in - dat wij weten dat men nog met de problematiek bezig is. Maar over werkelijke deregule ring in de zin van: bepaalde bedrijven vallen niet meer onder de Hinderwet, wordt tot nog toe niet gesproken. Dat kan natuurlijk komen. Thans wordt voorgesteld om een groot aantal kleine bedrijvenwaarvan verwacht wordt dat zij weinig hinder veroorzakenonder een al gemene maatregel van bestuur te plaatsen en aan algemene voorwaarden te laten voldoen. De gemeenten moeten dan controleren of dat allemaal klopt. Daarvoor kunnen geen legeskosten worden berekend, maar er moet wel veel werk voor gedaan worden. Wat dat betreft is er sprake van een typisch stukje deregulering, waarbij de gemeenten voor de kosten opdraai en. Er zijn steeds meer bestuurders in Den Haag die het woord "deregulering" aanspreekt. Ik denk dat het mogelijk moet zijn om over een aantal jaren globaal de klassen 9 en 10 te vergeten. Ik vermoed dat wij, wanneer wij dan weer een vijfjaarlijks plaatje maken, dan geweldig hard zijn opgeschoten, niet door onze activiteiten maar door die van buiten. Deze drie dingen brengen mij ertoe om op dit moment te zeggen dat wij met een verant woorde zaak bezig zijn. De heer Niemeijer heeft gezegd dat de mate van hinder in twee delen moet worden ge splitst, namelijk hinder op de korte en hinder op de lange termijn. Hij heeft wat dat betreft gelijk. De indeling is echter zo moeilijk dat je nooit exact een tweedeling kunt maken. Ik ben mij ervan bewust dat ook in de klassen 9 en 10 bedrijven zitten die nodig een hinderwetver gunning zouden moeten hebben. Wil je dat echter heel exact en verantwoord doen, dan moet je veel meer onderzoek plegen. Dan kom je inderdaad heel dicht in de buurt van een volle dige vergunningverlening. Wij zijn daar niet toe in staat. Bovendien menen wij dat dat op dit moment niet verantwoord is. Vervolgens komt de heer Niemeijer bij de kosten. Hij vindt de legesverlaging van f. 300, een beetje populair willen doen. Als ik hier vanavond voor het eerst zou staan, dan zou die opmerking mij hebben gestoken, maar dat is nu niet het geval meer. Wij heb ben heel bewust in goed overleg, ook met de commissie, voor deze verdeling gekozen. Een verlaging van het basisbedrag heeft heel duidelijk - de heer Buurman heeft daar ook op gewezen - de grootste invloed op de kleinere bedrijven/de starters/de begin ners. Ik heb tijdens een eerdere behandeling van deze materie in de raad al eens de sug gestie gedaan de starters vrij te laten. Dat zou nog een stap verder zijn. Maar na een toch vrij indringende discussie denken wij dat dat niet kan, want ook onder starters zitten men sen die beginnen met bedrijven waarvan de activiteiten aan voorwaarden moeten worden ver bonden. Wij hebben wel gezegd dat bij een verlaging van het basisbedrag de kleinste bedrij ven het grootste rendement moeten hebben. Voor bedrijven waar je met betrekking tot de uitvoering van de Hinderwet veel werk voor moet doen ligt de zaak anders. Als wij deze weg niet zouden kiezen, dan zouden wij terechtkomen in een percentagegewijze verlaging van de normaal berekende som. Het geld vloeit mijns inziens dan weg naar de grotere bedrijven. Het is niet zo dat ik iets tegen grotere bedrijven hebmaar als je over een lastenverlichting wilt spreken dan denk ik dat de nu voorgestelde regeling de gunstigste is die je kunt ver zinnen. Ik verwacht dan ook dat de heer Niemeijer het na deze uitleg met mij eens zal zijn. Mevrouw Van Dijk heeft gezegd dat er over deregulering wordt gesproken en of het col lege dat bekend is. Zij voelt er veel voor om helemaal niets te doen aan de bedrijven die val len in de categorieën 9 en 10. Dat zou wel plezierig zijn, mevrouw Van Dijk, maar ik denk dat dat niet kan. Wij kunnen heel forse uitspraken doen, de raad en