18
veel in politiek vaarwater terecht. De conflicten tussen de NCO en minister Schoo behoef ik
niet te beschrijven. De VVD ziet de NCO het liefst van het toneel verdwijnen. Het CDA wil
een NCO in afgeslankte vorm. De conclusie moet zijn dat de politieke verdeeldheid onder ons
volk te groot is voor een nationale aanpak. Op het gemeentelijk vlak ligt de zaak niet an
ders.
De bewustmaking kan aan kerken, politieke partijen en particuliere organisaties worden
overgelaten. De Nederlandse Organisatie voor Internationale Bijstand (NOVIB) is een van
de vier medefinancieringsorganisaties. De heer Gualthérie van Weezei, lid van de Tweede
Kamer voor het CDA, heeft kortgeleden gezegd dat de NOVIB, wanneer zij op deze manier
doorgaat, zich dreigt te vervreemden van een deel van haar achterban. Hij zei dit naar aan
leiding van de presentatie van drie organisaties op de gastpagina van de jongste najaarsca
talogus van de NOVIB. Het ging om Greenpeace, het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV) en
het Comité Zuidelijk Afrika. Wat Greenpeace betreft ziet de NOVIB duidelijk een relatie tus
sen milieu en ontwikkeling. Het IKV presenteert zich zelf duidelijk als een organisatie voor
ontwapening en ontwikkeling. En wij maar praten over vrede en ontwikkelingssamenwerking!
Het Comité Zuidelijk Afrika past hier duidelijk bij, omdat de NOVIB ook heel nadrukkelijk
tegen apartheid is. Het is niet voor het eerst dat de NOVIB in opspraak komt wegens linkse
sympathieën. Bewustwording ziet de NOVIB heel duidelijk als bevrijdingssamenwerking.
Meerdere organisaties - ik denk aan wat het Centrum voor Ontwikkelingssamenwerking
(COS) Friesland meldt in het verslag over het seizoen 1983-1984 onder de kop Peru-object -
hangen de zogenaamde bevrijdingstheologie aan, de theologie van de armen en verdrukten.
Oorspronkelijk sprak men zelfs van een theologie van de revolutie. De Bijbel kent geen on
voorwaardelijke vereenzelviging met de armen. Het totaal van organisaties overziende is er
voor mijn fractie onvoldoende draagvlak aanwezig. Het is mij te eenzijdig gericht.
Wat de financiële kant betreft het volgende. Ik zou het beter vinden wanneer de ge
meente de opbrengst van een actie onder de burgerij tot een bepaald bedrag aanvult. Wan
neer de gemeente garant staat voor de financiële bijdrage zal dit de offerbereidheid van de
burgerij niet stimuleren. Voor de continuïteit zal de bevolking zelf moeten zorg dragen.
B. en w. hebben inmiddels besloten om over te gaan tot het inkopen van zogenaamde so-
lidariteitskoffieDe koffie komt uit Guatemala. Het is van belang voor de strijd tegen de re
gering, "die met geweld regeert" en waartegen het verzet juist op het platteland toeneemt.
De koffie komt uit Nicaragua, geoogst van genationaliseerde plantages, grootgrondbezitters,
kleine boeren en coöperaties. De koffie komt uit Angola. Begin jaren zeventig was de leus:
Koffie voor Nederland, bloed voor Angola. Maar toen was Angola nog een kolonie van Portu
gal. Met de Portugezen verdwenen ook de vakmensen. (De heer Duijvendak: Vakmensen
waarin?) In koffie, want daar heb ik het over! De koffie-export liep daardoor terug tot een
vijfde. Het staatsbedrijf zorgt nu voor de verkoop. De koffie komt uit Tanzania. De Kring
loop bepleit dit uit solidariteit met het volk van Tanzania en de politiek die de regering
voert. Blijf trouw aan het Tanzaniaans socialismel Ik denk dat commentaar overbodig is. De
solidariteitskoffie past kennelijk binnen de in deze notitie geschetste uitgangspunten. Mijn
vraag aan het college is nog wel hoe de beroemde inspraak van het gemeentepersoneel is
verlopen. Gaat het zo dat, als de politiek het wil, over smaak niet valt te twisten?
