20 Motie II van de heren Van der Wal en Niemeijer wordt verworpen met 27 tegen 6 stem men. (Voor de motie stemmen de leden van de fracties van PAL, D'66 en GPV/RPF/SGP.) De Voorzitter: Aan de orde is de stemming over het voorstel van het college. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat van de fractie van het CDA de heer De Jong alsmede de leden van de fracties van VVD, PAL en D'66 wensen te worden geacht tegen te hebben gestemd. Punt 21 (bijlage nr. 318). De Voorzitter: Aan de orde is thans: Planning woningbouw en woningverbetering 1986- De heer Niemeijer: Aan de orde is de planning woningbouw en woningverbetering 1986- 1990. Ik wil op beide punten even ingaan. Planning voor nieuwbouw, met name de manier waarop de groeitaak verwerkt wordt in de planning van de woningbouw voor Leeuwarden, is al diverse keren onderwerp van discussie geweest binnen onze fractie. Volgens ons liepen wenselijkheden en werkelijkheden aardig door elkaar heen en waren verwachtingen dienaan gaande te hoog gespannen. Ik verwijs naar de discussie in 1982 over de Knelpuntennota Volkshuisvesting en de discussie in 1984 over de Nota Uitgangspunten Volkshuisvesting. Daarin werd voorzien in de groei van het aantal huishoudens, die aanleiding gaf tot een ge pland woningbouwprogramma van 1.227 woningen per jaar. De huidige notitie maakt eindelijk een duidelijker onderscheid tussen wenselijkheden en werkelijkheden. Wat wenselijkheden betreft wordt op dit moment een woonbehoefte geformuleerd van 875 woningen. Wat vermeende werkelijkheden betreft wordt een woningbouwprogramma van 535 woningen geformuleerd. Deze aanpassing gaat volgens mij verder dan de aanpassing waar de raadsbrief over spreekt. In ieder geval is het woningbouwprogramma van 535 woningen een stuk reëler dan de in het verleden gehanteerde uitgangspunten. Er is een forse stap terug gedaan, maar ook nu blijft bij onze fractie de vraag leven of deze stap terug voldoende is. Die mening is niet alleen gebaseerd op de te constateren verzadiging van de woningmarkt voor bepaalde type woningen, maar ook op een aantal cijfermatige overwegingen. In de raadsbrief wordt uitgegaan van een inwonertal van 86.365 in 1990. Ik heb het ver loop van het aantal inwoners in Leeuwarden in de afgelopen jaren eens gereconstrueerd en in een grafiek verwerkt. Ik constateer dat al een kleine twee jaar het bewonersaantal terug loopt. Op dit moment hebben wij ongeveer 85.054 inwoners. Dat is een verschil van ongeveer 1.300 ten opzichte van de in de raadsbrief genoemde prognose. Op dit moment beweegt de lijn zich uitdrukkelijk naar beneden toe. Ik ben benieuwd welke concrete overwegingen van de gemeente aanleiding zijn geweest om genoemd cijfer te formuleren. Het aantal van 1.300 inwoners betekent bij de huidige bewonersdichtheid per huishouding een woningbouwpro gramma van 500 woningen en dat aantal is niet niks, want dat is een compleet jaarprogram ma. Wij hebben zorgen of de verwachte bevolkingsgroei bewaarheid zal worden. Wij vragen ons af of het woningbouwprogramma toch niet sterk zal moeten worden aangepast. Ten aanzien van Camminghaburen zijn soortgelijke processen te onderscheiden. Ik wil verwijzen naar het woningbehoefte-onderzoek 1985 dat kort geleden is verschenen. Daarin wordt uitdrukkelijk geformuleerd en gesuggereerd dat de wenselijkheid van verdere woning bouw in Camminghaburen hoogst twijfelachtig is. In het programma wordt een en ander deels gevolgd. Geconstateerd kan worden dat verdere bouw in de sociale sector, met name in de woningwetsector, voor de komende