34
namelijk verplicht in de administratie gegevens te hebben die nodig zijn voor het verstrek
ken van de formatie voor het basisonderwijs. De ouders hoeven daar niet verder aan te
pas te komen, omdat in het meer vertrouwelijke overleg tussen school en ouders die gege
vens al in de administratie opgeslagen moeten worden.
Aan de ene kant moeten wij de extra leerkrachten niet laten lopenmaar aan de andere
kant moeten wij ook wijzen op de mogelijkheden die in feite al in de regeling besloten liggen
om te komen tot een andere manier van het verzamelen van gegevens, die nodig zijn ook
voor de toewijzing van extra leerkrachten. Ik ben van mening dat wij dan in de toekomst de
kwetsing en discriminatie zoals die gevoeld wordt, kunnen voorkomen. In onze schriftelijke
vragen hebben wij gevraagd om een onderzoek of een en ander bij de ouders vandaan ge
haald kan worden. Ik reken er op dat het bestuur van de openbare scholen in Leeuwarden
dat zal ondersteunen.
Ik wil ook nog een opmerking maken over meerhoofdige schoolleiding. De wethouder zegt
dat er bij de vier scholen waar meerhoofdige schoolleiding is benoemd redelijk overeenstem
ming is wat opvattingen betreft. Eigenlijk is dat ook een voorwaarde, want anders ontstaat
er volgens de wethouder een janboel. Maar welke garantie is er, wanneer er geen overeen
stemming is in opvattingen tussen de directeur en (een deel van) het team, dat met de af
wijkende opvattingen binnen het team, dat desondanks toch met de anderen verder moet,
door de directeur voldoende rekening wordt gehouden? Meerhoofdige schoolleiding kan daar
toe betere voorwaarden bieden. De wethouder denkt dat probleem te kunnen voorkomen met
éénhoofdige leiding, maar hij kan aan de andere kant net zo goed een veel groter probleem
scheppen voor een bepaalde categorie in een team die constant het gevoel krijgt onvoldoende
te worden gehoord. De wethouder weet uit een aantal concrete gevallen in de afgelopen tijd
overduidelijk dat dat nog meer sores kan opleveren.
Ik wil het hierbij laten.
De heer Buurman: Een korte reactie. De wethouder heeft gesproken over emancipatie,
in antwoord op hetgeen ik in eerste instantie gezegd heb. Het gaat mij niet zozeer om hoe
over emancipatie in eigen kring wordt gedacht, het gaat mij meer om de betrokkenheid tot
het openbaar onderwijs. Ik heb dat ook in verband gebracht met het vredesonderwijs. In
dat kader heb ik gezegd dat in ieder geval zal moeten vaststaan dat het onderwijs niet mis
bruikt mag worden voor een politiek doel. De heer Bron heeft dat punt ook even aange
haald. Ik meen dat het openbaar onderwijs daar niet geschikt voor is. Ik heb gezegd dat
gedragsbeïnvloeding door de overheid met gebruik van haar mogelijkheden een bedreiging
vormt voor de eigen verantwoordelijkheid van de burgers en respecteert onvoldoende de
verscheidenheid in opvattingen over emancipatie. Een en ander heb ik dus duidelijk in ver
band gebracht met het onderwijs.
De heer De Vries (weth.)Ik wil in telegramstijl antwoorden. Ik neem kennis van de me
dedeling van mevrouw De Jong dat zij haar motie intrekt. Graag wil ik haar en de heer De
Beer de toezegging doen dat wij de Commissie voor het Onderwijs zullen informeren omtrent
de activiteiten van de adviescommissie voor het basisonderwijs.
Momenteel is in het veld een nota aanwezig over de brede scholengemeenschappen en de
verdere structurering daarvan. Ik volsta met de opmerking dat wij in de loop van dit jaar
verder met de raad over dit onderwerp van gedachten zullen wisselen.
Mevrouw De Jong moet niet al te enthousiast doen over de resultaten van de commissie
Londo. Wij hebben de indruk - ik formuleer het voorzichtig - dat er een beetje meer ruimte
komt voor de basisschool wanneer de spelregels van de commissie Londo consequent toepas
sing vinden. Wij hebben aanwijzingen om aan te nemen dat dat het geval zal zijn.
De heer Bron komt nog even terug op de mededeling van de heer Visser over het conti-
nurooster. Het gaat inderdaad om een affaire die verbonden is met de tussenschoolse op
vang. Wij blijven wat dit punt betreft toch wel zitten met een aantal praktische problemen,
waarvoor wij in een goed overleg met de betrokken afzonderlijke scholen en een combinatie
daarvan een oplossing trachten te vinden.
De heer Bron wil met het college nader communiceren over de Friese taal en cultuur. Wij
wachten de initiatieven van die kant af, want het gaat hier om een zaak die in de school
werkplannen verankerd is.
De heer Visser heeft een mededeling gedaan over een andere methodiek voor het vast
stellen van de score voor extra leerkrachten. Ik weet daar niets van, maar wij zullen daar
naar kijken. De schriftelijke vragen van onder andere de heer Siemonsma zullen worden be
antwoord. Wij zullen dan tevens de vragen van de heer Visser en de kanttekening van de
heer Siemonsma naast elkaar leggen en bekijken wat wij daarmee moeten.
Op korte termijn komt er een notitie over het vredesonderwijs. Wij hebben de indruk dat
dit een onderwerp is waarbinnen de wereldoriëntatie wel degelijk van belang is. Kinderen
hoeven niet politiek beïnvloed te worden - zij hoeven niet te kiezen voor Rusland of Ameri
ka -maar zij horen wel kritisch te leren denken over de fenomenen die zich in de wereld
voordoen met betrekking tot oorlog en geweld. Het onderwijs kan daar een bijdrage in leve
ren.
35
De heer Siemonsma heeft nog een opmerking gemaakt over de meerhoofdige schoollei
ding. Hij wil zelfs de kant op dat wij dat als uitgangspunt nemen. Tussen droom en werke
lijkheid zitten wetten en praktische bezwaren in de weg. Als je weet hoe moeilijk het is om
echt goede schoolteams te ontwikkelen - de onderwijskundige medewerker/medewerkster zal
dat mee moeten stimuleren - dan is volgens mij enige terughoudendheid op dit stuk van za
ken wel degelijk van belang.
De heer Buurman heeft het over gedragsbeïnvloeding van de kant van de overheid. Wij
moeten erkennen dat de overheid dat op tal van momenten probeert te doen. De commissie
Roethof heeft kortelings een pil van een nota uitgebracht over de kleine criminaliteit. De
nota staat vol van aspecten ter zake en geeft aanwijzingen hoe er met name vanuit de over
heid en de maatschappelijke organisaties ingespeeld zou moeten worden op de normvervaging
in onze samenleving. Het onderwijs en ook de overheden zijn gehouden, zij het met mate en
met gevoel voor verhoudingen, om dit mee te regelen.
Ik wil het hierbij laten, mijnheer de voorzitter.
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de
toezegging van de wethouder.
Punten 17 t.e.m. 20 (bijlagen nrs. 194, 192, 195 en 196).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van de wethouder.
De Voorzitter sluit, om 23.30 uur, de vergadering.