Er zit nog geen cent in het fonds voor ontwikkelingssamenwerking. Maar de politiek be
last het fonds alvast met een kleine f. 4.000,
In het begin van mijn bijdrage aan de discussie heb ik aangegeven dat mijn fractie op
zich positief staat ten opzichte van ontwikkelingssamenwerking. De voor ons liggende uit
werking en de geformuleerde uitgangspunten accorderen echter niet met mijn visie.
De Voorzitter: Koffie!
De Voorzitter schorst, om 21.05 uur, de vergadering voor de pauze.
De Voorzitter heropent, om 21.30 uur, de vergadering.
De Voorzitter: Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de voortgezette behandeling
van agendapunt 25. De heer Duijvendak heeft het woord.
De heer Duijvendak: In de vergadering van de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden
is gebleken dat wij het in hoofdlijnen eens zijn met de Notitie Ontwikkelingssamenwerking.
Wij zijn blij dat b. en w. er toch nog in geslaagd zijn om dit onderdeel uit het collegepro
gramma tijdens deze raadsperiode uit te werken. Maar de notitie is niet meer dan een aanzet
tot beleid. Want hoewel wij het grotendeels eens zijn met wat er wel in de notitie staat mis
sen wij toch het een en ander. In de nota's die door PvdA en PAL zijn geschreven komt een
aantal van die aspecten, die wij in de voorliggende notitie missen, wel of uitgebreider aan
de orde. Hoe je tegen problemen van onderontwikkeling, uitbuiting, economische en militaire
afhankelijkheid, godsdienstige en culturele dominantie, schulden en honger aankijkt - welke
oplossingen je daar voor ziet - hangt af van de politieke standpunten die je huldigt. Dat
19
bleek ook helder uit het betoog van de heer Buurman. Je kunt er verschillend over denken.
Ik wil in de richting van de heer Buurman op dit moment slechts één vraag stellen. Heb ik
goed begrepen, mijnheer Buurman, dat u in feite vindt dat de materiële nood gelenigd kan
worden door de zogenaamde "self-reliance"-politiek en dat de geestelijke nood vooral gele
nigd zou moeten worden door een soort godsdienstig neo-kolonialisme? De PAL-analyse is
anders. De analyse die de notitie van b. en w. van deze problemen geeft onderkent naar on
ze mening te weinig de machtsverschillen die er tussen en binnen landen bestaan. Verschil
len tussen groepen, verschillen tussen klassen, verschillen tussen seksen en mensen van
verschillend ras. Wij hopen dat in de verdere ontwikkeling van dit beleidsterrein de ge
meentelijke analyse verdiept zal worden, omdat dit bijvoorbeeld voor goede keuzen met be
trekking tot land, project en doelgroep noodzakelijk is.
Ik wil iets verder ingaan op één aspect dat wij missen in de notitie, namelijk de relatie
tussen de gemeente en het bedrijfsleven daar waar het gaat om handel met dictatoriaal gere
geerde en/of racistische landen. In de PAL-nota wordt voorgesteld een toetsingskader op te
stellen, waarin normen zijn opgenomen voor het wel of niet inschakelen door de gemeente
van bedrijven die handelen met genoemde soort landen. Mocht b. en w. dit te ver gaan, dan
zou de gemeente ook een iets voorzichtiger stap kunnen nemen. Zij zou bijvoorbeeld kunnen
beginnen, in navolging van de gemeente Heerenveen, om aan de ondernemingen waarmee de
gemeente een zakelijke relatie heeft te vragen hun investeringen in Zuid-Afrika te staken.
Dat is vandaag de dag nogal actueel. Gelet op het feit dat een voorstel in die richting van
de radicaal-linkse fracties en D'66 in Heerenveen door b. en w. van die gemeente is overge
nomen, neem ik aan dat ook het Leeuwarder college bereid is om een zodanig voorzichtig
voorstel aan ons voor te leggen. Graag hoor ik een toezegging in die richting van de wet
houder.