jaren stopgezet is. In de planning is wel opgenomen de realisatie van 100 premiehuurwoningen en 100 premiekoopwoningen. Dit laatste aantal zal overigens door de markt waar gemaakt moeten worden. De vraag is of de realisatie van de premiehuurwoningen gewenst is, gezien in het licht van het zojuist genoemde woningbehoef te-onderzoek en de huidige leegstand in Camminghaburen. De huidige leegstand speelt zich hoofdzakelijk af in dezelfde sector waarin de premiehuurbouw zich ook pleegt te bewegen namelijk, zoals in de volksmond wordt genoemd, de gezinswoning. Juist in die sector staan er nogal wat woningen leeg. Het gaat dan ook nog met name om woningen die in de dure tijd zijn gebouwd, dus eind jaren zeventig. De vraag is hoe zich straks de prijsstelling verhoudt van de premiehuurwoningen ten opzichte van de woningwetwoningen. Zou juist het realise ren van de premiehuurwoningen, waarvan de huur wel eens lager zou kunnen zijn dan van de genoemde woningwetwoningen, aanleiding kunnen geven tot leegstand van andere wonin gen in Camminghaburen? Een heel belangrijk punt is - ik heb de wenselijkheid wat dat betreft aangevochten - dat wij op dit moment nog praten over realisatie van 200 woningen per jaar in Camminghaburen. Als men weet dat er nu nog in Camminghaburen lokatie is voor 4.000 woningen, dan zou er bij het huidige woningbouwprogramma 20 jaar nodig zijn om deze wijk verder vol te bouwen. Ik denk dat een en ander noopt - onze fractie heeft daar in het verleden wel vaker op aan 21 gedrongen - om ons te herbezinnen op de situatie in Camminghaburen. Wij vinden dat de be woners daar recht op hebben. Jaren geleden hebben wij hier de discussie gehad over het wervend karakter van Camminghaburen. Onze fractie heeft er op zich geen behoefte aan die stelling aan te vechten. Maar wij vinden wel dat binnen de nieuwe realiteit van een dusdanig drastisch teruglopend woningbouwprogramma opnieuw essentieel bekeken moet worden wat onze verdere toekomstvisie is op Camminghaburen. Daarbij zal een afbouwvariantop een niveau dat zinvol is voor Camminghaburen - daarbinnen moet voldoende eenheid gewaar borgd zijn die basis biedt voor een aantal essentiële voorzieningen in de wijk -terdege moeten worden overwogen. Dit waren mijn opmerkingen ten aanzien van het woningbouwpro- gramma. Ik heb ook nog een aantal opmerkingen over het verbeteringsprogramma van na-oorlogse woningen. Dit programma staat momenteel sterk in de belangstelling. Het congres van de Nationale Woningraad was daar ook aan gewijd. Kort geleden is er een zeer lezenswaardige en behartenswaardige notitie verschenen van een huurderswerkgroep over de toestand van de na-oorlogse woningen in Leeuwarden en de verbetering daarvan. Maar eerst een compli ment. Wij kunnen met zijn allen verheugd zijn over de mogelijkheid die Leeuwarden sinds kort heeft om alsnog over te gaan tot verbetering van de woningen in het Valeriuskwartier. Een compliment aan alle mensen die zich daarvoor hebben ingezet. Ik wil dan met name kij ken naar de betrokken wethouder, van wie ik weet dat hij zich de naad uit de broek heeft gesloft om een en ander te realiseren. Maar ik wil natuurlijk ook kijken naar de bewoners, die zich minstens even hard als de wethouder daarvoor hebben ingezet. Wij kunnen met ge noegen constateren dat nu alsnog een zeer essentieel verbeteringsprogramma voor een groot aantal woningen van start kan gaan. Morgenavond zullen wij dit feit vieren en ik wil daar graag bij aanwezig zijn. Tegelijkertijd is er echter zorg over de situatie, die overigens door de raadsbrief