopelijk meer ruimte zijn in de komende tijd dan wij tot nu toe gewend
waren. Ik ben blij dat deze minister nog net voor de komende verkiezingen tot inkeer komt.
Dat strekt hem, zij het wat laat, toch tot eer.
De Voorzitter: Hoe moet ik uw opmerking verstaan dat u de motie als overbodig kwalifi
ceert? Trekt u de motie in? (Mevrouw De Jong: Ik heb begrepen dat er momenteel een com
missie functioneert op de wijze zoals mij dat voor ogen staat. De motie is dan overbodig en
ik trek die herhalve in.) De motie van mevrouw De Jong is ingetrokken.
De heer Bron: Over de motie hoef ik geen opmerkingen meer te maken.
De heer Visser heeft een expliciete akkoordverklaring gegeven ten aanzien van het con-
tinurooster. Ik wil daar even op reageren, omdat het hier om iets gaat wat door ons in de
Commissie voor het Onderwijs specifiek is bepleit. Mogelijk dat de ontwikkelingen rond de
tussenschoolse opvang ouders in wat grotere getale dan voorheen bewust doen maken dat er
duidelijk voordelen verbonden zijn aan het invoeren van het continuroosterWij wachten de
ze ontwikkelingen vooralsnog af en komen daar mogelijk in een later stadium op terug.
Terecht heeft de heer Visser een constatering gemaakt ten aanzien van het ontbreken
van een paragraaf over Friese taal en cultuur in deze raamnota. Een en ander zou ook kun
nen dienen als bewijs dat het ministerie daar nauwelijks financiële en facilitaire consequen
ties aan wenst te verbinden; een extra probleem voor de gemeente volgens mij.
Een aantal sprekers heeft de vrees uitgesproken voor echt brede scholengemeenschap
pen als mammoetscholen. De heer Siemonsma spreekt over leerfabrieken. Ik denk dat wij
voor dergelijke conglomeraties niet zo bang hoeven te zijn. In de nota Voortgezet Basis On
derwijs (VBaO) is duidelijk aangegeven - dat geldt ook voor brede scholengemeenschappen -
dat realisering plaats moet vinden in bestaande schoolgebouwen, zodat in ieder geval sprake
zal zijn van een scholengemeenschap met gespreide vestigingen. Verder ben ik het met de
wethouder eens om de reacties af te wachten van het onderwijsveld met betrekking tot de
suggestie van de gemeente, waarin de voorkeur wordt uitgesproken voor dergelijke scholen
gemeenschappen. Ik denk dat het laatste woord daarover nog niet gesproken is.
De heer Buurman heeft in eerste instantie het socialisme ten tonele gevoerd. De wethou
der is daar ook op ingegaan. De heer Buurman geeft in ieder geval aan dat hij erudiet is en
goed in de gaten heeft dat ook in deze raad politiek wordt gevoerd. Ook op het gebied van
het onderwijs dat, deel uitmakend van een totaal welzijnsbeleid, niet waardenvrij is. Daar
waar wij emancipatie en sekse-roldoorbreking als waardevol ervaren en de heer Buurman dit
verre van zich werpt begint de politieke keuze. In dat verband vraag ik mij wel af of het
geven van expliciete waarden aan onderwijs voorbehouden is aan bijzondere schoolbesturen.
Wanneer de heer Buurman, in relatie tot mijn opmerking in de Commissie voor het On
derwijs, bijzonder onderwijs identificeert met christelijk onderwijs, dan schat hij dat ver
keerd in. In de Commissie voor het Onderwijs is ten aanzien van de herstructurering van
het voortgezet onderwijs het algemeen bijzonder onderwijs bedoeld. Wij hebben in eerste in
stantie geen contacten ondernomen in de richting van het christelijk onderwijs.