ook het college doet dat weieens, en dat klinkt heel flink. Wij kunnen wel zeggen dat wij niets doen aan de bedrijven die vallen in de categorieën 9 en 10, maar als wij morgen een ernstige klacht krijgen betref fende een bedrijf dat valt in de categorie 9 of 10 dan zullen wij toch moeten reageren. Wij zullen dan de middelen, die wij hebben in het kader van de Hinderwet, moeten toepassen op dat bedrijf. Ik denk dat de formulering in de raadsbrief als volgt moet worden gelezen: de categorieën 9 en 10 vergeten wij, op het piepsysteem na. Als er klachten komen met betrek king tot bedrijven die vallen in de categorieën 9 en 10, dan zullen wij daar met de Hinderwet in de hand iets aan moeten doen. Daarom is de formulering gekozen zo die gekozen is. Dit ter verduidelijking. De heer Buurman heeft gezegd dat de lange duur onverteerbaar is. Ik ben daar al op ingegaan. Ik heb hoop dat de ramingen over de genoemde termijnen wijzigen, wanneer een aantal bedrijven niet meer hinderwetplichtig is - wij kunnen die dan vergeten - of wanneer wij door een andere vorm van deregulering veel sneller kunnen werken. Ik heb hierover ook reeds aan het adres van de heer Niemeijer een aantal opmerkingen gemaakt. De heer Sijbesma gaat akkoord met het voorstel. Het maximumbedrag wat de leges ad f. 15.000, betreft is inderdaad een moeilijk punt. Je kunt daar hele discussies over opzet ten. Je kunt bijvoorbeeld de volgende weg volgen. Wanneer je een moeilijk bedrijf treft - ik schilder het even zwart/wit - met een directie die geen enkele medewerking verleent en geen informatie verschaft, waardoor de dienst alles moet uitzoeken en het onderzoek door iemand anders moet worden gedaan omdat de dienst dat niet kan, dan kom je inderdaad op een hoog bedrag. De ervaring van de laatste jaren heeft ons geleerd dat je niet vaak boven het be drag van f. 15.000, komt. Je komt wel boven dat bedrag als je te maken hebt met bedrijven waarbij inspraak en procedures vanuit de buurt meespelen. Iets dergelijks kun je de onder 9 nemer niet altijd verwijten, aanwrijven of aanrekenen. Wij hebben gezegd dat, als er via die weg veel extra werk gedaan moet worden waardoor je boven de f. 15.000,komt, dat bedrag een redelijke grens is. Een en ander komt ook maar een aantal malen per jaar voor. Dat is dus de overweging dat wij de grens - zij het dat die discutabel is - bij f. 15.000,hebben gelegd. De heer Niemeijer: Als ik wethouder Miedema zo hoor praten, dan heb ik het gevoel dat hij tegen mij wil zeggen: je hebt wel gelijk, maar je denkt niet diep genoeg na. Het eer ste ben ik wel met hem eens. Wat betreft het tweede zal ik proberen hem ervan te overtui gen dat ik dat wel doe. Mevrouw Van Dijk heeft mij het meest verrast, want zij doet warempel rechtstreeks in de raad een oproep tot buitenparlementaire actie. Ten aanzien van de inrichtingen genoemd in de categorieën 9 en 10 hebben wij formeel slechts een plicht om de Hinderwet uit te voeren. De uitspraak van mevrouw Van Dijk om in die richting helemaal geen actie meer te voeren, kan ik met name uit haar hoek niet plaatsen. Ik vind dat wij wat dat betreft gewoon de plicht hebben iets te doen. Het jargon dat wij in onze kringen plegen te hanteren is in dat soort zaken: wij plegen een wat afwachtender beleid. Mevrouw Van Dijk heeft een opmerking gemaakt over deregulering en wat het ministerie allemaal overweegt. Ik heb daar kennis van genomen en ik heb dat ook gelezen. In het be treffende artikel stond namelijk: "Winsemius zet mes in hinderwetvergunningen. Dit maakte de fractieleider van de VVD in de Tweede Kamer, Ed Nijpels, gisteravond bekend op de VVD-manifestatie in Assen." Gelukkig zijn wij in de raad nog niet zover dat wij dergelijke uitspraken hier tot beleid gaan verheffen. Laat het beleid eerst