16 De heer Buurman: Een eerste opmerking betreft het verschijnsel peuterspeelzaalwerk op zich. De mogelijkheid om iets dergelijks op minder kostbare wijze in het kader van buren hulp te realiseren zou eigenlijk weieens nader bekeken kunnen worden. Het tweede punt is de tabel van de minimale ouderbijdragen. De Kroon wijst een ge meentelijk inkomensbeleid met behulp van progressieve tarieven af. Dit geldt uiteraard niet voor rijksbijdrageregelingen waarbij zo'n progressief tarief wordt voorgeschreven. Ik zie niet zoveel verschil met de voorgestelde regeling. Wat de schalen betreft het volgende. De eerste schaal en de volgende schalen zou ik willen handhaven. Waarom de schaal bij een roy aal inkomen van netto f. 3.200,per maand moet stoppen ontgaat mij. De heer Heere (weth.): Het is goed om te constateren dat de raad van mening is dat wij de tijd, gelegen tussen december en nu, goed besteed hebben. Wij zijn gelukkig met kwalifi caties als: een goede aanzet, het voorstel is een stuk beter en is een stap in de goede rich ting. Wij kunnen dus constateren dat het voorstel zoals dat er nu ligt zal worden aanvaard. Binnen dat gegeven is er overigens wel een aantal opmerkingen gemaakt, waarop ik dan nu zal ingaan. De kwestie van de inkomensafhankelijke bijdrage. In deze raad hebben wij daarover eer der van gedachten gewisseld. Bij een eerder punt is al eens gewezen op het gestelde in het collegeprogramma dat dit college er vanuit gaat dat lasten zo worden verdeeld dat de sterk ste schouders de zwaarste lasten kunnen dragen/zullen moeten dragen. Dit principe is in deze retributietabel toegepast. Naar de mening van het college heeft dat op zich niet zo veel met inkomensbeleid te maken, want dat is in dit verband een wat te groots begrip. De op merking die de heer IJestra dienaangaande gemaakt heeft wordt niet door ons onderschre ven. Wij zullen dit systeem van heffing handhaven. De heer Duijvendak heeft overigens weer een ander bezwaar. Hij zegt dat het college om pensioenrechten te ontlopen heeft gekozen voor een systeem van beloning volgens het mini mumloon en gebaseerd op een beperkt aantal uren per week. Ik weet niet waaraan de heer Duijvendak die stelling ontleent. Ik denk dat hij daar geen grond voor vindt in de voorge legde stukken, want daar komt het woord "pensioenrecht" niet in voor. Het is in ieder geval zo dat het niet de bedoeling van het college is om wat voor wettelijke rechten er dan ook zouden zijn met behulp van dit systeem te ontlopen. De belangrijkste reden waarom wij bin nen deze grenzen zijn gebleven is gelegen in de financiële ruimte die ons is geboden. Over die financiële ruimte zijn wij het als raad eens geworden. Binnen die financiële ruimte be staat geen andere mogelijkheid dan een honorering volgens het systeem zoals wij dat in de raadsbrief hebben aangegeven. Overigens is het niet zo - de heer Duijvendak heeft daar ook al op gewezen - dat de gemeente rechtstreeks mensen betaalt, maar dat zij derden in staat stelt om tot betaling over te gaan met behulp van een zeer aanzienlijke subsidie. Het college is van mening dat, gelet op de financiële positie van de gemeente op dit moment, dit een heel goede aanzet is en dat niet verder gegaan kan worden. De heer IJestra heeft nog een opmerking gemaakt over het madrigaalkoor Cantate Deo. Hij is het er niet mee eens dat het koor nu de rekening wordt gepresenteerd. De tegenargu- mentatie kan men in de raadsbrief vinden. Wij zeggen juist dat dat niet het geval is, maar dat het gewoon een consequente doorrekening is van onze wens om het geheel wat meer te stabiliseren en wat evenrediger te maken en dat dat helaas voor het madrigaalkoor er op