al een opmerking gemaakt dat bepaalde bedrijven in een lagere klasse horen. Onze fractie
kan in principe akkoord gaan met het door mij in de eerste plaats genoemde punt. Alles is
niet mogelijk, maar laten wij wel zorgen dat wij werkelijk alle criteria vinden om beleid te
voeren. Laten wij dat beleid ook uitvoeren. De rest moeten wij maar eens op de lange duur
zien. Als wij eerst maar iets binnenhalen. Wij zijn dan al een stuk verder dan dat wij nu
zijn.
Het tweede punt, de verlaging van de legeskosten. In het verleden heeft de raad uitge
sproken dat het hinderwetbeleid kostendekkend zou moeten zijn. Uit de raadsbrief blijkt dat
dat op dit moment voor 70% a 75% het geval is. Met andere woorden, het hinderwetbeleid is
nog lang niet kostendekkend. Het is onze fractie overigens bekend dat er veel klachten zijn
van het bedrijfsleven over de hoogte van de legestarieven. Wij hebben deze klachten niet
anders ingeschat dan klachten van huurders over hun huur of klachten van minimumloners
en bijstandtrekkers. Naar ons gevoel zijn de klachten van het bedrijfsleven vrij slecht on
derzocht. De Kamer van Koophandel heeft een vergelijkend onderzoek in Friesland gehou
den. De resultaten daarvan zijn aanvechtbaar. Ik meen dat dat ook in de raadsbrief wordt
geconstateerd. Er is geen onderzoek geweest welk type bedrijven het meest zou worden ge
troffen door de gedachte te hoge legeskosten. Het gaat met name om de vraag of het daarbij
gaat om de kleine bedrijven, de starters, de bakker op de hoek of het bedrijf op het indus
trieterrein met een groot aantal werknemers. Het college doet daar geen uitspraak over.
De voorgestelde legesverlaging is voor iedereen ongeveer f. 300,--. Ik heb al gezegd dat
de legesverlaging een van de criteria is voor de beoordeling van deze raadsbrief. Onze
fractie kan een dergelijke verlaging eigenlijk niet anders zien dan een beetje populair willen
doen. Een en ander is in tegenspraak - bovendien is het geen rechtvaardig voorstel - met
ander financieel beleid van deze raad ten opzichte van knelgroepen. Een verlaging van
f. 300, voor iedereen zonder daarbij verder beleidsuitgangspunten te formuleren - blijk
baar is men alleen afgegaan op het feit dat het bedrijfsleven gezegd heeft dat de legeskosten
te hoog zijn -, lijkt niet op consistent beleid. Op geen enkele manier is onderbouwd dat de
legestarieven te hoog zijn, waarom die te hoog zijn, voor wie die te hoog zijn, wat daaraan
gedaan zou kunnen worden, enz. Kortom, onze fractie kan niet met de legesverlaging ak
koord gaan.
Als dan toch door middel van de wat geconstrueerde en sterk aanvechtbare manier een
bedrag van f. 32.000,-- afgezonderd wordt, dan zou onze fractie liever zien dat daarmee ge
probeerd wordt een beleid te formuleren dat werkelijk knelgroepen treft. Voor ons gevoel
moet dat beleid dan wat meer gaan in de richting van de kleinere eenpersoonsbedrijvende
starters, enz. Als er wat dat betreft zinvol onderbouwde voorstellen komen, dan kan het
zijn dat wij daar als fractie mee akkoord gaan.
Op dit moment vinden wij de voorgestelde legesverlaging hoogst aanvechtbaar en in
strijd met alle eerdere beleid met betrekking tot tarieven en lasten voor bedrijfsleven en
burgers. Wij gaan niet akkoord met deze legesverlaging.
