24
eerste plaats de zending en in.de tweede plaats alle activiteiten die rondom deze zending
plaatsvinden. In dat verband wil ik een organisatie noemen als de Verre Naaste, waarvoor
door een kleine kerkelijke gemeenschap van 100.000 leden, inclusief alle kleine kinderen, per
jaar 2,5 miljoen gulden wordt samengebracht. Dat betekent dus f. 25,— per kerklid, inclusief
de kleine kinderen. Ik wil hiermee zeggen dat het wel wat onheus is om een opmerking te
maken zoals de wethouder gedaan heeft. Wij zijn wel degelijk bereid om bedragen van de ge
meente ter beschikking te stellen, maar ik vind dat ik - ik zeg dit even in de richting van
mevrouw De Haan - wat deze hele materie betreft mijn eigen visie mag en moet hebben. Als
ik er hier en daar wat kritisch tegenover sta - ik zou graag willen dat ik er positief tegen
over kon staan - dan is dat mijn goed recht. Ik meen te mogen stellen dat ik een en ander
heel duidelijk verwoord heb. Het kan zijn dat een opmerking mijnerzijds soms hier en daar
wat gevoelig overkomt, maar ik geloof dat men politiek de opdracht heeft om ergens door
heen te prikken. Als ik bijvoorbeeld zeg dat de benaming vredesopvoeding zonder meer
suggestief is, dan zal een ander dat onaangenaam vinden. Maar ik prik daar doorheen, want
het is toch wel duidelijk gezegd dat vredesopvoeding opvoeding is tot ontwapening.
De wethouder heeft aan verschillende organisaties die ik genoemd heb verder geen com
mentaar verbonden. Maar ik zeg nogmaals dat ik ten aanzien van de Nationale Commissie
Voorlichting en Bewustwording Ontwikkelingssamenwerking (NCO) heb gewezen op het feit
dat daar een stroming is die ons allen niet alleen bewust wilde maken van de problemen van
de Derde Wereld, maar ook van de in haar ogen enig juiste oplossing, namelijk maatschappij
hervorming naar marxistisch model. Ik vind dat wel degelijk een opmerking waar je niet zo
zonder meer aan voorbij kan gaan.
Toen ik het Centrum voor Ontwikkelingssamenwerking (COS) Friesland noemde, heb ik
dat ook in verband gebracht met de zogenaamde bevrijdingstheologie, ook wel genoemd de
theologie van de revolutie. Nou dat is nogal wat.
Ten aanzien van de advertentie op de gastpagina heb ik gewezen op Greenpeace, het
Interkerkelijk Vredesberaad (IKV) en het Comité Zuidelijk Afrika. De wethouder is wel zo
politiek ervaren dat hij daar alleen Greenpeace uitpikt. Ik heb de heer Gualthérie van Wee
zei goed en juist willen citeren. Ik heb drie organisaties genoemd, maar de wethouder is niet
ingegaan op het IKV, dat zich duidelijk presenteert als een organisatie voor ontwapeningen
ontwikkeling, en het Comité Zuidelijk Afrika.
Mevrouw De Jong heeft nog een opmerking gemaakt over voorbeelden die ik heb aange
haald, namelijk een Afrikaans en een ander voorbeeld. U hebt toch wel de bedoeling begre
pen, mevrouw De Jong. Het ging om de ontwikkelingssamenwerking op zich, dus de zelfacti
viteit. Daarnaast blijft natuurlijk het lenigen van de nood, van armoede, enz.
Ik dank u wel, mijnheer de voorzitter.
De heer DuijvendakIk wil nog kort op drie punten ingaan.
