42
daar dan ook niet omheen. De overheid zal moeten blijven uitgaan van het bijbels genor
meerde wettige huwelijk, van het normale samenlevingspatroon van man en vrouw. Het hu
welijk wordt vandaag inderdaad bedreigd door de tendens tot individualisering en door de
behoefte van veel mensen om niet gebonden te zijn. Het verschijnsel van ongehuwd samen
wonen is in snel tempo ingeburgerd. Het ligt niet op de weg van de overheid door verboden
de mensen tot een officieel huwelijk te dwingen. Erkennen is nog iets anders dan een puur
neutrale houding aannemen. Als ieder doet wat goed is in zijn ogen, is het niet best met een
land. Een overheid die het gezin niet ruggesteunt als pijler van de samenleving, plukt
vroeg of laat de bittere vruchten. Gods ordeningen voor de samenleving kan men niet straf
feloos negeren.
Het college meldt op pagina 3 van de raadsbrief onder meer: "Voorts zijn wij van oordeel
dat de overheid de burger zoveel mogelijk de keuze moet laten hoe deze zijn of haar leven
inricht." Dit is op zich zelf een goede regel, maar kan dan zonder meer volgen: "Dat bete
kent dat onder meer bij de regelgeving op het gebied van sociale zekerheid en bij de belas
tingwetgeving de burger als individu moet worden beschouwd."? B. en w. zeggen "dat bete
kent", ik zeg: dat is een door het college gewenst gevolg! Het betekent niet dat de overheid
andere samenlevingsvormen stimuleert door het verlenen van faciliteiten. Het in de wet- en
regelgeving niet inspelen op andere samenlevingsvormen betekent geen ontkenning ervan,
maar het niet toegeven daaraan. De keus blijft echter bij de burger. De overheid gaat in
voorwaardenscheppende zin een gunstig klimaat scheppen om het huwelijk door andere sa
menlevingsvormen te vervangen.
Bij het punt economische eenheid wil ik opmerken dat de in de jurisprudentie van de
Kroon opgebouwde regel luidt: "of, gelet op alle in het desbetreffende geval aanwezige fei
ten en omstandigheden, ook in onderling verband bezien, een met een gezin als bedoeld in
artikel 5, lid 1, van de Algemene Bijstandswet te vergelijken situatie aannemelijk is." De fi
nanciële verhouding tussen de partners laat de Kroon voor hun rekening. Maar het raads
voorstel maakt ervan: "Veeleer dient naar onze mening gelet te worden op de feitelijk finan
ciële gedragingen binnen het samenlevingsverband in vergelijking met die in een gezin." B.
en w. verengen met dit criterium het uitgangspunt van de Kroon op onaanvaardbare wijze.
De notitie komt hierdoor ook op onderdelen met zich zelf in tegenspraak.
Bij het punt wederzijdse verzorging wordt gesproken over het kenmerk "elkaar het no
dige verschaffen". Bij het punt financiële gedragingen ontbreekt het kenmerk van weder
zijdse verzorging. De onjuistheid van het standpunt van b. en w. komt mijns inziens ook uit
in het overigens juist gestelde dat bij herstel van samenwoning tussen ex-echtgenoten reeds
in zijn algemeenheid dat feit voldoende is om een met een gezin te vergelijken situatie aan
wezig te achten. Andere situaties te beoordelen op met name de al of niet aanwezigheid van
wederzijdse verzorging schept juist rechtsongelijkheid ten aanzien van eerstbedoelde situa
ties. Wanneer b. en w. dan ook concluderen dat het centrale beoordelingspunt gevormd
wordt door de financiële gedragingen van een samenlevingsverband, is dit mijns inziens on
juist en onaanvaardbaar gezien de huidige wetsbepalingen en gevormde jurisprudentie.
Aan het eind van punt 3.2. van de raadsbrief zeggen b. en w. dat de onderlinge per
soonlijke relatie geen rol speelt bij de beoordeling van een samenlevingsverband. Ook dit is
niet juist. De onderlinge persoonlijke relatie dient als mede bepalend te worden aangemerkt.
