6
want in een vrij groot aantal grote plaatsen ziet men op het ogenblik dezelfde activiteiten
ontstaan of worden deze activiteiten al uitgevoerd. Onze commissie vond dat het niet nodig
was dat Leeuwarden wat dit betreft in de laatste schuit ging zitten.
De heer Timmermans heeft gezegd: Dit is een nieuwe activiteit, wij moeten dit eerst be
kijken en niet beginnen met direct op alle nieuwe dingen in te gaan. Wij moeten eerst rustig
afwachten wat dit kan worden en in welke vorm dit zich kan kristalliseren en dan pas be
sluiten tot het geven van een subsidie, aldus de heer Timmermans. Op zichzelf verstandige
woorden. De commissie is echter iets langer met deze zaak bezig geweest dan de raadsleden.
Bij de commissie is de overtuiging gegroeid dat dit wel een vorm is die zich voldoende heeft
uitgekristalliseerd en die wij zouden aborteren, als ik dat woord mag gebruiken, wanneer de
gemeente nu niet met een subsidie over de brug zou komen.
Er is herhaaldelijk gezegd dat de Stichting Danswerkplaats wel bij het Kreativiteitscen-
trum zou kunnen worden ondergebracht. Ik ben er zo langzamerhand van overtuigd geraakt
dat dat heel moeilijk gaat. Wat het Kreativiteitscentrum doet is duidelijk iets anders, ik had
bijna gezegd principieel iets anders. Het Kreativiteitscentrum doet op dit gebied bijvoor
beeld aan jazzballet en aerobic dance, iets wat je op de dansvloer uitleeft. Deze vorm van
creativiteit wordt echter niet door de Stichting Danswerkplaats nagestreefd. De activiteiten
van de Stichting Danswerkplaats betreffen het beoefenen van dansexpressieWij hebben ge
zien dat de stichting dit met groot succes doet. Men heeft een uitstekende kritiek gekregen
in het kader van het in het voorjaar gehouden Fries Festival en men is echt goed op weg om
iets te bereiken.
Er is gezegd dat toch niet kan worden voorbijgegaan aan een begrotingstechnische toet
sing van een dergelijke subsidie-aanvraag. Wat dit betreft zit een Arob-commissie voor een
moeilijkheid. Van een Arob-commissie kan niet worden verwacht dat die de begroting van de
gemeente uitpluist en daarna aangeeft waar nog ruimte is. Deze commissie bevindt zich wat
dat betreft in goed gezelschap, want ook de afdeling Rechtspraak van de Raad van State
doet dat niet, wanneer zij een beslissing neemt die financiële consequenties heeft voor de
gemeente of de provincie. Die maakt gewoon uit wat naar haar mening juist is. Het is dan
aan de gemeente of de provincie om te zoeken naar wegen waarlangs een en ander financieel
kan worden verwezenlijkt. Bovendien is het zo dat er vrijwel in iedere raadsvergadering be
grotingswijzigingen de revue passeren. Ik kan mij haast niet voorstellen dat nu plotseling
moet worden gestruikeld over een paar subsidies van zo'n f. 18.000,— terwijl wijzigingen
van miljoenen vaak met een hamerslag worden afgehandeld. (De Voorzitter: Dan gaat het om
verlagingen van posten!)
Er is gesproken over de Kunstnota. Deze nota is nog niet door de raad behandeld en
verschillende raadsleden zeggen dat de commissie zich er daarom niet op kan beroepen. Maar
heeft een Kunstnota pas enige autoriteit als die door de raad is vastgesteld? Mijns inziens
kan een dergelijke nota, ook al is die nog niet door de raad vastgesteld, inhoudelijk tot
steun zijn voor een bepaald voorstel. Dat is geen gebrek aan referentie tegenover de raad
van mijn kant, maar ik geloof toch niet dat de "zegen" van de raad zo almachtig is dat een
nota alleen maar enige betekenis krijgt wanneer die de raad gepasseerd is.
