16
woord gebruiken - bedoelingen. Wij mogen ons hierbij wel realiseren dat wij ook nog te ma
ken hebben met een beduidend stuk werkgelegenheid en dat het wellicht in de lijn ligt van
de vakorganisaties om hierin het voortouw te nemen. Ik moet u zeggen dat ik in mijn vorige
gemeente al de situatie heb meegemaakt dat er grote conflicten ontstonden rondom de werk
gelegenheid, die op de tocht dreigde te raken toen exportvergunningen voor een tweetal
schepen dat meer onder dan boven water vaart niet werden afgegeven. Dat heeft tot bijzon
der heftige tonelen aanleiding gegeven tussen mensen die politiek gezien eigenlijk toch wel
dezelfde intentie hadden.
Ik stap over naar het betoog van mevrouw Vlietstra, die nog eens heeft onderlijnd dat
men niet altijd terughoudend hoeft te zijn bij het doen van uitspraken. De relatie met het
gemeentebelang behoeft er niet te zijn, er kan ook aanleiding toe zijn om andere uitspraken
te doen waarin een gevoelen tot uitdrukking wordt gebracht. Ik wil dat niet ontkennen. Ik
denk alleen dat zich dat tot uitzonderingen zal beperken. Er zijn eigenlijk drie lijnen te on
derscheiden. In de eerste plaats daar waar het gaat om het regelen van zaken die primair
zijn voorbehouden aan hogere overhedendus aan het parlementDat is een kwestie van
"hands off" voor een gemeenteraad. In de tweede plaats het doen van uitspraken over zaken
die er nog niet zijn. Ik denk aan plaatsing van kernwapens, een voorbeeld dat erg actueel
is. Daarover kan een raad volstrekt legitiem uitspreken dat men, wanneer zoiets zou dreigen
te gebeuren, gebruik zal maken van alle mogelijkheden om dat tegen te gaan. Er is al geduid
op regelingen in het kader van de ruimtelijke ordening. Of dat scoort is een tweede, maar
de raad heeft het volste recht om dan te zeggen: Wij zullen dat en dat en dat ondernemen om
deze plaatsing tegen te gaan, omdat wij geen kernwapens op ons terrein wensen. Veel
zachtaardiger voorbeeld is de opslag van kernafval, dat recentelijk in discussie is geweest.
Dat is eigenlijk precies hetzelfde. Het is nog niet concreet, maar er kunnen al wel uitspra
ken worden gedaan. In de derde plaats zijn er zaken van meer algemeen belang, ver uit
gaande boven datgene waarmee men lokaal en misschien zelfs nationaal bezig is. Daarover
kan natuurlijk best een gevoelen tot uitdrukking worden gebracht. Wellicht zit men dan iets
in het randgebied van het gemeentelijk doen en laten, maar het komt mij voor dat het er nog
net binnen zou kunnen liggen. Dat hangt een beetje van het geval af.
Over de jumelage heb ik al gesproken. Mevrouw Vlietstra wijst in dit verband naar de
provincie Friesland. Ik heb daar al eens geïnformeerd, maar ik heb begrepen dat men daar
tot dusver ook geen respons heeft gekregen.
Met betrekking tot de subsidiemogelijkheden onderlijnt mevrouw Vlietstra datgene wat
hierover in het preadvies staat. Zij pleit wel voor een apart fonds. Het antwoord aan de
heer Duijvendak zal ook haar op dat punt enige genoegdoening geven.
Mevrouw Vlietstra vraagt het college regelmatig in overleg te treden met vredesgroepen.
Ik zou willen zeggen: Voor zover daartoe aanleiding bestaat en dan moeten wij het er wel
eerst over eens zijn wat vredesgroepen zijn. Dat is natuurlijk wel iets wat een stuk inter
pretatie met zich meebrengt. De een zal een groep erg belangrijk en misschien zelfs vol
strekt exclusief vindenterwijl de ander ook nog een groep weet die weer door een andere
partij van de hand wordt gewezen. En zo gaan wij dan zigzaggend voort. Ik zie dat allemaal
nog niet zo helder liggen, maar er is altijd de gemeenteraad die tijdig zal weten te corrige
ren wanneer het college al te bescheiden zou zijn.
