10 kent, dat een en ander wordt afgewacht en dat dat misschien over een jaar of vijf tot een globalere behandeling van een aantal bedrijven in de categorieën 9 en 10 zal kunnen leiden. Wij kunnen ons dan ook wel verenigen met de zinsnede die hieromtrent in de raadsbrief is opgenomen. De Hinderwet geeft inderdaad de verplichting om op klachten in te gaan. Na tuurlijk roep ik niet op tot actie tegen deze wet, want dat is onze stijl helemaal niet. De wethouder is niet ingegaan op mijn vraag voor hoelang deze verlaging van legesta rieven zal gelden. Ik meen dat er in de Commissie voor Milieuhygiëne gezegd is dat dat voor onbepaalde tijd zou zijn, maar ik wil daarop graag een antwoord hebben van de wethouder. De heer Miedema (weth.): Mevrouw Van Dijk gaat akkoord met de door haar genoemde zinsnede in de raadsbrief. Zij heeft gevraagd voor hoelang de verlaging van de legestarie ven zal gelden. Op dit moment geldt die voor drie jaar. Wij hebben voor drie jaar mensen toegezegd gekregen van het ministerie. Momenteel zijn wij bezig met de werving dienaan gaande. De dekking is binnen die toezegging te vinden. Als die periode voorbij is zullen wij balans moeten opmaken over het volgende: hoe zit het met de deregulering en de verdere ontwikkelingen, wat is de gang van zaken, enz. De raad die dan functioneert zal beslissin gen moeten nemen over hoe men verder gaat, of wij dit beleid voort kunnen zetten en of wij de kosten voor eigen rekening kunnen nemen. Op dit moment beslist de raad voor de tijds duur van drie jaar, overeenkomstig de toezegging van het ministerie. De heer Niemeijer heeft nog een aantal opmerkingen gemaakt, waarover wij in andere omstandigheden al uitgebreid hebben gediscussieerd. Het gaat daarbij onder andere over het inhuren van particuliere bureaus. De heer Niemeijer kent mijn mening daarover. Hij blijft bij zijn standpunt dat de legesverlaging een vorm is van populair willen doen. Ik wil toch een laatste poging doen om hem van dat idee af te brengen. Wij krijgen steun vanuit Den Haag. De aan te trekken mensen kosten ons niets. Het college is heel duidelijk van mening dat wij, daar wij gratis een werkkracht krijgen, de kosten die wij niet hebben niet kunnen doorrekenen aan het bedrijfsleven. Wij moeten niet, nu de minister een handrei king doet, daar de winst van opstrijken. Vervolgens zegt de heer Niemeijer dat je, als je toch iets wilt doen, de legeskosten voor de kleinere bedrijven moet verlagen en die voor de grotere bedrijven moet verhogen. Dus niet een zelfde verlaging voor alle bedrijven. De heer Niemeijer moet goed beseffen dat niet alle kleine ondernemers en kleine bedrijven arme jongens zijn en niet alle grote bedrijven rijkaards. Als je daarop af zou gaan, dan ben je op een slechte manier bezig. (De heer Nie meijer: Dat heb ik niet gesuggereerd. Ik heb gezegd dat het zinvol zou zijn om in dat kader een onderzoek te verrichten en daarna een besluit te nemen.) Als je die kant op zou willen gaan, dan staat een inkomensafhankelijke legesverordening voor de deur. Dat is een vol strekt af te wijzen ontwikkeling. Ik blijf erbij dat het voorstel dat het college thans doet - in grote lijnen hebben de kleinere bedrijven daarbij het grootste voordeel - het enig haal bare voorstel is. De Voorzitter: Aan de orde is de stemming. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat de PAL- fractie wenst te worden geacht te hebben gestemd tegen het onderdeel legesverlaging. Punt 13 (bijlage nr. 193). De Voorzitter: Aan de orde is thans: Kosten bodemonderzoek en -sanering op het voor malige bedrijfsterrein van Kingma en in de Smidsbuurt. Mevrouw Jongedijk-WellesIn de raadsbrief wordt er vanuit gegaan dat het drempelbe drag f. 100.000,is. Op dit moment is het nog helemaal niet zeker wat de hoogte van dat bedrag zal worden. Het huidige drempelbedrag ligt op f. 200.000,Mijn vraag is in hoever re het college zekerheid heeft over het in de raadsbrief genoemde drempelbedrag. Verder wil ik graag weten in hoeverre het college gebruik heeft gemaakt van de in de folder Een grondige aanpak van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) genoemde mogelijkheid dat - ik haal dan een zinsnede uit de folder aan - door een gemeente, die al te kampen heeft met ernstige financiële tekorten of door bo demsanering in die positie verzeild zou raken, om een verlaging van de gemeentelijke bijdra ge kan worden gevraagd. Het rijk betaalt de overblijvende kosten. Het lijkt mij dat dit punt, gelet op de vervuiling van het Hoeksterend en het Nijlan en de nu aan de orde zijnde vervuiling op en rond het terrein van het voormalige taxibedrijf van Schumacher en van het voormalige bedrijfsterrein van Kingma, weieens bereikt zou kunnen zijn. Mijn vraag is dan ook of het college bekend is met genoemde regeling en of het geprobeerd heeft hiervan ge bruik te maken. Dan een ander punt. Bij de uitvoeringskosten van milieuwetten gaat men uit van het principe "de vervuiler betaalt". Nu weet ik wel dat bij bodemsanering de schuldvraag vaak 11 bijzonder ingewikkeld is, vooral ook omdat veel vervuilingen zich in het soms verre verleden hebben voorgedaan. Voor wat betreft vervuilingen van bijvoorbeeld