Wat de woningdelers betreft het volgende. Deze maatregel is op zich binnen het kader
van de ABW wel aanvaardbaar. De ABW stoelt namelijk op het individualiseringsprincipe.
Dat met deze maatregel in meer of mindere mate wordt teruggekomen op het "all-in principe"
van de bijstandsnormen zegt nog niet dat de maatregel op zich principieel onjuist is, gezien
dat individualiseringsprincipe. De vraag laat zich zelfs stellen of de "all-in systematiek"
- dat wil zeggen: ieder redt zich er maar mee - niet enigszins haaks staat op de grondge
dachte van de ABWDe verdergaande individualisering vereist ook verdergaande informatie
naar de omstandigheden van de persoon. Dit aan te merken als een verdergaande inbreuk op
de privacy van de burgers gaat mijns inziens te ver. De opmerking over rechtsongelijkheid
daarentegen is mijns inziens juist, gezien het verschil in huurprijzen in den lande voor ka
merbewoners en het gelijke aanpassingsbedrag waarmee in de regeling wordt gewerkt.
Tenslotte. Er gaan stemmen op om woningbouwcorporaties onder druk te zetten woning
delers in de gelegenheid te stellen individuele kamerhuurcontracten af te sluiten. Cliënten
van de Gemeentelijke Sociale Dienst zouden op ontwijkingsmogelijkheden gewezen moeten
worden. Beide gedachten wijs ik af. De gemeente mag haar invloed niet aanwenden noch
voorlichting geven om de regeling te ontduiken.
Ik zal dit raadsvoorstel niet voor kennisgeving kunnen aannemen. Het houdt geen reke
ning met de door de jurisprudentie van de Kroon opgebouwde regels. B. en w. moeten hun
huiswerk maar overdoen.
De heer Burg: Bij de behandeling van het voorliggende raadsvoorstel met betrekking
tot woningdelers en economische eenheden, als aanvulling op de kortgeleden behandelde Be
leidsnotitie Gemeentelijke Sociale Dienst Leeuwarden, wil ik graag een aantal kanttekeningen
plaatsen ten aanzien van zaken waarover de VVD-fractie duidelijk een ander standpunt in
neemt dan het college.
43
Wanneer ik over bepaalde in deze raadsbrief genoemde zaken niets zeg, dan houdt dat
nog niet in dat de gehele fractie het daar onverdeeld mee eens is. Daarvoor ligt de materie
te gevoelig en wordt daar, naar ik denk in onze gehele maatschappij, te verschillend over
gedacht
Het raadsvoorstel wil niets meer maar ook niets minder dan het standpunt weergeven
van het college over deze materie. Het college verzoekt ons het raadsvoorstel voor kennis
geving aan te nemen. Voorop willen wij stellen dat voor ons het voornaamste gegeven is in
de raadsbrief het standpunt van het college dat er langs democratische weg in de Kamer een
besluit is genomen ter zake de woningdelersregeling. De regeling is ingevoerd en wij zijn
gehouden die uit te voeren. Het is het goed recht van het college bezwaren tegen de rege
ling te hebben. Het duidelijk maken van de bezwaren van de diverse gemeenten via de Ver
eniging van Nederlandse Gemeenten (VNGis naar onze mening ook de juiste weg. Wij zijn
het eens met het raadsvoorstel.
Het is waar dat de uitkeringsgerechtigden - ik wijs dan even op de brief van het plat
form van belangengroepen uitkeringsgerechtigden - gediend zijn met een zo eenvoudig mo
gelijke regelgeving en een zo duidelijk mogelijke voorlichting hierover. Het is geen goede
zaak dat velen door de bomen het bos niet meer zien. Wij willen dan ook graag het belang
onderstrepen van een op de laatste pagina van de raadsbrief genoemde opdracht aan de di
rectie van de Gemeentelijke Sociale Dienst (GSD) om de knelpunten, die zich bij de uitvoe
ring van de woningdelersregeling voordoen, zo spoedig mogelijk te signaleren en te inventa
riseren. Ik neem aan dat die knelpunten in een later stadium in de Commissie voor de GSD
zullen worden besproken.