Wij zijn het met veel punten eens die de heer Siemonsma heeft aangehaald; dat zal de
heer Buurman niets verbazen. De heer Siemonsma heeft gesproken over het ontbreken van
een paragraaf over de onderwijsondersteuning. Ik kan mij de constatering van dat gebrek
voorstellen. Mogelijk dat te verwijzen valt naar jaarverslagen. De wethouder heeft gezegd
dat wij nauw betrokken zijn bij de fusieproblematiek rond de Schooladviesdienst (SAD). Als
er in een raamnota iets over de onderwijsverzorging staat, dan zal dat meer over de inhou
delijke taakstelling van schoolbegeleidingsdiensten gaan. Mogelijk dat er in relatie tot een
eventuele beslissing die wij moeten nemen ten aanzien van fusie met het Gemeenschappelijk
Centrum voor Onderwijsbegeleidingsdiensten (GCO) een meer uitgebreide notitie zal komen,
waarin ook prioriteiten worden gesteld ten aanzien van de onderwijsbegeleiding.
Ik wil de wethouder een compliment maken voor de zeer gedetailleerde beantwoording.
Hij heeft althans mijn vragen allemaal beantwoord. Of iedereen zo aan bod is gekomen hoort
de wethouder nog wel.
Het onderwijsvoorrangsbeleid. Wij zijn er inderdaad van overtuigd dat de gemeente er
alles aan heeft gedaan, binnen de beschikbare ruimte, om deze zaak op een goede manier
aan te pakken. Het is nu een kwestie van meedoen aan de bestaande methodiek. Straks moe
ten wij proberen te zoeken naar een andere methodiek. Ik denk dat in het kader van onder
wijsverzorging, die als basisvoorziening zich straks als een grote vlek over Nederland uit
spreidt, decentralisatie van juist het inventariseren van dergelijke factoren misschien opge
dragen zou kunnen worden aan de onderwijsondersteuningsinstanties.
De meerhoofdige schoolleiding. Wij vergeven de wethouder zijn bijna Freudiaanse ver
spreking en gaan er vanuit dat zijn opmerking inderdaad bedoeld is om met een bepaalde
voorzichtigheid toch een stimulering aan te brengen.
33
Bij de beantwoording over onderwijs en emancipatie hadden wij bijna de neiging om te
applaudiserenmaar dat behoort niet tot de cultuur van deze raad.
De heer Niemeijer heeft inmiddels de vergadering verlaten.
De heer Visser: Ik ben van mening dat mijn vragen behoorlijk zijn beantwoord. Ik heb
er geen behoefte aan daarop terug te komen.
Wel rest mij een punt, namelijk datgene wat de heer Bron naar voren heeft gebracht
over de score van leerlingen in CamminghaburenIk had er geen behoefte aan om hierop in
te gaan, maar nu er ter zake vragen zijn gesteld en de wethouder een antwoord heeft gege
ven rijst bij mij de vraag of de gemeente zich vooraf niet heeft georiënteerd op een andere
mogelijke methodiek. Voor zover mijn inlichtingen strekken - ik heb reden te veronderstel
len dat die juist zijn - zou het ministerie er geen bezwaar tegen gehad hebben dat deze
kwestie intern, dus binnen de school, was geregeld aan de hand van de model-"checklist".
Er was dus een methode aanwezig, die frustraties zoals die in Camminghaburen zijn voorge
komen had kunnen voorkomen.
De heer De Beer: Ik wil een paar korte opmerkingen maken. Ook onze fractie is natuur
lijk op de hoogte van de problemen die er zijn geweest met de enquête in verband met de
stimuleringsleerkrachten. Uit diverse informaties is gebleken dat je op dit gebied niet
één lijn kunt trekken. Er zijn erg veel mogelijkheden geweest. De scholen hebben allemaal
op hun eigen wijze getracht een en ander zo gunstig mogelijk te laten verlopen. Zij hadden
van de gemeente duidelijk de opdracht - de gemeente had die opdracht weer vanuit Den
Haag - om deze materie op deze wijze te regelen. Een andere mogelijkheid was er niet.