In de eerste plaats de projectkeuze. Ik vind dat de wethouder daar toch wat mystifice
rend over praat en daarin wordt gesteund door de CDA-fractie. De woordvoerder van de
CDA-fractie heeft in eerste instantie gezegd dat de keuze van het project nog een open
kwestie is, die ook in de raadsbrief open gehouden zou worden. Volgens mij klopt dat ge
woon niet en dan verwijs ik naar wat er in de Notitie Ontwikkelingssamenwerking op pagina
22, onder 2.3.2. staat: het te ondersteunen project dient bij voorkeur te zijn gesitueerd
in Peru;" Eerlijk gezegd lijkt mij deze opmerking voor weinig meerdere uitleg vatbaar. Na
tuurlijk wordt er in de raadsbrief wel gezegd dat, wanneer mocht blijken uit het overlegor
gaan dat de keuze niet juist is, daar dan op wordt teruggekomen, maar het gaat er nu om
dat een en ander gewoon een open kwestie moet blijven. Ik vind dat de wethouder op geen
enkele manier argumenten heeft aangedragen waarom die zaak nou zo nodig op dit moment al
vastgepind moet worden.
Een ander argument voor genoemde projectkeuze is dat moet worden aangesloten bij wat
er is. Mevrouw De Haan heeft er terecht op gewezen dat je dan veel meer landen zou kunnen
noemen, die in Leeuwarden misschien wel meer leven op dit moment dan Peru. In dat kader
heb ik Nicaragua ook aangehaald, want dat land zal ook bij bepaalde mensen in Leeuwarden
leven. Zo kan je dus met elkaar nagaan welk land op een gegeven moment misschien onder
de bevolking leeft.
Voor onze fractie is het volstrekt onduidelijk waarom er op dit moment voor Peru geko
zen moet worden. Daarnaast is het zo dat Peru een provinciale keuze is geweest. Wat de cri
teria van de provincie betreft moet je je afvragen in hoeverre die direct overplaatsbaar zijn
naar de criteria die je als gemeente moet hanteren. Het feit dat de provincie met name kiest
voor een agrarische provincie, wil niet zeggen dat Leeuwarden bijvoorbeeld ook een bij uit
stek agrarische plaats is. Zo zal je al die criteria stuk voor stuk langs moeten gaan.
De wethouder zegt dat Opper Volta afviel en dat, als je uitgaat van de keuze tussen
twee landen, Peru dan overblijft. De wethouder heeft wat Opper Volta betreft met deskundi
gen gesproken die tegen die keuze waren. Wat Peru betreft blijken de mensen die daarmee
bezig zijn dan plotseling geen deskundigen te zijn, want die zijn in het vooroverleg niet
eens geraadpleegd. Het Latijns-Amerika Komitee en de mensen van het Peru-project bij het
25
Centrum voor Ontwikkelingssamenwerking (COS) Friesland wisten niets van deze keuze af
voordat zij het raadsvoorstel kregen en hebben in de commissie duidelijk gezegd dat ook zij
er niet voor zijn om die keuze nu te maken. Dus ook dat argument van de wethouder vind ik
zwak. Vandaar dat wij gewoon verzocht hebben om de keuze niet nu te maken en ook niet
aan de raad voor te houden, maar die alsnog in te trekken en als open kwestie voor te leggen
aan de externe overlegcommissie, die wij vanavond in principe zullen instellen. Dus nog
maals het verzoek aan de wethouder om de argumenten een keer te wegen en daaraan niet
halsstarrig vast te blijven houden.
Het tweede punt betreft de economische contacten, de contacten met het bedrijfsleven.
Ik heb in de commissie gepleit voor een algemeen toetsingskader. Het is mij daar gebleken
dat het bij dit college van b. en w. niet haalbaar is om daar verder over door te praten.
Het lijkt mij een goede zaak op het moment dat het rapport verschijnt waar de wethouder
naar verwees, het SOMO-rapport (Stichting Onderzoek Multinationale Organisaties) - dat
lijkt heel interessant te worden -, ook te bekijken in hoeverre een toetsingskader van nut
zou kunnen zijn
Ik heb vanavond niet verder over het toetsingskader gesproken, maar heb het punt aan
de orde gesteld dat b. en w. van Heerenveen een voorstel aan de raad hebben gedaan om be
drijven waarmee de gemeente contact heeft te vragen af te zien van verdere investeringen in
Zuid-Afrika. Dat betekent dus niet, zoals de wethouder suggereerde, dat wij ons dan nu
plotseling met buitenlandse politiek zouden gaan bezighouden in andere zin dan bijvoorbeeld
bij de Krugerrand het geval was. Een en ander betekent dat je de bedrijven waar de gemeen
te Leeuwarden contact mee heeft vraagt af te zien van investeringen in en andere economi
sche contacten met Zuid-Afrika. Dat lijkt mij wel het meest minimale wat je op dit moment als
gemeente Leeuwarden zou kunnen doen. Ik hoop in tweede instantie op een positiever ant
woord van de wethouder, want anders kan de raad op korte termijn een initiatiefvoorstel in
die richting van onze fractie verwachten.