Mevrouw Van Dijk-van Terwisga: Kort na de behandeling in de Commissie voor Milieuhy
giëne van deze raadsbrief met betrekking tot de uitwerking model HUP, verschenen er in de
pers publikaties over de behandeling in de Tweede Kamer van voorstellen voor vereenvoudi
ging van de Hinderwet. Die vereenvoudiging zou minder procedures en meer efficiëntie in
houden, minder kosten voor de overheid, de burger en het bedrijfsleven geven, minder
tijdverlies voor bedrijven en minder rompslomp opleveren. Een en ander heeft vooral be
trekking op de bedrijven die in de raadsbrief in de categorieën 9 en 10 zijn geplaatst, zoals
slagerijen, bakkerijen, horeca-inrichtingengarages, enz. In het algemeen dus de kleinere
bedrijven. Daar de genoemde vereenvoudiging naar onze mening past in het streven naar
minder regelgeving, dringen wij er dan ook bij het college op aan om de categorieën 9 en 10
voorlopig buiten de uitvoering van de Hinderwet te laten. Eigenlijk dringen wij aan op nog
minder dan wat in deze raadsbrief staat in de zinsnede die gaat over een meer terughoudend
beleid en minder accent op de bedrijven in de categorieën 9 en 10. Wij zouden eigenlijk wil
len dat men daar voorlopig helemaal niets aan doet. Ik begrijp ook uit hetgeen de vorige
spreker heeft gezegd dat ik dienaangaande een andere opmerking maak dan hij heeft ge
daan
Tijdens een vorige raadsbehandeling over dit onderwerp - het ging toen over het HUP
met betrekking tot de regio - heeft het college toegezegd dat er ook in de toekomst geen le
gesverhoging zal plaatsvinden. Wij zijn dan ook best ingenomen met het voorstel van b. en
w. tot een aanmerkelijke verlaging van de legestarieven voor het bedrijfsleven. Wij beseffen
dat de verlaging van ruim f. 300,voor het ene bedrijf meer betekent dan voor het andere
bedrijf. Maar wij zijn het met de manier van berekening wel eens. Wel dringen wij er op aan
dat deze verlaging later niet door een verhoging ongedaan wordt gemaakt, temeer als door
eerder genoemde vereenvoudiging ook in de uitvoering de kosten gedrukt kunnen worden.
Een en ander is misschien dan onafhankelijk van het al of niet voortzetten van de steun door
het rijk na die drie jaar. Ik wil graag weten hoe het college over deze dingen denkt.
7
De heer Buurman: Ik stem in met het voorstel van b. en w. Wel moet gezegd worden dat
het in feite onverteerbaar is nog 15 a 20 jaar te moeten wachten alvorens 70% van de bedrij
ven over een hinderwetvergunning beschikt of, erger, slechts 45% wanneer de extra bij
stand van 0,7 formatieplaats in 1988 zal vervallen. En dit allemaal in een tijd waarin terecht
voortdurend aandacht voor het milieu wordt gevraagd. Tot zover zal ik wel in de geest van
de heer Niemeijer hebben gesproken.
Een tweede opmerking gaat over de verlaging van het basisbedrag. Dit bedrag is gere
lateerd aan wettelijk voorgeschreven werkzaamheden en is voor alle vergunningen hetzelfde.
Het college wil het basisbedrag omlaag brengen van f. 857,naar f. 500,— derhalve een
subsidie toekennen van f. 357,Nou, dat is mooi van het college om zo'n voorstel te doen.
Ik vermoed dat de kleinere bedrijven er het meest van zullen profiteren. Het is toch wel ge
makkelijk een collegeprogramma bij de hand te hebben dat ook dienst kan doen voor het be
drijfsleven: de zwakste schouders de minste lasten.
De heer Sijbesma: Bij een eerdere behandeling van deze problematiek, hebben wij aan
gegeven dat uitgangspunt is dat er eer. wet ligt die moet worden uitgevoerd. Daarbij hebben
wij ook gezegd dat er geen heksenjacht in de richting van het bedrijfsleven mag worden
ontketend. Wij hebben liever dat een en ander in overleg met elkaar gebeurt. In elk geval
moet de zaak inzichtelijk worden gemaakt. Ook hebben wij aangegeven dat er oog gehouden
moet worden op het punt van de rechtsgelijkheid en de rechtszekerheid. Als laatste punt
hebben wij toen opgemerkt dat de vinger aan de pols moet worden gehouden wat betreft de
tarieven, zonder aantasting van het uitgangspunt dat die kostendekkend moeten zijn.