wordt gedeeld. Want wij moeten beseffen dat, gezien de realisatie van het verbeteringsprogramma Valeriuskwartier, de contingenten voor dit jaar en de komende jaren ruimschoots op zijn. De financiële regeling van de verbeteringsprogramma's leidt ertoe dat de financiële positie van diverse woningcorporaties en ook van het Gemeentelijk Woningbedrijf er zorgelijk voor komt te staan. Zo zorgelijk zelfs dat, indien de bestaande rijksregeling niet wordt aangepast, dat zal leiden tot verpaupering van diverse wijken in Leeuwarden. Terecht stelt de raadsbrief op bladzijde 7: "Wij zullen blijven aandringen" - onze fractie zal dat graag mee ondersteu nen - "op grotere contingenten en een verbetering van de subsidieregeling voor met name groot onderhoud aan na-oorlogse woningwetwoningen." Wij zullen in dit verband ook weer gebruik moeten maken van de inzet van bewoners, die ook zo belangrijk was met betrekking tot het Valeriuskwartier, om ons hiervoor richting Den Haag sterk te maken. Dan nog een paar opmerkingen over de kwalitatieve woningbehoefte. Met name wil ik een zaak naar voren brengen die, hoewel daar vaak genoeg over is gesproken, maar niet van de grond wil komen, namelijk de realisatie van woonruimte voor woongroepen. De huidige ver deling van het realiseerbare programma biedt op zich mogelijkheden om daarbinnen - ik denk dan aan de sector van de grote goedkope eengezinswoningen, maar dat kan nader worden bekeken - ruimte voor woongroepen te realiseren. Het is dan ook belangrijk dat wij er druk op uitoefenen dat er eindelijk eens in dat kader een programma wordt opgesteld. Op dit mo ment is er sprake van een vicieuze cirkel. Woningbouwverenigingen constateren te weinig groei in de vraag naar woonruimte voor woongroepen en woongroepen vallen uit elkaar omdat er niet op korte termijn aan hun wensen voldaan kan worden. Ik wil dit punt graag in de aandacht van het college aanbevelen en ik zal in de toekomst zeker navraag doen naar de ontwikkeling in deze. Mevrouw Visscher-BouwerVoor ons ligt de raadsbrief Planning woningbouw en woning verbetering 1986-1990. Hierin worden voorstellen gedaan omtrent de nieuwbouw en de ver betering van woningen in de komende jaren. Als groot knelpunt valt op het groot onderhoud aan na-oorlogse woningwetwoningen dat in de komende jaren zal moeten worden gepleegd, indien wij verpaupering van de betreffende buurten willen voorkomen. Alleen al in 1990 wordt een aantal genoemd van ongeveer 4.600 woningen. Zonder een additionele regeling van het rijk op de thans bestaande regeling zal het voor de corporaties niet mogelijk zijn dit groot onderhoud uit te voeren binnen het gewenste tijdsbestek. Des te verheugender is het dat er thans een oplossing is gekomen voor de flats in het Valeriuskwartier, door de terug- ploegregeling van het rijk via de provincie van toepassing te verklaren voor dit project bo ven de reguliere rijksregeling met betrekking tot de verbetering van na-oorlogse woning wetwoningen. Zo zal dan gelukkig eindelijk de schrijnende toestand in deze wijk kunnen worden opgeheven. De planning voor de nieuwbouwprojecten heeft onze instemming. Wel vindt onze fractie dat wij de bouw van HAT-eenheden (Huisvesting voor Alleenstaanden en Tweepersoonshuis houdens) goed in de gaten moeten houden. Hoewel de bouw van deze eenheden soms mis schien de enige mogelijkheid is, vooral in een bestaand gebouw, vinden wij toch dat de be hoefte aan deze eenheden zeer kritisch moet worden getoetst. Deze soort woningen heeft na-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 11