neerkomt dat het nu een aanzienlijk lager subsidie zal krijgen. Wij hebben in de raadsbrief al aangekondigd voor een overgangsregeling te zullen zorgen, die wij de raad te gelegener tijd zullen voorleggen ter vaststelling. Mevrouw De Haan komt op het punt van de al of niet vrijwilligheid van de hogere bijdra ge. Ik vind dit een punt van groot belang, waarover ik samen met de afdeling nog eens moet nadenken. Ik heb, mevrouw De Haan haar vragen aanhorend, de verordening er eens op nagelezen, maar daarin heb ik geen grond kunnen vinden waarmee je dat zou kunnen tegen gaan. Wij zijn er wel vanuit gegaan dat een hogere bijdrage een vrijwillige zaak is. Wij zeg gen daarbij overigens ook dat de hogere bijdragen die geïnd zouden worden niet in de ver eveningssituatie zullen worden meegenomen. Met andere woorden, op die wijze hebben wij er geen greep op. Het lijkt mij mogelijk dat wij in overleg treden met de besturen van de peu terspeelzalen en hen die vraag voorleggen. Zijn zij van mening dat een en ander ook door hen zo geduid wordt, dan is er verder geen probleem. Mochten zij van mening zijn dat zij wel degelijk de bevoegdheid hebben om een hogere bijdrage van de ouders af te dwingen, dan denk ik dat wij daar nog een keer op moeten terugkomen. Ik wil dat zo met mevrouw De Haan afspreken. Een en ander past dan tegelijkertijd in de door meerdere sprekers al be pleite evaluatie na enige termijn. Wij zouden dat punt daarbij dan mee kunnen nemen. Mevrouw De Haan vraagt met betrekking tot de amateuristische kunstbeoefening om sou plesse met betrekking tot het hanteren van artikel 2, sub a, van de regeling voor wat be treft de verplichting lid van een landelijke organisatie en een plaatselijke overkoepelende organisatie te zijn. Ik zeg haar dat graag toe. Overigens bevat de algemene subsidieveror dening bepalingen die het mogelijk maken om op bepaalde punten uitzonderingen te maken. Dus zelfs als ik niet soepel zou willen zijn, dan zou ik het in ieder geval kunnen zijn mede op grond van de verordening. 17 De heer Duijvendak heeft ook gevraagd naar de vrijwillige extra bijdrage. Hij heeft daaraan een suggestie toegevoegd die extra bijdrage te beperken tot maximaal 10%. Dat gaat mij nou weer wat te ver. Ik vind dat de besturen van de peuterspeelzalen dat samen met de ouders maar eens uit moeten zoeken. Met name als het echt om een vrijwillige bijdrage gaat, dan denk ik dat wij dat nou maar eens een keer niet tot op de millimeter moeten knippen, maar dat aan het vrije spel der maatschappelijke krachten moeten overlaten. Overigens past daarin ook het begrip "concurrentie". Ik denk dat de meeste leden van de raad op zich zelf met concurrentie geen probleem zullen hebben. Het wordt pas moeilijk als het woord "oneer lijke concurrentie" wordt geïntroduceerd. Het komt er op neer dat de leden van de raad die die uitdrukking gebruiken bedoelen dat een en ander ten koste gaat van het principe waar over wij hier in feite praten, namelijk dat het leiding geven aan peuterspeelzalen in principe geen vrijwilligerswerk is. Als dat principe in de knel zou komen door de mogelijkheid van concurrentie, dan zullen wij elkaar weer tegenkomen en moeten zeggen dat wij daar iets op moeten vinden. Het gaat juist om het principe dat wij op deze wijze hebben willen vertalen. Ik vind het echter op zich zelf een goede zaak dat er een stukje keuzevrijheid is van ouders om al of niet voor een bepaald systeem te kiezen. Mijn eerdere opmerking in de richting van de heer Duijvendak over de kwestie van de betaling betekent dat ik namens het college moet zeggen dat wij zijn motie ontraden. De re denen daarvoor heb ik voldoende duidelijk gemaakt. De