Bij de nu aan de orde zijnde nadere uitwerking van het model HUP vinden wij eerderge
noemde aspecten terug. De indeling in categorieën geeft een goed inzicht en een goed hou
vast voor een jaarlijkse en evenwichtige planning. Wij gaan akkoord met het uitgangspunt
wat betreft de huidige bezetting. Het college geeft in de raadsbrief aan dat deze zaak jaar
lijks opnieuw zal worden bekeken en voorgelegd. Wij moeten er rekening mee houden dat wij,
hoewel wij in deze omgeving wat voorop lopen, niet teveel uit de pas lopen.
Wat de opbrengsten uit de leges betreft het volgende. Het college geeft een voorzet om
een maximum te stellen. Wij hebben er begrip voor dat er geen maximum per categorie is in
te stellen. De categorieën zijn qua samenstelling ook te divers. Wij gaan akkoord met een
maximumbedrag van f. 15.000,In een eerdere discussie hebben wij al de spanning onder
kend die er is tussen enerzijds het feit dat wij de tarieven kostendekkend willen hebben en
anderzijds de hoogte van de tarieven ten opzichte van het bedrijfsleven. Het komt ons dan
ook erg consequent voor om, nu wij een weliswaar tijdelijke mogelijkheid hebben, die tarie
ven naar beneden te brengen.
De heer Miedema (weth.): De heer Niemeijer is begonnen met het vertellen van een para
bel waarin ijsjes worden uitgedeeld. Ik doe daar niet aan mee, want het kan er echt niet
meer af om ijsjes uit te delen aan de kinderen die niet naar die klas mogen.
De heer Niemeijer heeft gesproken over de grote achterstand. Dat is een bekend feit. In
de stukken en tijdens de commissievergadering is daarover voldoende gesproken.
De heer Niemeijer heeft verder gezegd dat niet alle bedrijven van een hinderwetvergun
ning kunnen worden voorzien en dat wij toch risico lopen in het kader van milieu, hinder en
overlast. Hij vindt dat geen goede zaak. De heer Buurman volgt de heer Niemeijer en zegt
dat wat dat betreft de lange duur eigenlijk onverteerbaar is. Ik ben het in grote lijnen met
deze raadsleden eens, mijnheer de voorzitter, maar ik wil toch wel een paar opmerkingen
maken over het feit waarom het voorstel luidt zoals het luidt.
Wanneer de gemeenten de wet moeten uitvoeren en toezicht op de bedrijven moeten hou
den, dan zal dat op korte termijn een geweldige hoeveelheid werk met zich meebrengen
waarvoor wij mensen in dienst moeten nemen. Op korte termijn werkt dat misschien wel,
maar het is geen goed beleid want op langere termijn kunnen wij die mensen niet aan het
werk houden. Wij hebben bovendien al gewogen of hetgeen wij nu voorstellen mogelijk is,
namelijk 0,7 formatieplaats extra. Als wij meer vergunningen af gaan geven dan heeft dat tot
gevolg, want daar mag je vanuit gaan, dat er meer procedures gevoerd moeten worden. De
procedures moeten worden gevoerd door de afdelingen Ruimtelijke Ordening en Volkshuis
vesting (ROV) en Kabinet en Algemene Zaken (KAZ). Op die afdelingen is geen sprake van
een versterking van mankracht. Wij zullen het werk dienaangaande binnen de schaarse man
kracht die wij hebben moeten opvangen. Ik denk dat dat al genoeg problemen oplevert. Zou
je inderdaad op korte termijn deze problematiek met heel grote stappen bij willen trekken,
dan zullen de spanningen op genoemde afdelingen zo groot worden dat een en ander niet
meer te behappen valt, tenzij je rigoureus uit zou breiden. Maar in dat geval denk ik dat je
het hele gemeentelijke apparaat op zijn kop zet. Dit is echter niet het enige aspect, mijnheer
de voorzitter.
Mevrouw Van Dijk heeft al gesproken over de deregulering. De heer Niemeijer lacht
daar om. Ik deed dat tot nu toe ook. Maar over hetgeen nu voorgesteld wordt is lange tijd
gesproken. Er komt eens een signaal uit Den Haag dat niet meer inhoudt dan - dat schat ik