Ik wil ook een kanttekening plaatsen bij de opleiding voor bestuursambtenaren. Uit de
politieke besluitvorming op landelijk - waaronder de vaste onderwijscommissie in de Tweede
Kamer - provinciaal en gemeentelijk niveau blijkt dat algemeen het gevoelen is dat in het
raam van de beraadslagingen in het kader van het Integraal Structuurplan Noorden des
Lands (ISP) hoger onderwijs en, in eerste instantie, een algemene faculteit waren toebe
deeld. Met name golden daarbij twee uitgangspunten. In de eerste plaats het bieden van
hoogwaardige werkgelegenheid. In de tweede plaats het bieden van een onderwijsvoorzie
ning, waardoor grotere aantallen studenten aan het onderwijs in Friesland deel konden ne
men
Lr is wat onduidelijkheid over de vraag hoe het convenant-Deetman over het hbo wordt
ingevuld. Die invulling staat nog niet vast, omdat de clustering op zich zelf nog tot stand
moet komen. Wij willen hierbij wel de kanttekening plaatsen - ik zal dat straks in een motie
verwoorden - dat de opleiding voor bestuursambtenaren een zeer speciale plaats moet krij
gen binnen de clustering van hbo-instellingenmede gelet op de bedoeling van de moties-
Faber die in de richting gingen van het realiseren van universitair, wetenschappelijk, on
derwijs in Friesland. Daarom staan wij er ook op dat er in de gesprekken met de provincie
en de minister over de invulling van genoemd convenant gestreefd wordt naar een aparte en
herkenbare opleiding binnen de clustering van hbo-instellingenDe motie luidt als volgt.
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 24
juni 1985,
overwegende dat:
- als onderdeel van het convenant over het hoger onderwijs de
stichting van een hbo-opleiding voor bestuursambtenaren is toe
gezegd;
- recht gedaan moet worden aan de bedoeling om op wetenschappe
lijk verantwoorde wijze tot stichting van deze nieuwe opleiding te
komen
spreekt uit dat:
- de nieuw te vormen hogere opleiding van openbaar bestuur een
nieuw en herkenbaar onderdeel dient te zijn van een zo breed
mogelijke clustering van hbo-instellingen
- deze nieuwe opleiding binnen die clustering een herkenbare sec
tor dient te zijn."
De motie is mede-ondertekend door onze fractievoorzitter, de heer Sijbesma. (De Voorzitter:
De motie is voldoende ondersteund en maakt deel uit van de beraadslagingen.)
Over de Akademie voor Beeldend Kunstonderwijs (ABK) het volgende. In de raadsbrief
wordt gesproken over een complicatie, omdat de ABK uitsluitend avondonderwijs verzorgt en
de beide andere kunstopleidingen uitsluitend dagonderwijs kennen. Een van de voordelen,
die de heer Stoelinga zelf ook aandraagt, van een multisectorale clustering is dat daarbinnen
gekomen kan worden tot een nieuwe opleiding die sectoroverstijgend is. Bij de behandeling
van de raamnota Onderwijsbeleid is besloten - de wethouder heeft dienaangaande in de com
missie een toezegging gedaan - dat wij de aanvraag voor een dagopleiding naast de avondop
leiding weer in zouden dienen. Het gaat dus om een uitbreiding van het onderwijs op het
terrein van de kunst. Er is eerst gezegd dat wij daarmee moesten wachten totdat de nieuwe
Wet op het hbo van kracht zou worden. Ik wil het college vragen om de nodige initiatieven
te ontwikkelen om het hbo ook in die richting te versterken. Met name wil ik de aandacht
vragen voor het tijdschema. Ik heb begrepen dat, wil een en ander ingevuld worden per één
augustus 1986, dan de aanvraag klaar zal moeten liggen. Bovendien zal er voorwerk ver
richt moeten worden, waarbij ik denk aan een onderzoek welke studenten aan die opleiding
willen deelnemen in deze provincie en een onderzoek naar het aantrekken van kader binnen
die sector. De resultaten daarvan zullen bij genoemde aanvraag gevoegd moeten worden om
die te onderbouwen en plannen te ontwikkelen. Ik heb ook begrepen dat een dergelijke aan
vraag voor één februari 1986 ingediend moet worden bij de minister. Ik wil graag een toe
zegging van de wethouder/het college dat een en ander bevorderd wordt.
Dit zijn mijn opmerkingen, mijnheer de voorzitter.
De heer De Beer: Alvorens iets te zeggen over de voorliggende raadsbrief met betrek
king tot de intentieverklaring inzake de vorming van een multisectorale instelling voor hbo
in Leeuwarden, wil ik toch nog even terugkomen op de vergadering van de Commissie voor
het Onderwijs waarin deze zaak ook is behandeld. Tijdens die vergadering bleek dat wij niet
alle informatie hadden die wij wel zouden moeten hebben. Ik vond dat erg vervelend, omdat
wij toen met feiten en op- en aanmerkingen werden geconfronteerd die wij op dat moment
niet konden verwerken. Ik wil graag de toezegging van de wethouder dat in de toekomst een
dergelijke onaangename toestand wordt voorkomen.
Onze fractie gaat akkoord met het besluit zoals dat geformuleerd is. Tijdens de commis
sievergadering zijn de op- en aanmerkingen van de medezeggenschapsraden van onder an
7
dere de Pedagogische Akademie voor het Basisonderwijs (PABO) en de Muziekpedagogische
Akademie (MPA) duidelijk naar voren gekomen. De wethouder heeft toen de toezegging ge
daan dat die op- en aanmerkingen bij de verdere bespreking meegenomen zullen worden. Wij
hopen dat hieraan alle aandacht zal worden besteed.