Wij kunnen ons in grote lijnen wel vinden in de raadsbrief daar waar het gaat over de
verscheidenheid in samenlevingsvormen. De conclusie wordt dienaangaande getrokken dat
een ieder in zijn waarde als individu beoordeeld dient te worden, met de vrijheid om zijn of
haar leven naar eigen keus in te richten naar - en daar komt de conclusie van b. en w. uit
eindelijk ook op neer - de regels van onze democratie. Daartoe moet men goed op de hoogte
zijn van deze regels. Wij vinden het dan ook een goede zaak dat wat dat betreft bij het
nieuwe vragenformulier voor deze regeling een begeleidend schrijven van de GSD wordt ge
voegd. Naar onze smaak was een zakelijker karakter van dit schrijven, zonder een stelling-
name ten overstaan van de cliënten, op zijn plaats geweest.
Ik kom hiermee bij pagina 8 van de raadsbrief. In het begin van mijn verhaal heb ik ge
zegd dat ik een aantal kanttekeningen wil plaatsen ten aanzien van zaken waar wij het niet
mee eens zijn. Het eerste bezwaar van b. en w. tegen de maatregelen is dat zij die onjuist
vinden. Ik ben benieuwd of alle wethouders daar achter staan, maar misschien horen wij dat
nog. Over het waarom b. en w. dat vinden is in de commissie al uitgebreid gediscussieerd.
Ik zal die discussie niet herhalen. Ik noem alleen de punten waarmee wij het niet eens zijn.
Wij vinden de maatregelen in principe niet onjuist.
Als tweede bezwaar zeggen b. en w. dat de maatregelen een verdergaande inbreuk bete
kenen op de privacy van de burgers. Wij vinden dienaangaande dat iemand die een uitkering
geniet best, ter beoordeling van de feitelijke situatie, wat persoonlijke gegevens mag venti
leren. Het gaat meestal om gegevens die men ook voor de belastingaangifte of aan de be
drijfsvereniging, het ziekenfonds of de verzekering moet opgeven. Tenslotte praten wij over
door ons allen opgebracht belastinggeld. Wij vinden dat de manier waarop de GSD de zaak
aanpakt geen inbreuk is op de privacy. Dit bezwaar onderschrijven wij dan ook niet.
Van het volgende bezwaar heb ik al gezegd dat ook wij vereenvoudiging in de regelge
ving zouden toejuichen. Wij vinden dat daar blijvend bij de betreffende Kamercommissie op
moet worden aangedrongen.
Het college noemt als volgend bezwaar dat de maatregelen uitnodigen tot een creatieve
wetsuitleg. Wanneer het college dat ziet als een bezwaar, dan vragen wij ons af waarom b.
en w. dan toestemming geven aan de directeur van de GSD om in de al genoemde brief aan
de uitkeringsgerechtigden onder anderen te verwijzen naar een boekwerkje dat aanzet tot
een creatieve wetsuitleg. Een en ander hoort, met de al genoemde stellingname over de prin
cipiële bezwaren, volgens ons in deze brief niet thuis.
Of de maatregelen het beoogde resultaat zullen opleveren is dacht ik niet aan ons ter
beoordeling. Het beleid op dit terrein wordt hier niet bepaald. De resultaten van dit beleid
zullen dan ook elders beoordeeld of veroordeeld dienen te worden.
Tenslotte geloof ik niet dat een korting van f. 155,voor inwonende meerderjarige of
verdienende kinderen de belangrijkste reden zou zijn om zelfstandig te gaan wonen. De las
ten aan huur, gas, water en elektriciteit per maand bedragen immers een veelvoud van ge-
den™ d bedrag' Een en ander zal hooguit een reden zijn waarmee rekening gehouden zal wor-
Samenvattend. Wij kunnen het in grote lijnen wel eens zijn met de feitelijke criteria. Wij
nebben echter bezwaar tegen de genoemde bezwaren van het college. Wel kunnen wij ons
verenigen met het naar wettelijke normen uitvoeren van de regeling, getoetst aan de bij de
dienst beschikbare gegevens van de cliënten. Wij vinden bovendien dat bij het geringste
vermoeden van een onjuiste opgave of bewuste ontduiking, waarmee ten onrechte een uitke-