Er is ook gesproken over de verslagen van de adviescommissie, die zich bezighoudt met
bepaalde problemen zoals de wethouder die zojuist heeft genoemd. De wethouder is van plan
de verslagen ter inzage te leggen. Ik wil hem verzoeken om in ieder geval de leden van de
Commissie voor het Onderwijs regelmatig hiermee op de hoogte te houden.
Het fenomeen continurooster is ook ter sprake gekomen. Voordat wij daarover gaan pra
ten, zullen wij toch eerst met elkaar moeten afspreken wat wij daaronder verstaan en wat wij
ermee kunnen.
Tot slot het volgende. Ik heb in eerste instantie geen opmerking gemaakt over het vre-
desonderwijs. In het schoolwerkplan is dat overgelaten aan de mensen die dat plan samen
stellen.
De heer Siemonsma: Ik wil in de eerste plaats de indruk wegnemen als zou PAL tegen
brede scholengemeenschappen zijn. Ik heb dacht ik duidelijk gemaakt dat wij voorstander
zijn van een ontwikkeling in die richting. Alleen dat moet niet op een dergelijke schaalgroot
te gebeuren dat daarmee geen goede menselijke verhoudingen meer mogelijk zijn. Het lijkt
mij van belang om dat vast te stellen, omdat de wethouder mij op één hoop veegde met me
vrouw De Jong, die duidelijk wel tegenstandster van brede scholengemeenschappen is.
Ik wil ook nog een opmerking maken over het onderwijsvoorrangsbeleid. Op dit moment
zitten wij over twee zaken betreffende dit beleid te praten. In de eerste plaats hebben wij te
maken met de onderwijsvoorrangsgebieden die vastgesteld moeten worden. De wethouder
heeft gezegd dat daar nagenoeg een aanvraag voor klaar ligt. Ik vind dat uitstekend. In de
tweede plaats hebben wij te maken met de toewijzing van formatie voor stimuleringsonder-
wijs, ook wel stimuleringsleerkrachten genoemd. Die toewijzing is een normale toewijzing in
het kader van de formatieregeling voor het basisonderwijs. Ik krijg de indruk van de wet
houder dat wij, wanneer wij ons zouden scharen achter de kritiek op de toewijzing van de
extra leerkrachten in het kader van de formatieregeling voor het basisonderwijs, dan roet in
het eten gooien van onze aanvraag voor een onderwijsvoorrangsgebied. Een en ander staat
volstrekt los van elkaar. (De heer De Vries (weth.): Het gaat om dezelfde gegevens.) Ja in
derdaad, het zijn dezelfde gegevens, maar ze worden op een volstrekt andere wijze verza
meld. In het ene geval zijn de aanvragers verantwoordelijk voor de gegevens die verstrekt
worden over milieu en dergelijke. In het andere geval is dit netelige probleem doorgescho
ven naar individuele ouders, omdat de besturenorganisaties het verhipten om de verant
woordelijkheid op zich te nemen voor het verstrekken van de juiste gegevens.
Ik vind het een slechte reactie van de wethouder dat het best wel meevalt dat mensen
zich gekwetst of gediscrimineerd voelen. Wel, dat valt niet mee. Wij weten al sinds jaar en
dag dat mensen, wanneer zij wat bepaalde zaken betreft in een kansarme hoek gedrukt wor
den, daartegen in verzet komen, omdat zij binnen hun omstandigheden altijd hun uiterste
best doen om hun kinderen al het mogelijke te geven wat zij maar kunnen geven. Deze men
sen behoren niet via zo'n kwalificatie eigenlijk alsnog te worden gediskwalificeerd in hun
streven ten opzichte van hun kinderen. Dit is volgens mij de zaak waar het om gaat. Ik vind
dat besturenorganisaties er best over na kunnen denken of zij niet de verantwoordelijkheid
voor het verstrekken aan het ministerie van gegevens voor de toewijzing van extra leer
krachten op zich kunnen nemen. In de formatieregeling voor het basisonderwijs is de school