Tot slot het derde punt, waarbij ik nogmaals wil ingaan op het betoog van de heer
Buurman. Ik ga niet een negatief verhaal houden. Ik heb in eerste instantie een duidelijke
vraag gesteld naar aanleiding van de bijdrage van de heer Buurman. De reactie van de
PvdA op die bijdrage was ons uit het hart gegrepen. Ik wil de zaak even omkeren en de
heer Buurman voorhouden dat wij het wat betreft één uitspraak met hem eens zijn. Het gaat
namelijk over de opmerking over de vis en de hengel. Als ik goed ben ingelicht, mijnheer
Buurman, dan is die uitspraak gedaan door iemand die zo'n "enge" marxist was, namelijk
Mao Tse Tung.
De heer Heere (weth.): Een korte reactie, mijnheer de voorzitter. Ik heb mevrouw De
Haan nu beter begrepen dan in eerste instantie voor wat betreft de rol van de vrouw. Zij
heeft daarbij met name ook gewezen op de bewustwordingsactiviteiten. Wij zullen daar zeker
ook aandacht aan besteden. Haar vragen over de thee en de suiker zullen wij in een later
stadium proberen te beantwoorden.
De heer IJestra heeft nog een vraag gesteld over de financiële toetsing. Ik heb die
kwestie zojuist in meer algemene zin willen beantwoorden, door te zeggen dat wij voorlopig
beginnen met die f. 10.000,Het zal van het project afhangen of dat bedrag per jaar wel of
niet genoeg is en in welk jaar wij daarmee beginnen. Als dat bedrag niet genoeg mocht zijn,
dan komen wij nog een keer bij de raad terug om dat te laten verhogen. Mocht het bedrag
lager worden, dan vloeit het restant vanzelf terug in het fonds en dan doen wij daar vervol
gens andere dingen mee. Zo zal een en ander ongeveer werken.
De heer Boelens is verder akkoord gegaan.
De heer Buurman heeft nog een aantal opmerkingen gemaakt. Ik ga alleen nog even in
op de kwestie van de Nationale Commissie Voorlichting en Bewustwording Ontwikkelingssa
menwerking (NCO). Ik ben daar met nadruk niet op ingegaan, omdat ik vind dat dat een
zaak van landspolitiek is. Minister Schoo is daar uitvoerig mee bezig en heeft daar een aan
tal uitspraken over gedaan. Bovendien houdt de Kamer zich met deze kwestie bezig. Ik vind
dat je je als gemeentebestuur daar dan niet verder mee hoeft te bemoeien. De NCO is een
door de rijksoverheid ingestelde adviescommissie, waar ook gemeenten gebruik van kunnen
maken. Als men ons zou adviseren in wat voor zin dan ook en die zin zou ons niet aanstaan,
dan zijn wij oud en wijs genoeg om het dan anders te doen. (De heer Buurman: Dat hoop
ik!) Dat hoopt u, wel daar ga ik vanuit. Daarmee heb ik dacht ik de rol van de NCO verder
voldoende besproken.
De heer Buurman wijst ook nog op bijdragen die vanuit kerk en zending - ik voeg daar
ook missie aan toe - worden gegeven. Uiteraard weet ik dat en waardeer ik dat. Alleen hier
kom ik toch weer het merkwaardige verschil van opvatting tegen dat wij kennelijk hebben
als het gaat om de vraag wat nou de rol van de kerk is en wat de rol van de staat behoort te
zijn. Over dat laatste hebben wij het hier. Wij hebben het hier over de rol van de wereldlij
ke overheid ten aanzien van dit onderwerp. Daar zijn wij mee bezig en daar wilt u, mijnheer
Buurman, niet aan meedoen constateer ik. Ik wil het daarbij laten. (De heer Buurman: Dat
heb ik ook gemotiveerd.