maar eens komen. Ik ben blij dat ook de wethouder enige afstand van de opmerking van mevrouw Van Dijk heeft ge nomen. Gelet op hetgeen er in Den Haag gebeurt is dat ook wel begrijpelijk. Ik heb uitdrukkelijk gezegd dat onze fractie begrip heeft voor de situatie ten opzichte van de mogelijkheden, ook de financiële, om hinderwetbeleid te plegen. De wethouder gooit een en ander mijns inziens iets teveel op de personeelsbezetting. Ik heb in de commissie ge zegd - dat wil ik hier herhalen - dat, als wij werkelijk alle bedrijven onder de Hinderwet willen schuiven, dat geen probleem zou zijn. Er zijn een x-aantal particuliere bureaus in te huren die in deze zaak onze taak zouden kunnen overnemen. Het gaat om een kwestie van geld. Blijkbaar hebben wij dat geld er op dit moment niet voor of niet voor over. Laten wij dat alstublieft met zijn allen constateren. Ik heb al gezegd dat wij begrip hebben voor die situatie en dat wij wat dat betreft ten aanzien van de categorieën 9 en 10 een afwachtend be leid zullen plegen. Onze fractie gaat met een en ander akkoord, alhoewel ik er de opmerking bij heb geplaatst dat een aantal bedrijven - ik heb die reeds in eerste instantie genoemd - ons inziens niet in de categorieën 9 en 10 thuishoort. Dat feit zal nog wel nader bij de eva luatie aan de orde komen. Over de legesverlaging het volgende. Ik heb gezegd dat het college populair wil doen. Ik blijf dat, ook na het verhaal van de wethouder, vinden. Het verhaal van de wethouder kende ik al, want wij hebben hierover ook in de commissie gebakkeleid. Erg lang geleden heb ik ook al eens in de raad aangedrongen op een wat beter inzicht in de legestarieven en de consequenties dienaangaande voor de verschillende types bedrijven. Met name gaat het mij daarbij om de verhouding grote-kleine bedrijven, starters, enz. Op zich is het binnen het huidige instrumentarium mogelijk om kostenneutraal de legeskosten voor de kleinere be drijven te verlagen en voor de grotere bedrijven te verhogen. Als wij dat een zinvolle en rechtvaardiger verdeling vinden dan kan dat. Ik had dat aspect graag voldoende onder bouwd aangedragen willen zien. Wij hebben hierover in de commissie een beetje gefiloso feerd, maar niet voldoende harde cijfers op tafel gekregen om daar werkelijk ja tegen te kunnen zeggen. Maar als wij willen zouden wij kostenneutraal de legeskosten kunnen verla gen en verhogen; dat hebben wij niet gedaan. Wat gebeurt er nu? Jongens, jullie krijgen allemaal f. 300,dat is leuk voor jullie. Ik vind dat populair willen doen. Ik heb het in mijn parabel gehad over ijsjes geven. IJsjes ge ven vind ik altijd leuk. Maar ik vind dat het nu voorgestelde moet worden geënt op ander beleid dat wij hier plegen. Wij hebben hier vaker "stind" en gezegd dat wij een en ander he laas door moeten rekenen. Toen hebben wij een ander beleid gepleegd dan nu. Ik heb dat geconstateerd en gezegd dat wij om een of andere reden populair willen doen. Ik vind dat wij het geld daar niet voor hebben. Op grond daarvan is onze fractie het op dit moment niet met de voorgestelde legesverlaging eens. Wij zouden een dergelijke verlaging best willen, maar wij hebben het geld er niet voor. Mevrouw Van Dijk-van Terwisga: Dat mijnheer Niemeijer meent dat alleen de heer Nijpels tijdens een congres in Assen heeft gezegd dat er een vereenvoudiging van de Hinderwet zal komen is zijn zaak. De gegevens die ik heb, heb ik gekregen van de VVD-fractie uit de Tweede Kamer en zijn gebaseerd op Kamerstukken. Het is natuurlijk een zaak van de heer Nijpels als hij op een congres iets over die materie vertelt. Mijn inlichtingen komen dus er gens anders vandaan. De wethouder heeft gezegd dat ook hij deze signalen vanuit Den Haag

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 5