Tot slot nog het punt waarvan wij vinden en vonden dat het wel uit de notitie weggela
ten had mogen wordennamelijk het nu al noemen van een land waarbinnen het Leeuwarder
project zal moeten gaan plaatsvinden. Wij zijn teleurgesteld dat b. en w. gemeend hebben dit
punt in de raadsbrief te moeten laten staan en dat voor een project in Peru gekozen moet
worden. Afgezien van het feit dat de argumenten die in de notitie voor Peru pleiten naar
mijn mening geen hout snijden, begrijp ik niet dat de wethouder tegen de wens van de
meerderheid van de commissie in hieraan toch wenst vast te houden. Daar komt bij dat tij
dens de commissievergadering bleek dat over deze voorlopige keuze noch met het Peru-pro
ject noch met het Latijns-Amerika Komitee Friesland contact was geweest en dat de daar aan
wezige vertegenwoordigers van deze groepen zelf twijfelden aan het door Leeuwarden reali
seren van een project in Peru. Politieke, inhoudelijke argumenten voor speciaal Peru ont
breken dus. Integendeel, door betrokken organisaties wordt er juist op aangedrongen om nu
niet die keuze te maken. B. en w. kunnen wel in een prachtige volzin in de raadsbrief
schrijven dat het misschien toch best wel Peru kan worden als er, mits, enz. Feit is dat de
externe overlegcommissie zal moeten beginnen met het aandragen van argumenten voor en
tegen Peru en dat het niet gewoon een open kwestie is gebleven zoals de meerderheid van de
commissie bepleit heeft.
Wat moet je nu als fractie met zo'n halsstarrige wethouder? Met een motie komen om Peru
niet te noemen om alle bovengenoemde redenen? Zelf met een land komen, bijvoorbeeld Nica
ragua, als b. en w. per se willen vasthouden aan het nu al noemen van een land? Of er nog
maals bij de wethouder op aandringen om Peru te schrappen en er bescheiden op te wijzen
dat er niets onfatsoenlijks aan is om een voorstel terug te nemen? Dat laatste doen wij dus
maar.
Mevrouw De Jong: Ik ben bijzonder blij met de Notitie Ontwikkelingssamenwerking. Het
is terecht dat het uitgangspunt ontwikkelingssamenwerking is en dat het project is gericht
op het bereiken van de allerarmste doelgroepen. Ik vind het ook zeer terecht dat het college
er vanuit gaat dat het ieders verantwoordelijkheid is hoe en in welke omstandigheden zijn of
haar naaste leeft. Het college is niet aan deze verantwoordelijkheid voorbijgegaan en heeft
die niet overgelaten aan het rijk of het particulier initiatief. Gelukkig heeft het hier zelf in
vulling aan willen geven. Ik ben daar bijzonder blij mee. Het is ook zeer terecht dat het col
lege deze problematiek onderkent en daar invulling aan wil geven.
Het college stelt een stijging voor van de hulp aan de allerarmsten, ondanks de eigen
beroerde financiële middelen en het steeds teruglopen daarvan. Ik juich dat voorstel van
harte toe, mijnheer de voorzitter. Ik hoop dat ook anderen daar een voorbeeld aan zullen
nemen.
Het is uiteraard een beschamende zaak dat wij vanuit onze welvaart, ondanks onze
slechte financiële positie, een stuk nood gaan lenigen dat eigenlijk veel te klein is. Er is een
schrijnende nood te constateren in de wereld om ons heen. Wat wij doen is in feite maar een
heel kleine druppel op een ontstellend gloeiende plaat. Ondanks dat, wij proberen iets te
doen.
De notitie die voor ons ligt is een goede notitie, waar ik het in grote lijnen mee eens
ben. Uiteraard zijn er zaken die daarin gemist worden, maar ondanks dat ligt er een aanzet
om te komen tot een samenhangend beleid. Ik ben daar bijzonder blij mee.