De heer Buurman prijst het college om de evenwichtige en gedegen toonzetting van het
preadvies. Ik wil hem wederkerig prijzen voor zijn principieel en gedegen betoog, waarin hij
zijn visie nog eens vanuit zijn achtergrond heeft verwoord, maar waarbij ik mij ontslagen
meen te mogen voelen om daarop in detail in te gaan.
De heer De Beer wijst nog eens op de positie van dienstweigeraars die niet een gunsti
ger startpunt moeten verkrijgen ten opzichte van dienstplichtigen. Dat vindt u ook in het
preadvies terug. Daar staat tegenover dat wij verschillende malen in verschillende situaties
dienstweigeraars hebben ingeschakeld. Ik vind ook dat de overheid, wanneer aan de ene
kant wordt erkend dat er een mogelijkheid moet zijn voor vervangende activiteiten in plaats
van dienstplicht, die mogelijkheden mee moet zoeken en moet proberen die te creëren. Dat
dat niet mag leiden tot een bevoordeling van de ene groep boven de andere groep is een
zaak die duidelijk is en dat vindt u ook in het preadvies terug.
De heer De Beer zegt dat het vredesonderwijs ruimer is dan bewapening en dan de vraag
stukken van kruisraketten. Het raakt de internationale verhoudingen, het raakt de wijze
waarop je als mensen in een mondiale samenleving met elkaar omgaat. Mevrouw De Jong heeft
daar met nadruk over gesproken toen zij zei dat wij er al met al met elkaar nog niks van
hebben gemaakt en dat wij nog altijd verkeren in een wereld die hongert. Mijns inziens moet
in die context worden geprobeerd het vredesonderwijs vorm te geven, in die zin dat men
bewust gemaakt moet worden van de betrekkelijkheid van de wereld waarin men verblijft en
van de schrille tegenstellingen die zich daarin voordoen van ongelijkheid, van bewapening,
van schending van mensenrechten, van onvrijheid en wat dies meer zij. De heer De Beer
vraagt zich af wat het politieke doel van het vredesonderwijs is. Daarop kan ik hem ant
woorden: een zo optimaal mogelijk onderwijs geven. Daarover kunnen wij echter nog met el
kaar spreken als de onderwijsnota aan de orde is.
Mevrouw De Jong zegt dat het lang heeft geduurd voordat het preadvies ter tafel is ge
komen. Dat is juist, wij hebben daarover ook al in de commissie gesproken. De laatste toe
zegging was dat er voor de zomervakantie een preadvies zou liggen en die toezegging is ge
stand gedaan.
Wenst iemand in tweede termijn het woord?
De heer Duijvendak: Wat ons betreft is de inzet bij dit debat de erkenning van lokale
vredespolitiek als normaal onderdeel van het gemeentelijk beleid, van de gemeentelijke be
groting en van de contacten die het gemeentebestuur heeft met groepen in de Leeuwarder
samenleving. Met andere woorden: een regulier onderdeel van de lokale politiek. Het gaat
ons er om dat er vandaag een start wordt gemaakt met het vastleggen van een aantal zaken
en die de komende jaren uitbouwen.