De heer Timmermans heeft gezegd dat de omvang van het bedrag helemaal niet wordt
verdedigd door de commissie. Ik heb zojuist al opgemerkt dat financiële zaken voor ons niet
zo eenvoudig zijn. Wij hebben wel over dezelfde stukken beschikt als waarover de raad be
schikt maar wij hebben slechts de conclusie getrokken dat de bedragen die worden ge
vraagd ons bepaald niet onredelijk voorkomen. Wij hebben in de zeer beknopte begroting die
het college ons ter beschikking heeft gesteld geen punten aangetroffen waarop kritiek kan
worden uitgeoefend. Omdat de commissie van mening is dat de activiteit voor subsidiëring in
aanmerking komt, is de conclusie dan ook dat het gevraagde bedrag moet worden verleend.
De heer Buurman heeft opgemerkt dat de commissie de bewijslast eigenlijk heeft omge
draaid. De commissie heeft zich op het standpunt gesteld dat b. en w. er niet in zijn ge
slaagd aan te tonen dat de wens van b. en w. om de Stichting Danswerkplaats onder te bren
gen bij het Kreativiteitscentrum wel juist was. Dus zou de stichting als een aparte voorzie
ning moeten worden erkend. De commissie heeft er nooit iets van vernomen dat deze activi
teiten wel door het Kreativiteitscentrum kunnen worden verricht. Daarom meent de commis
sie van haar kant te mogen zeggen: B. en w., u hebt op geen enkele wijze aan ons duidelijk
kunnen maken dat de activiteiten van de Stichting Danswerkplaats bij het Kreativiteitscen
trum moeten worden ondergebracht. Integendeel, wij stuiten op aanwijzingen dat dit niet
kan. Dat zo zijnde komen wij tot de conclusie dat het om activiteiten gaat die apart voor
subsidiëring in aanmerking komen.
Dat elke nieuwe vorm of elke nieuwe ontwikkeling door ons zou worden toegejuicht, in
die zin dat wij daarvoor een subsidie zouden willen geven is natuurlijk niet waar. Ik geloof
ook niet dat deze opmerking van de heer Buurman zo sterk bedoeld is. Wij gaan echt wel se
lectief te werk.
De heer Buurman vraagt zich af waarop wij ons oordeel baseren. Dat staat in onze voor
stellen. Ik heb nog geprobeerd duidelijk te maken dat deze activiteiten niet alleen in onze
provincie worden uitgevoerd maar ook in andere provincies tot een erkende vorm van cul
7
tuurbeoefening worden gerekend. Ik heb reeds de gunstige kritieken aangehaald die in de
kranten over het werk van de Stichting Danswerkplaats zijn verschenen. Veel meer kunnen
wij daarvan ook niet zeggen. Het is een kwestie van waardering: wat vindt men belangrijk
en wat vindt men niet belangrijk.
De heer Sijbesma heeft zich ook tegen ons voorstel verklaard. Ook hij heeft verwezen
naar het Kreativiteitscentrum en het financiële argument nog eens naar voren gebracht.
Over beide punten heb ik reeds gesproken. Ook de Kunstnota is nog weer eens door de
heer Sijbesma te berde gebracht. Ik heb zojuist al gezegd dat ik toch wel enige autoriteit
toeken aan een Kunstnota, ook al is die niet door de raad behandeld.
De heer Duijvendak heeft naar onze mening terecht gezegd dat er naar moet worden ge
keken wat het werk van de Stichting Danswerkplaats waard is. Als er tegen zoiets niet wat
geld wordt aangegooid - zo zal de heer Duijvendak het hebben bedoeld -, dan krijgt zo'n
stichting ook geen kans om te laten zien wat zij waard is. Uiteraard moet men deze zaak wel
volgen, maar men moet niet beginnen met de hand op de pong te houden.
De heer Timmermans: In navolging van de heer Duijvendak stelt de heer Rommerts dat
er niet moet worden begonnen met het afwijzen van subsidie, maar dat er eerst moet worden
gekeken wat het werk van de stichting waard is. Vervolgens wordt mij in de schoenen ge
schoven dat ik zou hebben gezegd dat wij maar rustig moeten afwachten en over een paar
jaar maar eens moeten zien wat er is overgebleven van deze nieuwe activiteit. Dat heb ik he
lemaal niet gezegd. Ik heb gezegd dat de activiteit als zodanig door de raad en door b. en w.
positief wordt ervaren. Nu is de vraag wat er verder moet gebeuren. Naar mijn mening moet
worden getracht deze als positief gewaardeerde activiteit onder te brengen bij een door de
gemeente gesubsidieerde instelling. Dit is dus geen passieve houding, op deze manier wordt
er wel degelijk gelijk iets gedaan met de behoefte die er is.
