4
Aanbeveling van burgemeester en wethouders:
- de heer F. Wagenaar.
Benoemd wordt de aanbevolene met algemene stemmen.
Punt 4c (bijlage nr. 190).
Benoeming directeuren van de basisscholen.
Voordracht van burgemeester en wethouders:
A. 1. Karekiet/Aebingaschool
de heer B. van der Meer.
2. De Borne:
de heer P.J. Rodenhuis.
3. De Spreeuw/Boerhaaveschool:
de heer H. Terpstra.
4. De Nachtegaal/Bijenhofschool
mevrouw M.S.W. Scheffer.
5. De Kwikstaart/Floris Versterschool:
de heer F. Wouters.
6. De Specht/Krijn van den Helmschool:
de heer D. Nieuwland.
7. Leeuwerikschool
de heer S.P. Braaksma.
8. De Tureluur/Menno van Coehoornschool:
de heer J. de Jong.
9. Plataanschool
de heer J. de Boer.
10. Sinnemaschool
de heer A.H. Buith.
11. De Lijster/St. Anthonyschool
de heer A. Zwerver.
12. De Merel/Van Sytzamaschool
de heer H. Veenstra.
13. De Reiger/Taniaburgschool
de heer S. Kampkerbeek.
14. De Houtduif/Telemannschool
mevrouw F. Bontius.
15. De Grutto/Tjerk Hiddesschool
de heer Y.M. Dijkstra.
16. It Reidhintsje/Uniaskoalle
de heer J.J. Kuipers.
17. Prof. Wassenberghskoalle
de heer J. van der Sluis.
18. De Strobbetün/Wiardaskoalle:
de heer B. Spijkstra.
19. J.J. van IJsselskoalle
de heer J. van der Hoek.
20. De Kwikstaart/Ferdinand Bolschool:
de heer W. Leijsma.
B. 1. De Lepelaar/J.H. Nieuwoldschool:
mevrouw Y. van Dam en de heer W. Wiersma.
2. Roodborstje/Coornhertschool:
mevrouw A. Hempenius en de heer S.C. Bourgonjen.
3. De Graspieper/De Sprenkelaar:
mevrouw J. Rispens en de heer G. Schilt.
4. De Kiekenhof/De Ljepper:
mevrouw G. Wieling en de heer P.D. Haitsma.
Benoemd worden de voorgedragenen met algemene stemmen.
Punt 4d (bijlage nr. 197).
Benoeming directeur ten behoeve van de openbare basisschool Camminghaburen-Zuid.
Voordracht van burgemeester en wethouders:
5
a. de heer G. Lippold;
b. de heer A. Zwerver;
c. de heer P.J. Rodenhuis.
Benoemd wordt de heer Lippold met algemene stemmen.
Mevrouw Visscher-Bouwer en de heer Visser vormden met de voorzitter het stembureau.
Punten 5 t.e.m. 11 (bijlagen nrs. 178, 177, 183, 198, 187, 191, 182 en 188).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 12 (bijlage nr. 189).
De Voorzitter: Aan de orde is thans: Uitwerking model Hinderwet Uitvoerings Program
ma (HUP).
De heer Niemeijer: Aan de orde is de uitwerking model HUP. Ik wil graag dat de voor
zitter mij toestaat - zonder mij direct terug te fluiten - eerst een kleine parabel te vertellen
om daarna onverbiddelijk "to the point" te komen. Een stad had een aantal onderwijzers in
dienst. In deze stad woonden veel kinderen die niet allemaal in één klas konden, omdat die
niet groter mocht zijn dan x-aantal kinderen. Er gingen dus een heleboel kinderen niet naar
school. Daar moest wat aan gebeuren. Dat vond de minister ook en die gaf daarom geld aan
de stad om alle kinderen toch in de klas te krijgen. Maar dat vond de stad niet nodig, want
als je zo maar zoveel geld krijgt moet je daar ook wat leuks mee doen. Dus zei de stad: voor
uit, nog een paar kinderen in de klas en verder krijgen alle kinderen een ijsje. Reken maar
dat de kinderen dat leuk vonden! Dit ter introductie.