Ik heb in de commissievergadering speciale aandacht gevraagd - ik doe dat ook nu
weer - voor de situatie van de studenten.
Onze fractie ondersteunt de motie die is ingediend door de heer Boelens van harte. Het
is een goede zaak om vanuit de raad hier nog een keer duidelijk aandacht aan te schenken.
De heer Siemonsma: Ik wil allereerst mijn waardering uitspreken voor het werk dat ver
richt is om te komen tot de voorstellen die nu ter tafel liggen. Daarbij wil ik de hoop uit
spreken dat uit de as van het wetenschappelijk onderwijs het hbo als een phoenix in het
Noorden omhoog mag schieten. Daar moet wel het nodige voor in beweging gezet worden,
gelet op de beleidsvoornemens van het kabinet ten aanzien van het wetenschappelijk onder
wijs en het hbo. De heer Bron heeft het mij met zijn uitgebreide betoog gemakkelijk ge
maakt. Ik kan mij daarbij aansluiten. Ik zal mij beperken tot een paar punten die onduidelijk
zijn.
Uit het besluit dat bij de raadsbrief behoort wordt niet duidelijk waarmee wij moeten in
stemmen. Het kan daarbij gaan om het streven naar een multisectorale instelling in de vorm
van een intentieverklaring, zonder akte of overeenkomst zoals opgesteld door de heer Stoe
linga. Het kan ook alleen om de akte gaan, maar ook om de akte en de overeenkomst. Mijn
vraag is wat moet worden verstaan onder het gestelde in de punten 1 en 2 van het besluit.
Op grond van de begeleidende brief van de heer Stoelinga heb ik do indruk dat met het on
der punt 1 van het besluit gestelde de akte moet worden verstaan en met het onder punt 2
van dat besluit gestelde de overeenkomst. Uit de brief van de heer Stoelinga blijkt dat voor
één juli ingestemd moet worden met de akte en voor één november met de overeenkomst. Ge
let op de, zoals ook de heer De Beer heeft opgemerkt, bijzonder gebrekkige procedure van
voorbereiding van deze voorstellen - de tijdsdruk zal daar ook wel mee schuldig aan zijn -
zijn wij van mening dat vanavond hooguit met de akte ingestemd kan worden.
Ik verzoek het college dan ook punt 2 van het besluit terug te nemen in het geval dat
slaat op de overeenkomst. De redactie van dit tweede lid geeft daar ook alle aanleiding toe,
vanwege een dubbelzinnige formulering. Uit niets blijkt waar "onder nader te stellen voor
waarden" op slaat. Een en ander zou betrekking kunnen hebben op de voorwaarden die de
heer Stoelinga of de stuurgroep gaat stellen. In de commissie werd mij dat desgevraagd beves
tigd. In dat geval zal de raad nu een blanco cheque afgeven. En dat vind ik niet terecht. Je
zou punt 2 van het besluit ook in die zin kunnen lezen dat bedoelde voorwaarden nog door
ons gesteld moeten worden. Bij die interpretatie is het onjuist om nu ook al in te stemmen
met de overeenkomst, omdat voorwaarden nu juist in die overeenkomst zouden moeten wor
den vastgelegd. Daarbij is natuurlijk ook van belang hetgeen de medezeggenschapsraden in
hun reacties op de voorstellen als voorwaarde hebben geformuleerd.
De wethouder heeft weliswaar een paar toezeggingen gedaan, maar wij kunnen de dis
cussie in de commissievergadering niet zodanig kwalificeren dat die voldoende basis biedt om
al of niet een beslissing te nemen over de overeenkomst. Ik vind een en ander onvoldoende
om in te stemmen met de overeenkomst zoals die is voorgelegd. De commissie heeft zich daar
over onvoldoende een oordeel kunnen vormen en onvoldoende met de wethouder kunnen dis
cussiëren. Ik stel dan ook voor dat de raad zich voor één november nog eens zal buigen
over de voorgestelde overeenkomst.
De heer De Vries (weth.): Ik constateer dat alle sprekers zich in positieve zin hebben
uitgelaten over het voorliggende voorstel met betrekking tot de intentieverklaring inzake de
vorming van een multisectorale instelling voor hbo in Leeuwarden. De herstructurering van
het hbo is met een sneltreinvaart op ons afgekomen en moet nu leiden tot het ontstaan van
een multisectorale cluster in Friesland. Wij hebben een tijd gehad dat wij in de harde en de
zachte sector met elkander overlegden. Maar naarmate de problemen van zowel de ene als de
andere kant telkens opnieuw in de richting wezen dat men toch op een bepaald moment op
één punt moest uitkomen, is op een gegeven ogenblik de gedachte ontstaan - men is ook ge
zamenlijk in die richting gaan denken - over één multisectoraal instituut voor hbo.
De heer Bron heeft gezegd dat het aan de ene kant bij de minister gaat om een sterke
bezuiniging in de sector onderwijs, maar dat er aan de andere kant een aantal voordelen zijn
die de moeite van het proberen waard zijn om de clustering in Friesland tot stand te bren
gen.
Natuurlijk is het zo dat wij vanavond niets anders doen dan het nemen van een princi
pe-beslissing. Wij spreken alleen de intentie uit dat wij bereid zijn te werken in de richting
van één multisectoraal hbo-instituut in Friesland. De invulling daarvan en alles wat daarmee
annex is zal op kortere of langere termijn opnieuw in de raad - in ieder geval voor één no
vember a.s. - ter sprake komen. Vandaar ook dat ik er eigenlijk niet zoveel behoefte aan heb
om met de heer Siemonsma op de vuist te gaan ten aanzien van de wijze waarop het besluit is