Met betrekking tot het niet toetsen van de bedragen door de commissie heeft de heer
Rommerts wel gelijk. De raad moet dat echter wel doen, vandaar dat ik dit punt naar voren
heb gebracht.
De heer Rommerts is van mening dat de raadsleden te weinig autoriteit hebben toege
kend aan de Kunstnota. Ik denk dat hij daarin wel gelijk heeft. Ik heb aangegeven dat er in
eerste instantie formeel sprake is van een wat merkwaardige stellingname. Het punt is even
wel dat in de Kunstnota zeer uitgebreid slechts datgene staat wat b. en w. ook in deze be
roepsprocedure naar voren hebben gebracht. Wat dat betreft bestrijd ik de stellingname van
de commissie dus wel.
Zoals ik al heb gezegd zal de meerderheid van onze fractie tegen dit advies stemmen.
De heer Buurman: De heer Rommerts is teruggekomen op mijn woorden dat de bewijslast
bij de stichting ligt. Het is toch zo dat de Stichting Danswerkplaats bezwaar heeft aangete
kend? Ik vind dat degene die bezwaar maakt de bewijslast moet leveren. In dit geval vind ik
dus dat de Stichting Danswerkplaats de bewijslast moet leveren waarom de activiteiten niet
bij het Kreativiteitscentrum kunnen worden ondergebracht
Voor het overige verklaar ik dat ik mij tegen dit voorstel zal keren.
De heer Duijvendak: Er is een paar keer gezegd - misschien heb ik het zelf wel zo ge
formuleerd in eerste instantie - dat de PAL-fractie grote waardering zou hebben voor het
werk van de Stichting Danswerkplaats. Dat is ook zo, maar het is natuurlijk niet interessant
voor deze raad om te weten of PAL daarvoor wel of geen waardering heeft. Interessant is de
vraag wat de gemeenteraad met nieuwe initiatieven doet op het moment dat er nog geen
Kunstnota is vastgesteld. Worden deze nieuwe initiatieven ondergebracht bij een bestaand
instituut of wordt het instituut dat deze initiatieven ontwikkelt de kans gegeven zich daar
naast te ontplooien. Die vraag is volgens mij vanavond relevant en niet of wij wel of geen
waardering hebben voor een bepaalde vorm van dansexpressie. Daarom hebben wij gezegd:
Laat die initiatieven op dit moment niet doodbloeden, maar ga die beslissing principieel aan
bij de behandeling van de Kunstnota. Om de woorden van de heer Rommerts te gebruiken:
Zorg ervoor dat de activiteiten niet voortijdig worden geaborteerd. Daarom vinden wij ook
dat de Stichting Danswerkplaats de subsidie moet ontvangen, hetgeen haar ook niet kan
worden ontzegd op grond van bestaande subsidieverordeningen. Vandaar dat wij voor het
besluit zijn om het bezwaarschrift gegrond te verklaren.
De heer Rommerts: Ik wil graag eerst een omissie goedmaken. Ik heb er behoefte aan
u, mijnheer de voorzitter, en wethouder Heere mijn waardering te betuigen voor het onder
houd dat ik met u en de wethouder over deze zaak heb gehad. Zoals u hebt kunnen lezen
komt in het advies van de commissie een nogal scherpe opmerking voor over de houding van
burgemeester en wethouders, die niet wilden voldoen aan ons verzoek deze zaak nog eens
opnieuw te bekijken. Er is mij toen door u beiden uitgelegd dat het college de politiek voert
zich zo weinig mogelijk te bemoeien met een zaak zolang deze onder onze commissie is. Ik
heb daarop gezegd dat dat mij een juist standpunt toelijkt, dat wij moeten waarderen. Had-