Door een aantal mensen en ook in de raadsbrief is terecht geconstateerd dat de gemeen
te formeel gezien maar beperkte bevoegdheden heeft. Deze problematiek is echter zo belang
rijk dat het desalniettemin volgens ons goed is dat de raad zich daarin mengt door middel
van algemene uitspraken, ook over zaken voorzover die niet heel direct de Leeuwarder huis
houding raken - indirect is dat natuurlijk altijd het geval -, omdat als er iets fout mocht
gaan ook Leeuwarden daarbij betrokken is. Wij vinden dus wel degelijk dat algemene uit
spraken door deze raad moeten kunnen worden gedaan. Dat betekent ook dat de PAL-fractie
van mening is dat het landelijk beleid, dat wij ten stelligste afkeuren, zoveel mogelijk door
kruist moet worden met alle legale middelen die de gemeente daarvoor heeft. Het betekent
ook dat b. en w. zelf met initiatieven moeten komen naar de raad toe. Net zoals op andere
gebieden hebben b. en w. ook op dit gebied een normale beleidsvoorbereidende taak. Wij zijn
het dan ook niet eens met de conclusies van b. en w. aan het eind van het preadvies, waarin
wordt voorgesteld aan het Leeuwarder Vredesoverleg mee te delen dat er maar twee zaken
kunnen worden gedaan: 1. algemene uitspraken doen over vrede en veiligheid die een rela
tie hebben met de Leeuwarder huishouding; 2. de mogelijkheid van invoering van een afzon
derlijk vak vredesonderwijs nader onderzoeken. Wij willen niet dat een brief met een derge
lijke inhoud aan het Leeuwarder Vredesoverleg wordt verstuurd en wij hopen dat de PvdA-
fractie ons daarin steunt. Wij vinden namelijk dat er wel degelijk over andere zaken in deze
raad kan worden gesproken. Wat dat betreft vind ik het dan ook een prima zaak dat ver
schillende fracties in eerste instantie een algemeen verhaal hebben gehouden over de wijze
waarop zij aankijken tegen de problematiek van oorlog en vrede. Het zal duidelijk zijn dat
onze fractie het absoluut niet eens is met de bijdrage van de fractie van GPV/RPF/SGP. maar
desondanks vind ik het terecht dat er ook van die kant naar voren wordt gebracht hoe men
erover denkt, net zoals wij met onze bijdrage hebben geprobeerd duidelijk te maken wat wel
en niet "normaal" zou zijn.
Voordat ik inga op datgene wat door het GPV/RPF/SGP en de VVD naar voren is ge
bracht één opmerking naar de kant van de PvdA. Ik ben het geheel eens met het betoog van
mevrouw Vlietstra en ik wil haar alleen maar zeggen dat het mij verheugt dat wij over deze
problematiek overeenstemming hebben. Ik heb op geen enkele manier willen suggereren dat
ik namens de PvdA heb gesproken. Wat ik gezegd heb is dat ik geconstateerd heb dat de
vertegenwoordigers van PAL en PvdA op een aantal punten hetzelfde standpunt in de com -
missie hebben ingenomen. Die punten heb ik genoemd en daar heb ik een aantal vragen bii
gesteld. Ik heb tevens gesteld dat PAL nog een aantal andere punten onder de gemeentelijke
vredespolitiek wil laten vallen en dat tot mijn spijt de PvdA daar in die commissievergade
ring en ook vandaag in de raad niet aan wil. Ik heb echter ook de punten naar voren ge
bracht waarover wel overeenstemming bestaat tussen PAL en PvdA.
Dan naar het GPV/RPF/SGP en de VVD. De partijen die in de Tweede Kamer een Stap
horster meerderheid vormen kunnen zich in de reactie van b. en w. goed vinden. Dat blijkt
uit de commentaren. De partijen die zich verwant voelen met het Leeuwarder Vredesoverleg
- de PvdA en PAL - zijn zeer ontevreden en teleurgesteld - dit laatste woord werd door me
vrouw Vlietstra gebruikt - over de reactie van b. en w. Ik denk dat dat ook te maken heeft
met de inhoud en de wijze waarop b. en w. zijn omgesprongen met de suggesties die door het
LVO zijn aangedragen. Voordat er misverstanden ontstaan twee opmerkingen vooraf. In de
eerste plaats is het zo dat ook wij de bewapening in Oost-Europa waarover de heer Buurman
heeft gesproken, die overbodig is en volstrekt uit de hand is gelopen net zoals in het Wes
ten, natuurlijk afwijzen. Daarover zijn wij het in ieder geval eens. Een tweede opmerking is
dat de burgemeester suggereert dat ik zou hebben gezegd dat ons militaire apparaat offen
sieve bedoelingen zou hebben. Dat heb ik niet gezegd. Ik denk wel degelijk dat de meeste
militairen en ook de meeste politici defensieve bedoelingen hebben. Het probleem is alleen
dat de militaire strategie in een steeds offensievere richting verschuift. Wat ik heb willen
proberen te betogen is dat er sprake is van een offensieve strategie, dat dat gevaarlijk is
en dat mensen zich dat meer en meer zouden moeten realiseren. Ik denk ook dat het GPV/
RPF/SGP en de VVD onrustig worden van het feit dat steeds meer mensen - dat blijkt ook uit
de groei van de vredesbeweging - niet meer geloven in het fabeltje van de afschrikking en
dat mensen zien dat de schijnbare eenstemmigheid die in het verleden over de Nederlandse