heer Duijvendak heeft ook nog gezegd dat het laagste bedrag van de ouderbijdrage, te weten f. 15,nog verder zou moeten worden verlaagd tot f. 10,althans dat er een overgangsregeling zou moeten worden getroffen voor die peuterspeelzalen waar nu f. 9,— wordt betaald. Dat heeft om twee redenen niet mijn voorkeur. In de eerste plaats maak je dan een tweedeling, althans voor enige tijd, in de systematiek. In de tweede plaats kost dat voorstel geld. Wij hebben zoals men kan zien zeer nauwkeurig gerekend. Wij hebben een overschot van f. 250,op de anderhalve ton overgehouden en daar haal ik die verlaging tot f. 10,niet uit. Met andere woorden, wij zijn van mening dat wij met dit systeem een even wichtig en goed systeem te pakken hebben en dat wij de suggestie om van f. 15,naar f. 10,te gaan niet moeten overnemen. Dat de heer Buurman spreekt over burenhulp is voor hem meer voor de hand liggend dan voor mijmaar dat komt waarschijnlijk door zijn naamIk zie daar in ieder geval geen goed systeem in als het om deze werksoort gaat. De heer Buurman wijst de progressieve ta rieven af. Ik ben daar al op ingegaan. Hij vraagt waarom wij bij een bepaald bedrag zijn ge stopt en voor de, wat hij dan noemt, riante inkomens niet wat nog hogere bijdragen vragen. Het eenvoudige antwoord daarop is dat dat niet nodig is. Wij hebben, zoals uit de raadsbrief blijkt, een en ander uitgerekend. Binnen het systeem dat wij hebben uitgerekend is een voorstel zoals de heer Buurman doet niet nodig. Waarom zou je dat dan ook doen. (De heer Janssen: Dan zouden de laagste inkomensgroepen nog wat minder kunnen betalen.) De heer IJestra: Ik wil nog even terugkomen op de inkomenspolitiek die de gemeente dan toch bedrijft. In de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden heeft de wethouder gezegd dat het door de gemeente zelf innen van ouderbijdragen naar draagkracht weliswaar op juri dische bezwaren is gestuit, maar dat bij toepassing van een dergelijk ouderbijdragensysteem door de peuterspeelzalen niet dezelfde moeilijkheden worden verwacht. Dat is een kwestie van verschuiven, maar goed. Wij hebben geen behoefte aan de PAL-motie, want die is wat tegenstrijdig met het willen verlagen van een bijdrage. Het in de motie gestelde willen doorvoeren kan hoogstens kos tenverhogend werken. Mevrouw De Haan-LaaglandIk kan akkoord gaan met de antwoorden die wethouder Heere heeft gegeven. Ik wil alleen nog even ingaan op de motie van PAL. Ons belangrijkste bezwaar daartegen is dat wij als raad de financiële ruimte hebben vastgelegd. Wij vinden het niet terecht om zo halverwege het jaar ergens uit de algemene middelen de kosten vandaan te toveren. Het is immers volstrekt onduidelijk waar dat geld vandaan moet komen en ik weet ook niet of PAL dat zelf wel weet. Dat is ons belangrijkste bezwaar, hoewel wij op zich het minimumloon ook niet overbetaald vinden voor peuterspeelzaalleidsters. De heer Boelens: Wij willen nog even reageren op een aantal opmerkingen van de heer Duijvendak. Hij heeft gesteld dat het voorstel dat hier gedaan wordt een soort sterfhuiscon structie - ik zeg het even in mijn eigen woorden - zou kunnen zijn voor het peuterspeelzaal- werk zonder betaalde leiding. Hij heeft ook gezegd dat hij, wanneer dat peuterspeelzaalwerk uit zich zelf al niet zou uitsterven, dat opnieuw ter discussie zal stellen. Met andere woor den, PAL wil een stukje keuzevrijheid dat hier overblijft min of meer de nek omdraaien. Ik vind dat toch wel een beetje intolerant. In eerste instantie heb ik gezegd dat wij dit voorstel toetsen aan de randvoorwaarden die in de raadsbrief genoemd staan.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 9