de gasfabriek - dat is in feite een nutsbedrijf, waarvan de opbrengsten een algemeen doel dienen - kan ik het bil lijken dat de kosten van sanering voor rekening van de samenleving komen. Voor particulie re bedrijven ligt de situatie toch wat anders. Het is toch te gek en ook in strijd met het be ginsel van "de vervuiler betaalt" dat bedrijven jarenlang de grond kunnen vervuilen en zich na verloop van tijd gewoon op een andere plaats kunnen vestigen? De vervuilde grond moet daarna op kosten van de gemeenschap worden gereinigd. De laatste tijd gaat de rijksover heid, ondanks de vaak ingewikkelde juridische problemen, over tot het aansprakelijk stellen van de voor de vervuiling verantwoordelijke bedrijven. Wij hebben hier te maken met twee particuliere bedrijven, waarvan één bedrijf op een andere schone plaats functioneert. Mijn vraag is of het college van plan is dit bedrijf aansprakelijk te stellen voor de kosten van verontreiniging, welke mogelijkheden het college heeft op grond van de huidige wetgeving en of het college van plan is dit geval aan te melden bij het rijk om de zaak te onderzoeken op haar juridische mogelijkheden. Dit alles tegen de achtergrond van de stelling "de vervui ler betaalt" Mevrouw Van Dijk-van Terwisga: Wij kunnen instemmen met het voorliggende voorstel tot het verrichten van onderzoeken en sanering en met de daarvoor benodigde kredietverle ning. Wel hebben wij een vraag. Het betreft hier de kosten voor onderzoeken die reeds voor uitlopend op toestemming van Den Haag zijn verricht en waarvoor de kosten nu niet in het drempelbedrag - of dat nu f. 100.000.-- of f. 200.000,— is - kunnen worden meegenomen. Volgens de raadsbrief gaat het om ruim f. 23.000,-- ten behoeve van de Smidsbuurt en ruim f. 77.000,ten behoeve van het terrein van de vroegere fabriek van Kingma. Samen is dat ruim een ton. Wij begrijpen dat het college een afweging heeft moeten maken tussen wachten op toestemming - onze vraag is dan hoelang dat had geduurd; waren daar maanden of jaren mee gemoeid geweest - en een vertraging in de woningbouwplannen. Het gaat hier tenslotte om ongeveer 240 woningen. Vertraging had dus zeker gevolgen voor de volkshuisvesting en ook voor de kosten van de grondexploitatie in die gebieden. Kan het college ons over deze afweging nog iets meer duidelijk maken? Hoe verhouden zich die kosten tot de schade van eventuele vertraging? Had het college, toen het tot het vroegere onderzoek besloot, ook de verwachting dat bedoelde kosten toch nog zouden kunnen worden meegenomen in het drem pelbedrag? Later is dit tegengevallen. Hoe zal in volgende gevallen het beleid van het colle ge dienaangaande zijn? De heer Buurman: In de raadsbrief staat onder het project Smidsbuurt vermeld "dat een deel van de" - ik voeg eraan toe in hoofdzaak door olie - "verontreinigde grond zal moeten worden verwijderd". Met het oog op het milieubelang dat toekomstige bewoners hierbij zullen hebben, zou ik erbij het college op willen aandringen hierbij de grootst mogelijke zorgvul digheid in acht te nemen. Een zelfde aanbeveling geldt voor het project Kingma, waar een zeer gevaarlijk goedje, namelijk dioxyde, aanwezig blijkt te zijn. Een tweede opmerking gaat over de verlaging van het drempelbedrag van f. 200.000, naar f. 100.000,Het schijnt nu al vast te staan dat minister Winsemius, op aandrang van de Tweede Kamer en gezien zijn missive aan provinciale staten, het drempelbedrag eerder la ger dan hoger dan f. 100.000,zal vaststellen. Wij kunnen ons derhalve aanmerkelijk rustiger opstellen ten aanzien van de tenuitvoerlegging van beleidsvoornemens. Tot slot het punt van de kosten van nadere onderzoeken. Mevrouw Van Dijk heeft daar zojuist ook over gesproken. B. en w. hebben besloten dat deze kosten moesten worden ge maakt zonder hiervoor toestemming aan de raad te hebben gevraagd en zonder voorafgaande goedkeuring van het rijk te hebben verkregen. Deze kosten worden niet meegerekend bij de bepaling van het drempelbedrag. Ze komen nu dus geheel ten laste van de gemeente. Uiter aard is begrip op te brengen voor de haast die met deze onderzoeken geboden was in ver band met het niet mislopen van lokatiesubsidie met betrekking tot het woningbouwprogram ma. Formeel is het echter niet juist. Ik meen een en ander wel even te moeten memoreren. Wij zouden in een onbewaakt ogenblik b. en w. voor deze kosten hoofdelijk aansprakelijk kunnen stellen. Gesteld dat wij dat serieus zouden overwegen, dan zou er toch wel, gezien de berichten afgelopen week in de krant, een gunstige uitzondering moeten worden gemaakt voor de wethouder die verkeer in zijn portefeuille heeft. De heer Niemeijer: Ik zal niet alle vragen die nu gesteld zijn herhalen. Met name de door mevrouw Jongedijk gestelde vraag over de aansprakelijkheid zou ik graag beantwoord willen zien Mevrouw Jongedijk heeft ook de rijksregeling aangehaald in het geval wij de kosten voor deze werkzaamheden niet meer kunnen betalen. Onze opstelling bij het vorige agendapunt üjkt wat achterhaald, want wij moeten in eerste instantie dan maar f. 32.000,Goed, laat ik daar niet verder op doorgaan.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 6