Wat het HUP betreft het volgende. Ik neem aan dat de raad genoegzaam een aantal feiten
bekend is, met name ten aanzien van de in vele jaren opgebouwde achterstand wat betreft
een hinderwetbeleid. Een consequentie daarvan is het volgende agendapunt waarover de
raad straks zijn mening kan geven. In 1981 vond de overheid het zinvol dat er een beter
beleid kwam. De Hinderwet 1981 werd gerealiseerd. De minister was bereid om aan de Regio
Friesland-Noord twee extra formatieplaatsen toe te kennen, die door het ministerie worden
gefinancierd. Wij hebben al een keer eerder in de raad over deze materie gesproken. De
voor ons liggende raadsbrief is daar een uitwerking van. Uitgaande van de gegeven perso
neelsformatie, versterkt met het deel dat het rijk meefinanciertis een capaciteitsplanning
gemaakt die constateert dat nooit alle bedrijven een vergunning kunnen krijgen. Laat staan
dat alle bedrijven gecontroleerd zouden kunnen worden, alhoewel dat wel een onderdeel van
de wet is.
Er is een prioriteitsstelling gemaakt met een verdeling in de categorieën 1 tot en met 10.
Daarbij is een aantal criteria ontwikkeld ten aanzien van de mate van hinder en de lokatie.
De bedrijven die in de laagste categorie vallen zouden de meeste overlast scoren. Voor deze
bedrijven wordt een actiever beleid ontwikkeld dan voor bedrijven die in de hoogste catego
rie vallen. Ik heb er in de commissie op aangedrongen de mate van hinder in twee delen te
scheiden - ik vind dat te weinig terug in de raadsbrief -namelijk de mate van hinder op
het moment aanwezig en de mate van hinder over de lange duur. In de raadsbrief worden
trillingen als element van hinder genoemd. De hinder verdwijnt als de trillingen ophouden.
Bodemverontreiniging stelt ons voor het volgende probleem. Ik vind genoemde scheiding te
weinig in de raadsbrief terug. Ik vind die scheiding wel belangrijk, zeker als wij zien dat
zich in categorie 9 onder anderen garages en tectyleerbedrijven bevinden. Dat zijn bedrij
ven waarvan de milieuschade toch wel is aangetoond. Een en ander is neergelegd in het
HUP, waarvoor een 5-jaren programma moet worden opgesteld met een jaarlijkse rapportage
aan de raad.
Wij moeten op dit moment over twee zaken beslissen. In de eerste plaats een beslissing
over het HUP zoals dat nu voorligt, met acceptatie van het feit dat wij er niet aan toe zullen
komen alle bedrijven van een hinderwetvergunning te voorzien laat staan te controleren. In
de tweede plaats een beslissing over de verlaging van de legeskosten.
Wat betreft het eerste punt wil ik met name ingaan op het niet kunnen voorzien van alle
bedrijven van een hinderwetvergunning. Laat ik vooropstellen dat het hier niet gaat om een
hetze tegen het bedrijfsleven, want dat is niet beter of slechter dan wij. Alleen wij vinden
de Hinderwet een zinvol en wettelijk instrumentarium - er zijn natuurlijk best opmerkingen
te plaatsen bij onderdelen van de wet - om preventief op te treden tegen schade en overlast.
De noodzaak voor bepaalde bedrijven om een hinderwetvergunning te hebben is best te rela
tiveren, maar over het algemeen is deze vergunning het enige en noodzakelijke middel - dat
blijkt uit het volgende agendapunt - om een aantal zaken te voorkomen. Wij hebben gecon
stateerd dat wij niet toekomen aan de prioriteitsklassen 9 en 10. Onze fractie wil graag een
herschikking van de bedrijven die genoemd staan in de categorieën 9 en 10. Ik heb zojuist